BIM - Digitale bouwrevolutie
Chris Slaets Confederatie Bouw Limburg

BIM - Digitale bouwrevolutie

Sector - Bouw

De bouw was lang een traditionele, eerder behoudsgezinde sector. Met enige vertraging breekt de digitale revolutie nu echter aan een snel tempo door. “We gaan de volgende jaren onmenselijk grote stappen vooruit zetten. We zien geen evolutie, maar een digitale revolutie. Opdrachtgevers zullen eisen dat er digitaal gewerkt wordt. Onze ondernemers ervaren op de werf dat ze moeten meegaan of noodgedwongen afhaken”, aldus Chris Slaets, directeur van Confederatie Bouw Limburg.

STERCK. Waar zit die digitalisering in?

Chris Slaets: “Het begint al bij de aanbesteding voor overheidsopdrachten die nu elektronisch gebeurt. Iets dat 5 jaar geleden ondenkbaar was, is nu de norm voor de Vlaamse overheid. Onze ondernemingen moeten daardoor een shift maken. Ook de bouwaanvraag gebeurt intussen volledig digitaal. Het systeem staat nog niet helemaal op punt, maar de klok zal niet meer teruggedraaid worden.

Centraal in het verhaal staat BIM (Building Information Modeling), een methode om tussen de verschillende bouwpartners op gestructureerde wijze informatie uit te wisselen. Men doet dat door het volledige bouwproces op een gestructureerde manier te organiseren en gebruik te maken van digitale 3D-technieken. Tot een paar jaar geleden dacht men dat dit enkel voor de grote bedrijven weggelegd was, maar het sijpelt intussen al door naar alle onderaannemers tot en met bijvoorbeeld de installatiebedrijven en de technieken.”

Chris Slaets

Aanpassen

STERCK. Voor de middelgrote en kleine bouwbedrijven lijkt dat een grote stap?

Slaets: “Ze worden gedwongen om mee te gaan. Maar ook de grote algemene aannemingsbedrijven hebben de shift moeten maken om de eerste keer ‘een project in BIM te steken’. Ze hebben zich moeten aanpassen. Het was niet omdat de ontwerp- en engineeringsafdeling al in BIM werkten, dat ook de uitvoering op de werf kon volgen. Het BIM-team van bouwbedrijf Kumpen stelt bijvoorbeeld alle tekeningen digitaal ter beschikking van hun onderaannemers. Die kunnen het via een plug-in op hun iPad op de werf bekijken. Het plan wordt nog wel uitgeprint, maar alle details zijn ook volledig digitaal beschikbaar. BIM heeft het grote voordeel dat je een nulpunt hebt waarop iedereen gaat interveniëren. Men werkt zo altijd op de laatste versie van het plan.”

STERCK. Voor BIM werd er toch ook al digitaal getekend?

Slaets: “Het grote verschil is dat de verschillende partijen zoals de algemeen aannemer, de architect, het engineeringbureau en het installatiebedrijf allemaal op hetzelfde plan werken. Je gaat eigenlijk twee keer bouwen: een keer virtueel tot in detail en een keer in realiteit. Je ziet in het digitale plan al op voorhand welke problemen en knelpunten er ontstaan. En je kan die problemen dus ook al oplossen voor ze zich in werkelijkheid stellen. Je kan veel vroeger in het proces ingrijpen. In het verleden werden die knelpunten pas op de werf zelf opgelost, vaak als de werken al in uitvoering waren.

Je gaat eigenlijk twee keer bouwen: een keer virtueel tot in detail en een keer in realiteit.

Een project gaat in totaliteit nu niet minder tijd in beslag nemen. Maar je ziet wel dat de uitvoeringstijd op de werf veel korter wordt omdat het voorbereidingsproces intensiever is. Je wordt voor een stuk ook gedwongen om in een bouwteam te werken. Je moet op voorhand zeggen met welke partners je gaat samenwerken.”

Aannemers vs. architect

“De technologische evolutie verandert de spelregels van het bouwproces”, stelt Chris Slaets. “Door de wet van ’69 is de architect de enige verantwoordelijke voor het conceptuele van een bouwwerk. Maar vandaag zijn we door BIM allemaal een stuk concept aan het creëren. De verschillende partners grijpen in op het ontwerp en het bouwproces en wie is dan nog eigenaar van het concept? Dat is voor mij een groot vraagteken. Het kunstzinnige puur architecturale is uiteraard altijd eigendom van de architect. Maar het puur (bouw)technische verhaal gaat eigendom worden van een team. Architecten zien hun rol noodgedwongen veranderen, ook al horen ze dat misschien niet graag. We zijn trouwens één van de weinige landen waar op dit moment een effectieve technische samenwerking in bouwteam juridisch nog niet mogelijk is. Dat gaat volgens mij op korte termijn veranderen.”

