STERCK organiseerde een debat met vijf advocaten actief in ondernemingsrecht. De algemene teneur: rechtsonzekerheid fnuikt het ondernemingsklimaat. Naast een toenemende wetgeving vindt er een versnippering plaats op diverse bestuurlijke niveaus. Fiscaliteit is eerder gericht op repressie dan op incentives. De juridisering van de maatschappij dwingt advocaten tot een grondige expertise van de wetgeving. Met hun proactieve rol als adviseurs kunnen ze hun toekomst positief tegemoet zien.
Wat zijn de belangrijkste evoluties van de afgelopen jaren binnen jullie rechtsdomeinen?
Gregory Bruneel: “De digitalisering is een element dat op alle vlakken van het recht zijn rol begint te spelen. Curatoren werken sinds kort met Regsol, het digitale faillissementsdossier. Op termijn zal dat zeker zorgen voor een tijdswinst, maar men onderschat vaak wat een dergelijke implementatie teweegbrengt voor de rechtstreeks betrokkenen. Minister Geens lanceert veel innovaties, maar af en toe gaat het te snel en vooral oudere collega’s haken om die reden nog wel eens af.”
Jan Tuerlinckx: “Eén van de voornaamste evoluties binnen de fiscaliteit is de versnippering van bevoegdheden. Voor een Belgische ondernemer kan dit problemen veroorzaken op diverse niveaus. Wallonië en Vlaanderen delen dan wel hetzelfde wetboek, interpretaties ervan lopen sterk uiteen. Daarnaast heeft de regionalisering tot veel nieuwe wetgeving geleid die regelspecifiek is. Het is bijvoorbeeld gemakkelijk om naar Nederland te verhuizen, want dat doe je van vandaag op morgen. Verhuizen naar Wallonië neemt 2,5 jaar in beslag. Ten slotte moeten ondernemers ook nog rekening houden met de lokale regelgeving. Om die redenen hebben wij een kantoor in Wallonië geopend om bedrijven vlot te kunnen adviseren. Bevoegdheidsbetwistingen zullen in de toekomst immers steeds vaker voorkomen.”
Steven Van Loon: “Wat onze sector betreft staan er heel wat wetswijzigingen op til en zijn er al doorgevoerd met de ‘potpourri’-wetgeving van minister Geens. Voor incassodossiers zien we een verschuiving met een grotere rol voor gerechtsdeurwaarders. Voor invordering van onbetaalde facturen en betwistingen zal ook via de deurwaarder een uitvoerbare titel kunnen bekomen worden, maar daarvoor is wel steeds een mandaat van een advocaat nodig, zodat wij een eerste controle kunnen uitvoeren van het dossier en dit in het belang van de cliënt.
Debiteuren hebben in deze procedure echter nog steeds het recht om tot in een vrij laat stadium tot betwisting over te gaan, en dit door een eenvoudige brief, waardoor deze zaak opnieuw voor de rechtbank komt. We twijfelen dan ook enorm aan de efficiëntie van deze nieuwe procedure. Diverse dossiers hebben dit al bewezen. Alleszins proberen wij in eerste instantie zoveel mogelijk te bemiddelen en buiten de rechtbank geschillen te regelen, om onnodige kosten voor onze cliënten tot een minimum te beperken. Dat wordt de toekomst, ook in het belang van de klant.”
Herman Buyssens: “In sociaal recht is een van de belangrijkste trends het naar elkaar toegroeien van de verschillende statuten. Het onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers wordt steeds minder duidelijk. Vanuit de maatschappij is er bovendien een roep naar flexibiliteit. Voor zelfstandigen is dit geen nieuw gegeven, maar dat is het wel voor werknemers. ‘Wendbaar werk’ is daar een uitloper van. Ook bij de overheid zien we een gelijkaardige evolutie met meer en meer contractuelen in plaats van statutairen. Het ambtenarenstatuut begint af te brokkelen.”
Stefan Geluyckens: “De tax shift is een belangrijke evolutie, voornamelijk op het vlak van de roerende voorheffing die op enkele jaren tijd van 15% naar 30% evolueerde. De wetgever verzwaart de fiscale druk op ondernemers en ontmoedigt door allerlei maatregelen het verlenen van dienstprestaties via een managementvennootschap.”
Nog geen eenheidsstatuut
Wat zijn de gevolgen geweest van de invoering in 2014 van het eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden?
Buyssens:“Het is een misvatting dat de statuten echt één gemaakt zijn, dat is niet zo. Eén van de gevolgen is wel dat de discussies over de opzegtermijnen tot het verleden behoren. Dat is echter slechts één aspect. De pensioenen bijvoorbeeld kennen nog geen uniformiteit, dat is pas voorzien tegen 2025. Ook het vakantiegeld wordt nog op verschillende manieren uitbetaald onder bedienden en arbeiders. Bovendien: in de organisatie van het bedrijfsleven zijn er nog steeds arbeiders- en bediendenvakbonden actief. Die centra willen niet graag hun macht kwijtspelen en spartelen tegen om het eenheidsstatuut verder door te drijven.”
