De bouwsector heeft de wind terug in de zeilen. Maar de manier van werken verandert en de complexiteit neemt toe. De digitale evolutie lijkt met het onvermijdbare BIM (Building Information Modeling) een revolutie te worden. Maar zijn alle partijen wel mee in die ontwikkeling? En leidt dit in de praktijk effectief tot efficiëntiewinst? We brachten vijf partijen rond de tafel voor een debat rond deze vragen.
Wat is voor jullie de belangrijkste evolutie van de afgelopen drie jaar in de bouwsector?
Meyskens: “De complexiteit van de projecten neemt toe. Dat heeft voor ons kantoor een op een te maken met de strategie die we hebben bepaald om ons meer en meer in grotere projecten te specialiseren. Binnen die projecten wordt het opdrachtgeverschap complex. En ook de context om een draagvlak te vinden, wordt er niet eenvoudiger op. Er zijn nu veel meer actoren en intervenanten binnen een bouwproces. Digitale modellen kunnen dat voor een stuk managen, als ze goed gebruikt worden. Maar anders hebben ze het tegenovergestelde effect. Door de digitalisering gaat alles sneller, kan het duidelijker voorgesteld worden, is er een handige communicatie- en coördinatietool, … Maar de afspraken errond en de manier van ermee om te gaan is nog niet voldoende doorleefd. Daar leren we met z’n allen nog alle dagen bij. De digitalisering kan je niet omkeren. Het biedt kansen, maar er zijn goede afspraken nodig om het te integreren in de werking.”
Van Poppel: “De technologische evolutie is belangrijk, maar iets heel anders dat we merken is dat mensen zich steeds minder willen verplaatsen voor hun werk. Dat heeft consequenties op twee vlakken. Volwaardige profielen krijgen meer interesse in kleinere bedrijven die korter bij huis liggen. En tegelijk heeft het steeds minder zin om met profielen die verder wonen een samenwerking op lange termijn op te willen bouwen. We houden daar rekening mee bij aanwervingen.”
Roels: “Voor mij is de snelheid waarmee alles evolueert opmerkelijk. Iedereen is constant bereikbaar. Er wordt steeds meer van je verwacht. En er zijn zoveel verschillende nationaliteiten op de werf die vaak geen Nederlands spreken. Dat maakt communicatie moeilijker. Ik pleit voor een herwaardering van het ambacht. Een andere evolutie is dat, zodra je met een project over een bepaalde schaal gaat, er zoveel comités en structuren een uitspraak over jouw project moeten doen. Veel jonge ambtenaren kijken enkel nog naar de normen, maar hebben vaak te weinig praktijkervaring om de draagwijdte van een beslissing te kunnen inschatten. Ze denken minder mee dan vroeger.”
Van den Heede: “De afgelopen jaren was het wegvallen van investeringen in infrastructuur in Vlaanderen een cruciale ontwikkeling voor Antwerpse Bouwwerken. Die markt is nagenoeg verdwenen en ik hoop dat die nu terug gaat opleven. Het heeft een enorme impact op ons bedrijf gehad. We zijn ons op andere markten gaan richten, zoals de scholenbouw, ziekenhuizen en woonzorgcentra, residentiële projecten, … We zien een duidelijke verschuiving van publieke naar private investeringen. Je krijgt ook meer te maken met promoteren die zeer onderlegd zijn in het onderhandelen en het drukken van prijzen. Dat zullen de collega’s ook wel ervaren hebben." (algemeen gelach)
Steven Van den Heede
Antwerpse Bouwwerken
Gedelegeerd bestuurder bij Antwerpse Bouwwerken. Deze algemene aannemer is actief in heel Vlaanderen met de nadruk op Oost- en West-Vlaanderen en Antwerpen. Het bedrijf telt een 200-tal medewerkers en behoort tot de groep Eiffage, die internationaal 14 miljard euro omzet realiseert met 65.000 medewerkers.
Meyskens: “Sommige bewegingen zijn echt tegenovergesteld. Terwijl Bob vooral werkt met mensen van 25 km rond Mechelen, zijn wij in competitie met internationale bureaus voor het ontwerp van schoolgebouwen
in Vlaamse gemeenten. Het klopt dat er steeds meer nationaliteiten bij een werf betrokken zijn. Ook in ons eigen kantoor zijn er 10 à 20 procent niet-Belgen. We zien dat echter eerder als een verrijking. Het zijn vaak mensen die naar hier gekomen zijn, een toekomst zoeken en die willen werken en leren. We hebben hen ook nodig voor onze groei. De uitdaging is om alles goed te integreren.”