Doorlooptijd verkort

STERCK. Ook het aankoopproces van de algemeen aannemers verschuift?

Slaets: “Vroeger wist je pas zes tot twaalf weken op voorhand wat op je afkwam op de werf. Zeker in de grotere projecten gebeurt het aankoopproces nu veel vroeger. Zo kan men de expertise van de leveranciers al betrekken in het design en zo snel mogelijk met probleemoplossing starten. Ook installateurs en techniekers werken mee in dat BIM-model, zodat ze tijdig fouten kunnen zien en vermijden. Het betekent een hele shift in het denkpatroon van onze aannemers. Ze zijn het niet gewoon om die aankoopfase zo vroeg te leggen.”

STERCK. Die evolutie stimuleert ook de preproductie van heel wat bouwelementen?

Slaets: “De grootste winsten en marges zijn op dit moment niet meer te halen op materiaal en middelen, maar wel op de verkorting van het doorloopproces. Een bouwfirma heeft x-aantal mensen en x-aantal financiële middelen. Hoe kan je die op een zo kort mogelijke tijdspanne inzetten en daarna meteen in een nieuw project gebruiken? Doorlooptijdverkorting is de grootste winst die je binnen een bouwproces kan realiseren. En daar speelt prefabricatie van bouwelementen een belangrijke rol in. Hoe meer je daarop kan inzetten, hoe beter je rendement wordt.”

Slimme handen

STERCK. Dat ­verandert het beroep op de werkvloer ook?

Slaets: “De bouw kende vroeger ontzettend veel handenarbeid. Men moest zoveel mogelijk meter maken. Nu wordt er veel meer gewerkt met prefab- en gestandaardiseerde elementen, die op de werf geassembleerd worden. We gaan niet minder mensen nodig hebben, maar wel andere mensen. Slimme handen die in de praktische uitvoering meedenken met de klant. We weten nu veel meer over wat er in het proces gebeurt. We kennen onze systemen ook stukken beter.

Gespecialiseerde techniekers gaan problemen op de werf oplossen. Daarvoor heeft men in veel bedrijven geen twintig medewerkers beschikbaar. Die specialisten gaan daarom in de toekomst vaak in het atelier of kantoor zitten en assistent-techniekers de werf opsturen om het probleem via aansturing op afstand op te lossen. En probleemdetectie wordt verder geïndustrialiseerd door datamining op grote schaal. Dat is geen sciencefiction, maar realiteit.”

STERCK. Wat betekent dat voor de vele kleine aannemers die nog ambachtelijk werken?

Slaets: “Ook zij zullen zich moeten aanpassen. De overheid legt trouwens al lang normen op voor energieprestaties, ventilatie, … Vroeger werd niet naar een koudebrug gekeken. Nu word je daar in luchtdichtheidstesten op afgerekend voor je EPC-score. Een bouwheer pikt het niet meer dat er onvolkomenheden in zijn woning zijn. Ook de meer ambachtelijke werkwijze zal meegezogen worden in dat verhaal. Misschien iets trager, maar het zal doorsijpelen tot op de laagste sport van de bouwondernemingen. Iedereen zal op een hoger niveau getild worden.

We zien dat trouwens ook in de aanwervingen die momenteel gebeuren. Het aantal opleidingen bachelor bouwkunde is verdubbeld in Vlaanderen, maar iedereen die er nu afstudeert heeft werk. Het puur uitvoerende werk verplaatst zich naar meer coördinerende taken. De taak van werfvoorbereider bestond vroeger niet, nu is dat een veel gevraagde job.”

Chris Slaets

STERCK. Zal de nood aan buitenlandse arbeidskrachten daardoor afnemen?

Slaets: “Het pure meterwerk wordt op dit ogenblik vooral geïmporteerd via officiële tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten waar we niet meer zonder kunnen. We komen vanuit een crisis waarin we gedwongen waren om naar rendementen en marges te kijken. De bouwbedrijven zijn processen gaan optimaliseren om de loonkost te minimaliseren. Daardoor zijn andere processen in gang gezet: de voorbereiding verbeteren, vermijdbare faalkosten uitschakelen, het bouwproces beter organiseren, … Een arbeider kost nog altijd 35 à 40 euro per uur. Op 10.000 werkuren kan je met een klein verschil in optimalisatie al een groot rendement creëren. Procesoptimalisatie via digitalisering en industrialisering (voorbereiding in een productiehal) heeft een belangrijke impact op het rendement.”

STERCK. Staat het digitaliseringsproces gelijk aan BIM?

