Laakdal (16.000 inwoners) en Meerhout (10.500 inwoners) zijn landelijke en agrarische gemeenten. Aan de rand van het Albertkanaal vindt er echt ook heel wat industriële activiteit plaats. Al vele jaren is er een goede samenwerking tussen beide gemeenten die in de toekomst alleen nog maar zal toenemen om de bestuurskracht te garanderen.
STERCK. Hoe ziet het economisch landschap eruit in jullie gemeenten?
Gielis: “Wij tellen onder meer 850 zelfstandigen, een 50-tal ondernemingen gelegen op bedrijventerreinen en 38 land- en tuinbouwbedrijven en paardenstoeterijen. Onze gemeente is de vestigingsplaats van wereldspelers zoals Nike en BP Chemicals. Laakdal beschikt over 4 ENA-zones (Economisch Netwerk Albertkanaal) en twee KMO-zones. Door de uitbreiding van het bedrijventerrein aan de Nikelaan werden heel wat arbeidsplaatsen gecreëerd.”
Een grote uitdaging voor de toekomst is kansen geven aan de kleine handelaars.
Engelen: “Vooral de kleinhandel en detailzaken zijn goed vertegenwoordigd in Meerhout. Hoewel grote industriële ondernemingen minder aanwezig zijn, bevinden Exxon en de WTC-terminal zich toch op ons grondgebied. Ook KMO’s zijn niet weg te denken. Vaak gaat het dan om bedrijven die landelijke bekendheid genieten zoals Willems Veranda’s en Mina Wafels. Graag vermeld ik ook een aantal slibverwerkingsbedrijven. We beschikken voorts over diverse KMO-zones. Vanuit het structuurplan dat in 2006 opgesteld werd vanuit Vlaanderen mogen we op termijn nog uitbreiden met een aaneengesloten bedrijventerrein met een totale oppervlakte van 5 hectare, afhankelijk van de vraag. We denken momenteel volop na hoe we dit concreet zullen invullen.”
STERCK. Wat zijn de belangrijkste uitdagingen op het niveau van de lokale economie?
Engelen: “Een dossier dat al langer aansleept situeert zich in de KMO-zone Lil waar een aantal bedrijven gevestigd zijn die op termijn willen uitbreiden en overschakelen naar een detailhandel. Het gebied is echter structureel en kadastraal niet goed ontwikkeld. Uiteindelijk bleken de voorwaarden van bovenaf en de administratieve rompslomp te zwaar om dit dossier positief te kunnen afhandelen. Vorige maand hebben wij de procedure stopgezet. Dit betekent echter niet dat de studie helemaal verloren is, als de omstandigheden gunstig zijn trachten we nieuwe opportuniteiten aan te boren.”
Gielis: “In tegenstelling tot de grotere steden en gemeenten wordt Laakdal veel minder geconfronteerd met problematische leegstand en het fenomeen van de baanwinkels. We zijn zelfs een van de weinige Vlaamse gemeenten waar de leegstand de voorbije jaren is afgenomen. We merken wel dat de ketenwinkels ook in onze gemeente terrein winnen. De voorbije jaren zijn er verschillende grote winkelpanden bijgekomen, terwijl kleinere panden verdwenen. Ervoor zorgen dat kleine handelaars de nodige kansen krijgen en dat er een gevarieerd winkelaanbod blijft bestaan, is een belangrijke uitdaging voor de toekomst.”
STERCK. Hebben jullie als gemeentebestuur voldoende instrumenten in handen om de werkgelegenheid in de eigen gemeente te stimuleren?
Gielis: “Er is een tewerkstellingscoördinator voor de gemeenten Laakdal/Meerhout/Geel. Zij bereidt het beleid voor in het kader van werkgelegenheid en sociale economie voor de drie besturen. Daarnaast is een ‘Forum werk en sociale economie’ actief waarin de drie gemeentebesturen, OCMW’s, VDAB en relevante middenveldorganisaties hun krachten bundelen en samen projecten en ideeën uitwerken.”
Engelen: “De tewerkstellingscoördinator bundelt alle krachten en onderzoekt welke pistes we kunnen bewandelen op het vlak van werkgelegenheid. Zij is zeer goed op de hoogte van de wetgeving en informeert de drie gemeentebesturen over mogelijke opportuniteiten onder meer op het vlak van sociale tewerkstelling.”