Roels: “Dat is een ander niveau van mensen waarmee je te maken hebt in vergelijking met bouwvakkers uit Bulgarije die zelfs geen letter Engels spreken.”
Van den Heede: “Het is soms contradictorisch. Op microschaal valt de mobiliteit van mensen weg. Op macroschaal is die veel groter.”
Vanbets: “Ook vanuit onze ervaring als studiebureau zien we de complexiteit toenemen, vooral omwille van de EPB-wetgeving die verstrengt, de ventilatieverslaggeving, … Maar dat hoeft geen negatief verhaal te zijn. We moeten continu op zoek gaan naar alternatieven en oplossingen. De intensiteit en betrokkenheid van EPB-verslaggeving is op vijf jaar bijvoorbeeld enorm toegenomen. Je zit nu doorheen het hele project mee aan tafel als deel van het team. Dat houdt onze mensen in positieve zin scherp en kan een meerwaarde bieden.
Anderzijds zijn er daardoor vaak wekelijkse vergaderingen waar we twee of drie mensen naartoe moeten sturen. Dat kost handen vol geld, waar minder verloning dan vroeger tegenover staat.”
Geert Vanbets
Infrabo
Gedelegeerd bestuurder van dit multidisciplinair studie- en engineeringbureau met een 40-tal medewerkers en kantoren in Westerlo en Gent. Vooral actief in de regio Antwerpen en Limburg in de sectoren residentieel, logistiek, industrie, school- en sportinfrastructuur.
BIM-revolutie
De digitale revolutie met BIM (Building Information Modeling) komt op een kantelpunt. Is iedereen daar wel in mee?
Vanbets: “BIM is een onderdeel van de digitalisering dat zich heel snel ontwikkelt. Architecten en aannemers moeten nu alles elektronisch indienen. De systemen hebben nog veel kinderziektes en dat brengt veel frustratie, tijdsverlies en stress met zich mee. Het kadert in administratieve vereenvoudiging, maar is vandaag eerder een struikelblok dat veel geld kost. Er is veel meer werk aan een project dan vroeger.”
Van den Heede: “Bij Antwerpse Bouwwerken hebben we 2 jaar geleden gekozen om zwaar in te zetten op BIM. Daarmee willen we de faalkosten op de werf uitschakelen. In BIM ga je het volledige project al eens virtueel bouwen voor je het effectief realiseert. Daardoor kan je een aantal conflicten en problemen op voorhand elimineren. We doen dat nu nagenoeg voor al onze projecten. Noem het een generale repetitie voor je effectief gaat bouwen. Daardoor krijg je ook een stuk verschuiving van verantwoordelijkheid naar de binnendienst. Dat moet je goed managen. Het zijn ingenieurs die de generale repetitie doen, maar je hebt nog steeds bekwame mensen op de werf nodig die de problemen op de werf kunnen oplossen. Het vraagt een mentaliteitswijziging.
Het BIM-model geeft je heel exact het aantal meters metselwerk, de materialen die je nodig hebt, … waardoor de job van calculator en opmeter op de werf voor een deel wegvalt. Ook naar bestellingen en facturatie is dat handig. Je kan één en ander koppelen aan de planning. Het moet op termijn leiden tot kostenefficiënter bouwen. We hebben één miljoen euro geïnvesteerd in die hele digitalisering. Dat hopen we terug te verdienen.”
Meyskens: “Door BIM in je eigen ontwerpmethodiek te integreren kan je heel ver geraken. Maar als je informatie wil delen vanuit verschillende disciplines komt die complexiteit terug, met andere input per discipline, andere prioriteiten, … Het is op dit ogenblik een hels karwei. Via voortschrijdend inzicht moeten we er efficiënter mee leren werken. Dat vraag nu veel tijd en inspanning waar cru genomen geen vergoeding tegenover staat. We steken soms veel uren werk in iets wat een andere partij maar gewoon hoeft over te nemen. En het lijkt simpel om op een werfvergadering met één muisklik iets te veranderen in een plan, maar in realiteit vraagt het veel werk om deze wijziging bij alle actoren geborgen te krijgen.”
Van Poppel: “Voor de grote bedrijven kan werken in BIM zeker voordelen hebben. In onze niche van kleinere projecten krijgen we die vraag echter nog niet. We merken wel dat alle architecten in 3D beginnen te tekenen. Ik verwacht mij eraan dat ook bij ons de vraag van de bouwheer of architecten gaat komen om in BIM te werken. We starten nu met een pilootproject in eigen beheer. BIM is zo groot en breed als je wil. We zien wel al een digitale evolutie in de verkoop met 3D-renders en naar calculatie toe. Als een project goed gekoppeld is aan onze bibliotheek moeten onze mensen veel minder manueel inputwerk doen. Ook naar de output van postinterventiedossiers, technische keuringen, … heeft digitaal werken voordelen. Op ons niveau zijn de collega’s er nu nog niet mee bezig, maar het kan snel gaan. BIM zal ook niet voor alle projecten even rendabel zijn. Mijn onderaannemers zijn soms heel kleine bedrijven, een vader met zijn zoon bijvoorbeeld. Die willen die stap niet zetten.”
