Onverwoestbaar
François Stevens Werkhuizen Stevens

Onverwoestbaar

Karackter

François Stevens (89) moet één van de oudste nog actieve bedrijfsleiders in België zijn. Elke dag nog steeds trouw op post bij zijn werkhuizen Stevens aan het Lobbroekdok, vlakbij de Antwerpse haven. Met zoon Francis (34) neemt de vierde generatie al een flink deel van de leidinggevende taken waar. Maar de kranige tachtiger is nog steeds de ‘grand patron’. Een uitzonderlijk familieverhaal. 

De geschiedenis van Werkhuizen Stevens gaat terug tot 1909, toen  Frans, de grootvader van François Stevens, zijn job bij Minerva opgaf om als zelfstandige te starten met de revisie van motoren. Meer dan een eeuw later is dat nog steeds een rode draad in de bedrijfsactiviteit. Verder is Werkhuizen Stevens al bijna 50 jaar actief in de invoer van Scaniamotoren en -onderdelen. Het bedrijf bouwt de motoren in schepen in, maakt er generatoren en powerpacks van, … De klanten variëren tegenwoordig van particulieren tot binnenschippers, grote haven- en containerterminals, het havenbedrijf, de DAB-vloot van de Vlaamse overheid, … 

“Ik ben in het bedrijf gekomen op 4 september 1944”, zegt Francois Stevens. “Dat zal ik nooit vergeten. Het was de dag van de bevrijding van Antwerpen. Ik was toen 16 jaar. Alles wat jaren in de schuren had stilgestaan, kwam eruit en moest terug opgestart en gereviseerd worden. Ook bij het Amerikaans en het Engelse leger was er grote vraag. Er was werk in overvloed.” 

Uw vader is tot zijn 78ste actief gebleven. Wanneer bent u aan de leiding van het bedrijf gekomen?

François Stevens: “Dat was met het opstarten als Scania-
verdeler, zo’n 45 jaar geleden. Ons bedrijf veranderde van een klassiek en lokaal gekend revisie­bedrijf naar een merkverdeler voor heel België. Daarvoor moest een andere bedrijfsstructuur opgezet worden met een verkoopsdienst, een technische dienst, een magazijn, … en dat liet vader liever aan mij over. In het begin kwamen alle Scania-onderdelen wekelijks van Zweden. Later heeft Scania in Opglabbeek haar distributiecentrum voor Europa gebouwd. Dat is het grootste Scania-magazijn ter wereld.”

Jullie tellen 12 medewerkers? 

Francis Stevens: “Het zijn er ooit 20 tot 30 geweest. Tegenwoordig is het bijzonder moeilijk om nog technisch geschoold personeel te vinden. Teveel jongeren studeren een vak waar ze op de arbeidsmarkt niets mee kunnen doen. Daardoor gaat er zoveel talent verloren. We hebben een aantal oudere werknemers die dezelfde bekwaamheid hebben als een ingenieur. Door omstandigheden thuis zijn ze ooit op jonge leeftijd moeten gaan werken, maar ze hebben ontzettend veel feeling en intelligentie voor de job. Dat soort mensen vind je steeds minder.”