STERCK. Kleinhandel en horeca hebben het vaak niet gemakkelijk in kleinere gemeenten. Hoe ziet jullie beleid eruit voor deze doelgroepen?
Engelen: “In Meerhout beschikken we over vijf supermarkten. Maar daarnaast trachten wij ook zoveel als mogelijk de lokale handel kansen te bieden. Op die manier kunnen de inwoners minimaal de primaire levensbehoeften in hun eigen dorp vinden, zonder dat ze daarvoor verre verplaatsingen moeten doen. Anderzijds stellen we ook vast dat heel wat inwoners voor hun inkopen zich niet gebonden voelen aan hun eigen omgeving. Ook de opkomst van online aankopen mag niet onderschat worden, de lokale detailhandel voelt dit natuurlijk heel erg.”
Gielis: “Een beleid voor kleinhandel en horeca kan maar slagen indien het verweven is met andere beleidsdomeinen. Zo werken wij aan de verfraaiing van de dorpskernen met aandacht voor parkeergelegenheid. Daarnaast ondersteunt het gemeentebestuur op financieel, materieel en infrastructureel vlak organisaties van evenementen en buurtfeesten. Evenementen brengen leven in de dorpskernen en geven zo een impuls aan de detailhandel en horeca. Als steunmaatregel moedigen we kleinhandel en horeca aan met een starterspremie.”
Mobiliteit
STERCK. In hoeverre is mobiliteit een belangrijk issue voor jullie landelijke gemeenten?
Engelen: “Een van de belangrijkste troeven in het centrum van Meerhout is de ruime gratis parkeergelegenheid, wat de lokale handelaars en horeca zeker toejuichen. Een doorn in het oog is wel het groot aantal vrachtwagens dat dagelijks door de dorpskern van Meerhout dendert. Uit eigen steekproeven komen we op meer dan 1.000 vrachtwagens per dag die vanaf de ring van Mol naar de E313 rijden. Het zou een goede zaak zijn mocht de ring van Mol verder ontsloten worden zodat de omliggende dorpen van verkeersoverlast bespaard blijven.”
“Er denderen 1000 vrachtwagens per dag door de dorpskern van Meerhout.”
Tine Gielis: “De ontsluiting van de Nikelaan richting Ham, ontlast nu in ieder geval de dorpskern van Vorst-Meerlaar van vrachtvervoer. Uit een recente bevraging van bezoekers en inwoners van Laakdal door het Agentschap Innoveren en Ondernemen bleek dat onze gemeente positief beoordeeld wordt op het vlak van parkeergelegenheid en bereikbaarheid van onze winkels. Mobiliteit is een belangrijke randvoorwaarde voor tewerkstelling. Vooral openbaar vervoer is een cruciale schakel, maar net zoals in veel landelijke gemeenten is het een knelpunt. Als gemeentebestuur proberen we het gebruik van openbaar vervoer te stimuleren door een tussenkomst van 40% in de abonnementen van De Lijn. Voorts investeren we in fiets- en voetpaden om op die manier onder andere het woon-werkverkeer met de fiets te stimuleren.”
STERCK. Een slotvraag met het oog op de toekomst: hebben Meerhout en Laakdal voldoende bestuurskracht gelet op alle ontwikkelingen die op jullie afkomen?
Gielis: “Een recente studie wees uit dat Laakdal voldoende inwoners en faciliteiten heeft om autonoom te kunnen blijven bestaan. Bovendien is Laakdal financieel een gezonde gemeente. Al vele jaren werken we samen met Meerhout en Geel op het gebied van brandweer, politie en noodplanning. Maar ook vanuit cultureel oogpunt zijn er uitstekende samenwerkingsverbanden.”
Engelen: “Als kleinere gemeente moet je vooral realistisch zijn over je eigen mogelijkheden. Niet elke gemeente moet beschikken over een zwembad of een cultureel centrum. In Meerhout beschikken we nog over voldoende bestuurskracht, maar ik ben realistisch genoeg dat we dit niet op heel lange termijn kunnen blijven volhouden.”.