Veel bedrijven zijn zich er niet van bewust dat ze meer plichten hebben dan rechten, de consument is vaak overbeschermd.
De steeds wijzigende wetgeving creëert een gevoel van rechtsonzekerheid. Wat zijn de gevolgen voor ondernemers?
Bruneel: “Wij behandelen soms twee identieke dossiers die door twee kamers van een hof van beroep verschillend worden geïnterpreteerd en beoordeeld. Dat leidt tot onzekerheid.”
Van Loon: “Wij merken die verschillen in interpretatie van de wetgeving vooral tussen Wallonië en Vlaanderen; dat lijken soms wel twee andere landen.”
Buyssens: “Er is steeds meer sprake van een hyperjuridisering van onze maatschappij. Dat leidt tot een toename van conflicten en onduidelijkheden. Met als gevolg dat er zich meer en meer spelers aanbieden op de dienstverleningsmarkt. Decennia lang hadden advocaten een monopolie in het bijstaan van burgers voor juridische kwesties maar die tijd is voorbij. Ook binnen onze beroepsgroep is het aantal beoefenaars enorm gestegen.”
Tuerlinckx: “Rechtsonzekerheid is bijzonder nefast voor het fiscale recht omdat de wetgeving op zich al bijzonder ingewikkeld is. Bij het schrijven van een wetgeving zijn er bijzonder weinig mensen die precies weten hoe één en ander in elkaar steekt, tot en met de belastingadministratie toe. De rechtsonzekerheid fnuikt het ondernemingsklimaat. Een voorbeeld hiervan zijn de ‘excess profit rulings’ waarvan vooral grote ondernemingen gebruik maakten, maar die nu door Europa in vraag gesteld worden. Ook de rulingscommissie die rechtszekerheid zou moeten geven aan particulieren weet niet altijd een antwoord te geven op ingewikkelde dossiers. Omdat de wetgeving complex en onduidelijk is, heeft de commissie veel tijd nodig om een standpunt in te nemen. De overheid draagt er vaak toe bij om die onduidelijkheid in stand te houden. Ook politici pleiten daarin schuldig, de ganse (mis)communicatie rond de meerwaardebelasting is daarvan een voorbeeld.”
Geluyckens: “De rulingsdiensten zijn in het leven geroepen om de onzekerheid rond fiscaliteit weg te nemen. In de praktijk draait het soms anders uit, denk bijvoorbeeld aan de excess profit rulings die door Europa werden teruggefloten, of de politieke spelletjes die ook de rulingdienst kunnen raken. Zo vernietigde de Raad van State begin mei 2017 nog drie benoemingen van collegeleden zodat gedurende twee maanden geen rulings meer konden afgeleverd worden. Met ons kantoor wachten wij momenteel op een aantal rulings rond de partiële splitsing van vennootschappen waarbij door de vertraging mogelijk cashflowdips zullen ontstaan bij de cliënten of extra kosten zullen gemaakt moeten worden om de ruling nog te kunnen uitvoeren.”
Buyssens: “In de wetgeving staat geschreven dat fiscale akkoorden niet bindend zijn voor de sociale inspectie en de sociale zekerheidsinstanties. Dat wil zeggen dat de Belgische staat met twee maten en gewichten meet. Als de fiscus zegt dat een vergoeding aan de werknemer een kost is dan kan de sociale inspectie dit verwerpen. Dat is toch bijzonder absurd.”
Rechtsonzekerheid is bijzonder nefast voor het fiscale recht omdat de wetgeving op zich al bijzonder ingewikkeld is.
Invloed van het Europees recht
(Grote) bedrijven hebben internationale vestigingen: in hoeverre zijn jullie op de hoogte van buitenlandse wetgeving? Hoe los je dat op voor de klant?
Van Loon: “Wij hebben in ieder Europees land een advocaat waarmee we samenwerken, omdat we regelmatig vonnissen moeten uitvoeren in het buitenland. Het is echt nodig om advies te krijgen op fiscaal vlak van lokale specialisten.”
Tuerlinckx: “Buitenlandse partners zijn ook voor ons cruciaal. Cliënten verlangen naar een langetermijnvisie en daarvoor is een breder perspectief nodig. Het uitwisselen van informatie met internationale kantoren is onontbeerlijk. Het geeft ons een idee over hoe de regelgeving er over een aantal jaren zou kunnen uitzien.”
Bruneel: “Juist omdat er meer sprake is van uniformiteit hebben we buitenlandse partners nodig, in het belang van onze cliënten.”