Na meer dan 20 jaar afdichtingservaring richtte Johan De Sloovere zijn eigen onderneming De Sloovere Industrial Sealings en Service op, uitgegroeid tot DISS-Europe. Hij startte in een woonkamer in Zonhoven en verhuisde later naar Herentals. Na enkele maanden kreeg hij versterking van Mark Willems, een ex-collega met eveneens een jarenlange expertise.  Wat waren jullie voornaamste troeven om potentiële klanten te overtuigen? Johan De Sloovere: “Als twee ervaren rotten was het onze doelstelling om het vroegere serviceverhaal terug op te bouwen. Navraag bij klanten bevestigde dat ‘betrouwbaarheid’ met ‘kennis van zaken’ vandaag de dag een veelvoorkomend probleem is in de industriële toeleveringsmarkt. En laat dat nu net onze sterkste troef zijn. ‘Afspraak is afspraak’ staat bij ons bovenaan het businessplan.” Waren de banken bereid om in jullie ­verhaal mee te stappen? Mark Willems: “Bij de start was cash vanzelfsprekend een bezorgdheid, in het begin verliep de relatie met de bank stroef. Het kwam erop neer dat ze bijna dagelijks dromers over de vloer kregen. Maar bij ons voelden ze dat er meer ­achter zat, dat we zelf helemaal in ons verhaal geloofden. We zijn er dan ook in geslaagd ons enthousiasme over te brengen. Met een degelijke eigen inbreng en de steun van het Participatiefonds en KBC konden wij DISS-Europe verder uitbouwen, onder meer met de aankoop van een eerste geautomatiseerde machine. Een vroegere relatie stelde ons ruimte ter beschikking voor een schappelijke prijs en DISS-Europe was klaar om in de markt van de industriële dichtingen een betrouwbare partner te worden voor zijn klanten.” Mature markt Wie zijn de klanten van DISS-Europe? De Sloovere: “De afdichtingssector is een zeer mature markt, maar eerder conservatief met weinig verschuivingen. Het is dan ook niet evident om nieuwe klanten over de streep te halen. Zij bevinden zich in alle sectoren waar ­vloeistoffen en gassen industrieel ­verwerkt of bewerkt worden, zoals kleine kmo’s, contractors, handelaars tot grote industriële ‘blue chip’ klanten, zoals Total Raffinaderij, Electrabel (Engie), Fluxys en vele anderen.” Hoe is DISS-­Europe in Slovenië terechtgekomen? Willems: “Bij de opstart van DISS-Europe was het Sloveense Donit een van de eerste toeleveranciers die niet twijfelde om met ons in zee te gaan. Donit, een van de marktleiders in Europa, was gedurende een twintigtal jaar een zeer betrouwbare leverancier van ons. De onderneming is een grote producent van onder meer asbestvrije, grafiet en PTFE-afdichtingsplaten en toeleverancier van bedrijven in een tachtigtal landen over heel de wereld. Daarnaast produceren ze PTFE-dichtingen en semi-­metallieke dichtingen, in het vakjargon bekend als spiraal gewonden dichtingen, kamprofielen, Double Jackets, …” De Sloovere: “Gezien de lange relatie was er de wens van beide partijen om intensiever met elkaar samen te werken. Daar hadden we onze ­redenen voor. Na een overname en ondanks een lange geschiedenis zat het relatief nieuwe management van Donit en zijn eigenaars in de knoei met de eigen strategie. Externe adviseurs van de overkoepelende holding MSIN vroegen me om hulp om een beter beeld te krijgen van de markt en de mogelijkheden. Na een ­zestal trips naar Slovenië - ­waarbij ik de hele strategie van Donit uitwerkte - werd me de vraag gesteld om de overstap naar Donit te maken als CEO. Omdat we nog maar net onze eigen baas waren, ­weigerden we dat in eerste instantie. Tot een van de eigenaars van MSIN me vroeg hoe we alsnog konden samenwerken. Wij gingen akkoord, met als hoofdvoorwaarde dat zowel Mark als ikzelf mede-­eigenaars werden van Donit via een faire aandelenruil.” Bedrijfszekerheid waarborgen Wat waren de belangrijkste voordelen van de samenwerking voor DISS-Europe? De Sloovere: “Door de voortdurende consolidatie in de industriële toeleveringsmarkt hielden we er rekening mee dat Donit binnen een aantal jaren in handen kon komen van een grootmacht met een sterke Belgische ­verankering. Op die manier zouden wij van onze toevoer ­afgesneden kunnen raken. ­Als beginnend bedrijf wilden we niet alleen onze slaagkansen maximaal benutten, maar in het belang van DISS-Europe ook wel de bedrijfszekerheid op lange termijn ­waarborgen. DISS-Europe werd ­vanuit die optiek opgenomen in de Donit groep en ikzelf werd CEO van de groep.”  Hoe ziet de samenwerking met de Sloveense partner er concreet uit? Willems: “Mede dankzij de nauwe samenwerking met onze Sloveense collega’s kunnen we vandaag zowel grote contracten als spoedcontracten beleveren. Het merendeel wordt geproduceerd in Medvode, vlakbij de hoofdstad Ljubljana. Spoedleveringen worden decentraal vervaardigd in Grobbendonk. Die samenwerking garandeert een sterke service, maar ook een goede prijs. Zo trachten we een lokale specialist met sterke technische ondersteuning te zijn voor onze klanten onder het motto ‘industriële dichtingen zonder zorgen’. En omdat we al decennialang actief zijn in de productie van afdichtingsmaterialen bouwden we een zeer sterke merknaam op wat betreft kwaliteit, leverbetrouwbaarheid, engineering capaciteit en constructief meedenken met de klanten. Het enorme labo, voorzien van alle middelen voor R&D, is zeker een van de sterkste troeven van onze hoofdlocatie.”  