Roels: “De schaal en het type project zijn inderdaad bepalend voor hoever je in BIM meegaat. We zijn nu met een restauratie bezig van een gigantisch pand. Daar werken allemaal ambachtsmensen op de werf. We trachten het hen zo gemakkelijk mogelijk te maken en stellen veel informatie digitaal ter beschikking. Maar dat werkt niet. Die mensen willen gewoon een plan op papier hebben. Ik kan me voorstellen dat in grote complexe projecten het wel een evidentie is om digitaal te werken. Belangrijk is dat iedereen in een bouwteam op hetzelfde niveau bezig is met het verhaal. Daar stokt het nu nog vaak en dat gaat nog een tijd nodig hebben. Ik twijfel er echter aan of je als architect echt winst uit BIM kan halen.”
Meyskens: “Het is vaak eerder nog een kost dan een opbrengst. We werken al tien jaar met 3D-tekenen of small BIM, en daar halen we wel duidelijke voordelen uit. Maar zelfs op grote complexe werven vraagt men nog steeds een plan op papier. Voor veel 40-plussers op de werf is het ook niet eenvoudig om die hele digitale ontwikkeling mee te volgen. Je hebt soms andere profielen nodig.”
Vanbets: “We zijn in 2015 overgestapt en tekenen nu uitsluitend in 3D. Ook de infrastructuur is mee. We zien voor een stuk de voordelen maar ook de beperkingen, vooral omdat veel betrokken partijen nog niet mee zijn.”
Van Poppel: “Als je de generale repetitie in BIM doet heb je natuurlijk wel volk nodig dat het werk voorbereidt. Huisvestingsmaatschappijen die zowel heel grote als kleinere projecten doen, gaan de digitale norm van die grote projecten in de toekomst wellicht ook doortrekken naar een kleinere opdracht van drie appartementjes.”
Vanbets: “Het verschijnt ook volop in de bestekken. We krijgen hoe langer hoe meer de vraag of we in BIM werken. Als we dat niet doen, stopt het verhaal gewoon.”
Bob Van Poppel
Van Poppel
Zevende generatie die aan de leiding staat van dit familiale bouwbedrijf met 70 medewerkers in Mechelen. Ze werken in straal van 25 km rond Mechelen aan voornamelijk residentiële projecten of gebouwen op een residentiële schaal zoals scholen, kinderopvang en rustoorden. Zowel nieuwbouw, renovatie als restauratie en met een schrijnwerkerij in eigen beheer.
Specialisatie
Specialisatie wordt steeds belangrijker? Kan je als kleiner bureau of bedrijf de snelle ontwikkeling nog volgen?
Roels: "Er is een enorm verschil in schaal. In een gebouw zoals een ziekenhuis zit je meteen met een heel complexe problematiek. Maar bijvoorbeeld in de particuliere woningbouw zijn de technische ontwikkelingen nog bevatbaar en heb je vooral een aantal duurzaamheidsvereisten die je moet verwerken. Dat is een competentie die je ofwel zelf in huis neemt of waarvoor je samenwerkt met specialisten ter zake.”
Meyskens: “We willen contextuele architectuur maken waarin de programmatie goed blijft en waarbij de kwaliteit, het comfort en de duurzaamheid in orde zijn. Ook de TCO moet goed zitten. Daarom hebben we specialisten aangenomen in elk van die vier aspecten. Ze ondersteunen elk in hun domein onze projectarchitecten over alle projecten hen. Op die manier kunnen we een toegevoegde waarde leveren en ons onderscheiden in de markt. Een zekere specialisatie in het kader van een strategische focus is wel nodig volgens mij.”
Van den Heede: “Bij Antwerpse Bouwwerken pleit ik voor een grote polyvalentie. Je moet vandaag als aannemer een zeer grote wendbaarheid hebben. De markt verandert zo snel. Er zijn ondernemingen die zich specialiseren in niches zoals de bouw van woon- en zorgcentra. Maar die krijgen bijvoorbeeld problemen als die markt weer stilvalt, want ze kunnen op een bepaald moment alleen nog maar dat zeer goed doen. Dat vind ik een gevaar. Daarom doen we zowel burgerlijke bouwkunde, industrie, residentieel, woon- en zorgcentra, … Het houdt mijn mensen ook wakker en enthousiast.”