Slaets: “BIM is er een wezenlijk onderdeel van. Als bouwheer wil je een blijvend proces en feedback hebben. Wat is er veranderd aan het plan? Op welke manier? En welke gevolgen heeft dat bijvoorbeeld voor de verwarmingsketel? Hoe weet je in een groot gebouw nog welke leidingen waar lopen? Je krijgt via BIM een volledig informatiemodel dat je kan gebruiken voor toekomstige service en onderhoud. Daar kan je verder op bouwen.”

Aannemers vs. architect

“De technologische evolutie verandert de spelregels van het bouwproces”, stelt Chris Slaets. “Door de wet van ’69 is de architect de enige verantwoordelijke voor het conceptuele van een bouwwerk. Maar vandaag zijn we door BIM allemaal een stuk concept aan het creëren. De verschillende partners grijpen in op het ontwerp en het bouwproces en wie is dan nog eigenaar van het concept? Dat is voor mij een groot vraagteken. Het kunstzinnige puur architecturale is uiteraard altijd eigendom van de architect. Maar het puur (bouw)technische verhaal gaat eigendom worden van een team. Architecten zien hun rol noodgedwongen veranderen, ook al horen ze dat misschien niet graag. We zijn trouwens één van de weinige landen waar op dit moment een effectieve technische samenwerking in bouwteam juridisch nog niet mogelijk is. Dat gaat volgens mij op korte termijn veranderen.”

Renovatiemarkt

STERCK. Heeft die digitale revolutie dezelfde impact op de groeiende renovatiemarkt?

Slaets: “Kijk naar het huidige gebouw van Confederatie Bouw Limburg. Dat is negen jaar geleden gebouwd. We hebben alles op plan, maar we hebben het niet digitaal. Een gespecialiseerd bedrijf is nu met een robot door de gangen gegaan om een puntenwolk van heel het gebouw te maken. Zo wordt de bestaande locatie volledig gedigitaliseerd, inclusief alle stopcontacten, aansluitingspunten, … We hebben daarnaast een proefproject lopen met de PXL waarbij we in bestaande gebouwen een 3D-scanning doen om de huidige stand van zaken van het gebouw in kaart te brengen en zo duidelijke informatie te verschaffen aan aannemers.

We evolueren naar een circulaire economie. Onder meer de Europese regelgeving dwingt ons om bij alle materialen die we in een gebouw gebruiken al rekening te houden met hoe we het terug moeten afbreken. We gaan naar de identificatie en inventarisatie van alle mogelijke bouwelementen en materialen. Zo krijg je een immens grote databank. Ook in ­renovatie zal dit dus een rol spelen.”

STERCK. Die ontwikkelingen bieden kansen voor bouwbedrijven?

Slaets: “Vroeger bouwde een aannemer je gebouw en zag je hem in het beste geval na 20 of 25 jaar terug als je nog eens ging bouwen. Vandaag denken onze bedrijven niet alleen mee in de fase van design & built, maar ook in de onderhoudsfase die erop volgt. Heel wat van onze ondernemingen hebben een onderhoudsteam dat een duurzame relatie wil opbouwen met hun opdrachtgever. Het zijn aparte businessunits binnen het bedrijf. Dat was vroeger ondenkbaar. Ik noem dat ‘closing the circle’.

Digitalisering: nog hele weg af te leggen

De Confederatie Bouw organiseerde in de aanloop van haar BouwForum 2017 een enquête bij haar leden over de digitalisering in de ­sector. 272 aannemers reageerden. Uit de resultaten blijkt dat er nog een hele weg af te leggen is.

  • 30% van de aannemers kent digitale technologieën. Gemiddeld worden ze momenteel door 5% van de bouwbedrijven die op de enquête antwoorden gebruikt.
  • Bij de gebruikers is de tevredenheid groot. De meerderheid van de niet-gebruikers ziet er het nut niet van in.
  • De meerderheid van de respondenten vindt digitale technologieën niet onontkoombaar. 90% van de gebruikers vindt van wel.

En het gaat verder naar de financiering toe met het toenemend belang van pps-constructies. De overheid stelt meer en meer de vraag om mee te financieren en mee te exploiteren. Onze grote bouwbedrijven zijn daar klaar voor en gaan daar ook in mee. Een aanbestedende overheid kan dankzij zo’n samenwerking meer realiseren met minder eigen middelen. De verschuiving van de lasten en lusten ligt ook anders. Het risico van een bouwonderneming lag vroeger puur in de uitvoeringsfase en verschuift nu mee naar de concept- en studiefase, heel vroeg in proces. Die rol is niet voor iedereen weggelegd, maar wel voor een deel van de grotere bouwbedrijven. En of je deze evolutie nu goed of slecht vindt, het is de markt die dit dicteert en dat draai je niet meer terug.”

Top5 meest gelezen
    Top5 gedeelde artikels