Slovenië exportgericht Hoe heeft Slovenië de Joegoslavische oorlogen verwerkt? De Sloovere: “Als onderdeel van het communistische Joegoslavië was Slovenië altijd al op West-Europa gericht. Voor het uiteenvallen van Joegoslavië was de regio de belangrijkste industriële motor voor het land. Door zijn ligging ten opzichte van de oorlogsgebieden ontsprong Slovenië grotendeels de dans. De burgeroorlog duurde er slechts elf dagen, de regio kwam er dan ook vrij ongeschonden uit.”  Waarom is Slovenië een interessant land voor ondernemers? Willems: “De economie van Slovenië is de meest welvarende van alle landen van de nieuwe EU-lidstaten (2004). Sinds de onafhankelijkheid in 1991 is er heel wat veranderd en richt Slovenië zich nog meer op export. De centrale ligging speelt daarbij in het voordeel. De regio was al gelegen op de vroegere zijderoute; alle goederen die van Turkije kwamen, moesten dus doorheen Slovenië. Er vindt vooral export plaats naar Europa, met Duitsland, Italië, Oostenrijk en Frankrijk als belangrijkste handelspartners. Slovenië kende een groei van 2,5% van het Bruto Nationaal Product in 2016. Een belangrijke reden daarvoor zijn de buitenlandse investeringen. Uitdagingen voor de Sloveense economie zijn het bedwingen van de vrij hoge inflatie en het in toom houden van de ­arbeidskosten. De werkgelegenheid en sociale situatie verbeteren, maar de langdurige werkloosheid is nog steeds hoog en de arbeidsdeelname van oudere werknemers blijft laag.” Op welk vlak biedt Slovenië nog een gunstig investeringsklimaat? De Sloovere: “Het gaat dan onder meer over beschikbare ruimte, de gezonde lucht, de nog steeds lagere gemiddelde loonkost en het interessante fiscale regime. Er wordt veel aandacht besteed aan logistiek, met een perfect uitgerust wegennet. De meeste oudere bedrijven hebben één specifieke productieactiviteit, die sterk uitgebouwd werd. Ze zijn daarvoor kwalitatief zeer goed uitgerust en hebben goed opgeleide mensen in dienst met een goede kennis van het Engels. Oudere mensen spreken Sloveens en Russisch, wat tot in de jaren ’80 de tweede landstaal was.”  Welk soort Belgische bedrijven zijn actief in Slovenië?  Willems: “Vanuit België zijn het in hoofdzaak productiebedrijven die ook activiteiten hebben in Slovenië, zoals LVD Company, Metrotile, ­Promat, Roularta, Soudal, Beaulieu, … Omdat Slovenië als een van de eerste ‘Oost-Europese’ landen bij Europa kwam werd het ineens een makkelijke handelspartner.” Zijn er ­voldoende arbeidskrachten beschikbaar in Slovenië? De Sloovere: “Voor hoger opgeleiden is dat niet altijd evident. Slovenië beschikt over twee universiteiten. De campus in Ljubljana telt 35.000 studenten. Toch is er een tekort aan hoger opgeleiden. Sloveense jongeren denken internationaal en zoeken vaak hun heil in andere Europese landen. De hogere verloning en betere arbeidsvoorwaarden spelen daar zeker in mee. Voor lagere profielen zijn er wel voldoende arbeidskrachten beschikbaar.” Ondernemers-mentaliteit Merken jullie een groot verschil op het vlak van mentaliteit tussen Belgische en Sloveense werknemers? De Sloovere: “Er zijn verschillen en gelijkenissen. Net als ons land kende Slovenië een eeuwenlange bezetting door vreemde overheersers. Dat had zijn impact op het soms onderdanige karakter van de inwoners. Maar net als bij ons heerst er een no-nonsense mentaliteit. Slovenen steken graag de handen uit de mouwen en zijn bereid hard te werken. Waar het wel aan ontbreekt, is een ondernemersmentaliteit. Slovenen hebben decennialang geleefd en gewerkt onder een communistisch regime. Dat vertaalt zich in trouwe medewerkers die te weinig initiatief nemen. Ik beschouw het als een van mijn doelen om dat deel van hun cultuur te veranderen, stap voor stap. Mensen moeten kritischer worden naar hun eigen job. Sommigen pikken het op, voor anderen ligt dat moeilijker.”   Zijn er ­valkuilen waar je als Belgische ondernemer op moet letten wanneer je zaken doet in Slovenië? Willems: “Het grootste gevaar heeft te maken met onderschatting. Buitenlandse ondernemers die ervan uitgaan dat Slovenië het niet al te nauw neemt op het vlak van milieu, ­gezondheid en veiligheid komen van een koude kermis terug. In Slovenië gelden immers strenge normen en ­voorschriften rond die materies.”  Toeristische bestemming Slovenië is de jongste jaren ook in trek als toeristische bestemming. Wat zijn de troeven van het land? De Sloovere: “Slovenië is een groen land, met een van de dichtste bebossingen van Europa en met heel wat mooie rivieren. Daarnaast is het een vakantieland met een rijk cultureel verleden. De kleine kuststrook van amper 40 km ligt op een 100-tal km van mooie skigebieden. Zonnen en skiën op dezelfde dag is dus perfect mogelijk. Tussenin zijn er meer dan voldoende mogelijkheden om te wandelen, te fietsen en toeristische trekpleisters te bezichtigen: het meer van Bled, de mooie grotten van Postojna, de vele kastelen, de stoeterij van Lipica waar de lippizaner paarden vandaan komen, …”