Vanbets: “Het zit in het DNA van elke onderneming dat men winst wil maken en groeien. Dan evolueer je naar complexere en grotere opdrachten. En heb je specialisatie nodig. Vroeger kon je met een allrounder heel ver geraken, nu zitten die competenties verdeeld over een team van vijf of zes mensen. Dat vraagt meer communicatie. De markt dwingt ons die richting uit, het wordt moeilijker. Polyvalentie in opdrachten is zeker zinvol, maar als individuele medewerker is het moeilijk om nog alle domeinen en technieken te beheersen. Het is daarom cruciaal de juiste profielen aan te trekken.”
Van Poppel: “Tien jaar geleden konden mijn projectleiders en ikzelf over alle technieken een aardig mondje meepraten. Dat is helemaal veranderd. Elke particuliere bouwheer heeft bijvoorbeeld zijn dada. De ene zoekt op internet alles over ventilatie op, de andere kent alles van ketels, isolatie of warmtepompen, … Onze projectleiders zijn generalisten. Daarom is het belangrijk om in onderaannemers partners te vinden die een stuk die specialisatie invullen.”
Roels: “Ik pleit bij de grotere projecten voor meer gezond verstand. Je zit daar vaak met heel gestudeerde bouwmanagers aan tafel die met presentaties en cijfergegevens werken. Meten is weten. Dat is uiteraard juist en nodig. Maar ik mis bij de grote projecten vaak het gewone gezond verstand op alle niveaus. Ook bij de bouwheer en de architect. Een werfleider of projectleider die op basis van gezond verstand zegt: 'Mannekes we gaan dat zus of zo aanpakken.'"
Van Poppel: “Op het einde van de rit, en ook bij BIM, gaat er nog altijd iemand op de werf moeten staan die dat gebouw begrijpt. Ik merk dat meer en meer, als je muren moet wegslaan en steunberen moet weghalen, dan worden bepaalde mensen nerveus. Je hebt die pure kennis nog nodig van hoe een gebouw zich gedraagt en hoe het in elkaar zit. Het ambacht dreigt soms een beetje verloren te gaan.”
Iwein Meyskens
Archipelago Architects
Ingenieur-architect en bestuurder bij Archipelago Architects, een fusiegroep tussen ar-te (Leuven) en baev (Brussel), dat 130 medewerkers telt. Actief in heel België in eerder complexe projecten zoals ziekenhuizen, zorginfrastructuur, onderwijsprogramma’s, R&D, logistiek, kantoorbouw en residentiële ontwikkelingen. Ze werken zowel voor de private als publieke sector
Blijven investeren
Welke aanbeveling moeten we meenemen naar de toekomst?
Van Poppel: “Blijven investeren!”
Roels: “Ik vind dat we in onze nieuwe Vlaamse Bouwmeester een heel goede partner gevonden hebben met zijn interpretatie van hoe we anders moeten gaan bouwen en anders gaan leven. Je kan niet meer zomaar nog eens de 25e kavel aansnijden. Dat is geen gemakkelijke boodschap, maar duurzaamheid in het gebruik van grond wordt o zo belangrijk.”
Van Poppel: “Maar dan moet dat wel doorsijpelen naar alle lokale besturen. Er is nu nog te veel verschil in aanpak tussen gemeentes onderling.”
Meyskens: “Vanuit het standpunt van de ontwerper en architect zou ik zeggen: betrek ons er tijdig bij. Soms starten we met een aangekocht terrein of pand, leer je de klant en zijn programmatie kennen, en kom je tot de conclusie dat dit minder geschikt is voor wat hij eigenlijk als klant wil. Aarzel niet om ons in een vroeg stadium te contacteren zodat we samen vanuit een juiste vraag kunnen vertrekken.”
Vanbets: “Onze business draait pas als er geïnvesteerd wordt. Het is belangrijk dat er een investeringsklimaat gecreëerd wordt waarin die investeringen op peil blijven. De bouw is hypergevoelig aan conjunctuurschommelingen. Er waait nu een positieve wind, maar er moeten standvastige en stabiele vooruitzichten zijn.”
Van den Heede: “Blijven investeren, blijven bouwen. Die zeer belangrijke boodschap treed ik volledig bij. Er leven honderdduizenden mensen van de bouw.”
Erik Roels
Forma Concreta
Architectenbureau met zes medewerkers, actief in alle domeinen behalve openbare werken. Voornamelijk particulier of investeringen in retail. Ook veel restauratieprojecten van monumenten, woningbouw, ... Van veel markten thuis.