Buyssens: “Wij hebben uiteraard contacten met buitenlandse kantoren, maar sociaal recht is per definitie nationaal gericht, het verschilt immers fundamenteel per land. Anderzijds kunnen we niet meer om het Europees recht heen, er komen haast dagelijks nieuwe Europese richtlijnen bij die rechtstreeks of onrechtstreeks doorwegen op de Belgische wetgeving. Een voorbeeld daarvan is de wetgeving op de handelsagentuur die in de meeste Europese landen niet meer zoveel van elkaar verschilt. De Europese wetgeving wordt steeds meer een realiteit en de afwijkingen hierop zijn minimaal.”
Geluyckens: “Naast de Europese regelgeving hebben wij nog te maken met de OESO-regelgeving, onder meer rond het BEPS-actieplan (Base erosion and profit shifting). Het BEPS-actieplan bevat een pak maatregelen waarmee landen gestimuleerd worden om nauwer met elkaar samen te werken en (fiscale) regelgeving op elkaar af te stemmen, onder meer met het oog op herstel van belastingheffing in grensoverschrijdende situaties.”
Adviseur of problemsolver?
Is een advocaat anno 2017 een proactieve adviseur of eerder een problemsolver? Wordt er voldoende gebruik gemaakt van jullie expertise?
Van Loon: “Wij stellen vast dat er heel wat problemen kunnen voorkomen worden door de aanpassing van de algemene voorwaarden. Veel bedrijven die met particulieren werken, zijn zich er niet van bewust dat ze meer plichten hebben dan rechten, de consument is vaak overbeschermd. Ook ondernemingen met een webshop weten vaak niet wat wettelijk toegelaten is. Wij trachten in het algemeen zoveel mogelijk te bemiddelen buiten de rechtbank om.”
Tuerlinckx: “Voor fiscale advocaten komt er het erop aan om zo snel mogelijk tussenbeide te komen bij een belastingcontrole. We trachten steeds samen met de belastingadministratie te zoeken naar een oplossing.”
Buyssens: “Wij werken meer en meer pro-actief. Procederen wordt immers duurder. Daarnaast tracht de overheid de toegang tot de rechtbanken te beperken. Daardoor worden wij gedwongen om alternatieve oplossingsmogelijkheden te zoeken. We evolueren naar het Angelsaksische model waarbij de advocaat de adviseur wordt van zijn cliënt. Het gaat niet alleen meer om technisch advies, ook op moreel vlak kunnen wij een meerwaarde betekenen.”
De druk op ondernemers wordt zeer zwaar en het is steeds minder interessant om met een managementvennootschap te werken.
Hoe ervaren jullie de concurrentie voor de ‘klassieke’ advocatenkantoren? Waarom zouden bedrijven in zee gaan met advocatenbureaus: er zijn voldoende sociale secretariaten, er is online advies, enz, …
Van Loon: “In onze sector is er in België een belangrijke toename van Nederlandse incassokantoren die dikwijls onder de ‘normale’ prijzen werken. Zij beperken zich tot telefonische contacten en het sturen van aanmaningen, nadien moeten ze toch nog een beroep doen op advocaten.”
Advocatenbureaus met een brede expertise en ervaring zijn voldoende gewapend om nieuwe uitdagingen aan te gaan.
Jan Tuerlinckx: “Het fiscale speelveld is ontzettend breed van notarissen tot boekhouders, belastingconsulenten, … Als advocaten hebben wij nog steeds een concurrentieel voordeel omdat wij een bijzondere knowhow hebben op fiscaal vlak.”
Herman Buyssens: “De ondernemingsadvocatuur is een huis met veel kamers. Door onze nicheaanpak zijn we gespecialiseerd en kunnen wij ons onderscheiden. Bovendien speelt het directe contact met de klanten in ons voordeel.”
Geluyckens: “Een advocaat blijft een vertrouwenspersoon die gebonden is door zijn beroepsgeheim. Aangezien wij zowel in een administratieve als gerechtelijke fase kunnen optreden, hebben wij een voordeel tegenover bijvoorbeeld de cijferberoepen die na de administratieve fase moeten afhaken. Het laat ons ook toe objectiever te adviseren of het zinvol is te settelen in de administratieve fase, dan wel verdere gerechtelijke stappen te ondernemen.”
Gregory Bruneel: “In veertig jaar is het aantal advocaten vervijfvoudigd. Naast de advocaten zijn er ook de cijferberoepen die zich actief bezighouden met juridisch advies, er zijn sociale secretariaten, enz. Maar we hebben geen schrik van de toekomst. Advocatenbureaus met een brede expertise en ervaring zijn voldoende gewapend om nieuwe uitdagingen aan te gaan.”
Het is een misvatting dat het statuut arbeiders/bedienden echt één gemaakt is.