 

Verbrandingsmotor Verbrandingsmotor blijft

 

 Wat is de belangrijkste evolutie die u in uw loopbaan gezien hebt?

François: “Enerzijds is de kwaliteit enorm toegenomen. Vroeger had een wagen regelmatig een intensief onderhoud nodig en kon de garagist zowat alles zelf doen. Nu moet een wagen om de 30.000 km een keer binnen en hoef je er niet meer met een sleutel aan te werken. Daarnaast hebben de grote multinationals steeds meer voor ­zichzelf genomen. Kijk maar naar Volkswagen dat haar belangrijke dealers in België uitkoopt. Er doet zich een geweldige schaalvergroting voor. En verder heeft natuurlijk de elektronica alles veranderd en zijn de mogelijkheden enorm uitgebreid. Je hebt specialisten nodig om nog alles te kunnen.”  

Francis: “De kern van een motor is niet veranderd. Er hangt nu alleen een computer aan, waardoor alles ingewikkelder wordt. Maar voor een mechanisch probleem moet je wel nog altijd kunnen sleutelen hé. Dat is niet op te lossen met een druk op de computer. Een piston blijft een piston. Of die nu in een elektrische motor of in een klassieke verbrandingsmotor zit. Het soort werk dat we doen is wel veranderd. Tegenwoordig moet een motor communiceren met een elektriciteitskast, een controlekast, een elektrische commander, … De communicatie tussen al die verschillende onderdelen zorgt ervoor dat je elke keer andere problemen hebt. Maar die hebben zelden met de motor zelf te maken.”

Jullie zijn intussen ook gestart met een afdeling voor oldtimers?

Francis: “We hebben alle twee een passie en feeling voor oldtimers en lieten onze mekaniekers aan onze  eigen wagens sleutelen. We ondervonden dat er veel vraag was van andere particuliere eigenaars om problemen te helpen oplossen. Daarom hebben we enkele autobruggen geplaatst. We doen nu ook onderhoud en herstellingen aan alle mechanische en elektrische onderdelen van alle merken van oldtimers. Eigenlijk zoals je vroeger een alle-merken-garage had. De oldtimermarkt is de laatste jaren echt ontploft, maar veel eigenaars kunnen niet meer zelf aan zo’n wagen sleutelen.  Zij kunnen bij ons terecht.”

Karackter_Werkhuizen_Stevens_Francis_Stevens

Werk als hobby

U hebt uw hele leven hard gewerkt. Dat was uw leven?

François: “Dat is nog altijd zo. Op een bepaald moment kan je daar geen afscheid meer van nemen of het moet gedwongen zijn door ziekte of zo. Mijn werk is mijn hobby geworden. Als ik een dag niet naar het bureau of het bedrijf kan gaan, dan is dat voor mij een ramp. Ik draag tegenwoordig wel meer en meer over aan mijn zoon.”

Francis: “De brug maken: dat vindt pa niet tof. Hij is ook nog altijd dé bedrijfsleider. Hij met korte ‘ei’ en wij beiden met lange ‘ij’ (gelach). De miserie dragen we alle twee, maar de big chief is ons vader. Ik ben in het bedrijf gekomen toen ik 21 jaar was. In het begin was dat echt niet plezant. Je bent jong en je denkt dat je alles beter weet, wat uiteindelijk niet zo blijkt te zijn. Maar hoe ouder ik word, hoe beter onze relatie verloopt. Nu zijn er een aantal zaken - vooral technische - waarvan ik gewoon weet dat ons vader gelijk heeft. Als het over elektronica gaat of aanpassingen aan magazijnsoftware of het aanboren van nieuwe markten, dan is dat wel meer mijn winkel.” 

François: “Het vlamt nog wel eens, maar toch veel minder dan vroeger.” 

U bent nu 89 jaar. Hoe ziet uw werkdag er nog uit? 

François: (lacht) “Hetzelfde als 10 jaar geleden. Al ben ik nu ook huisvader geworden. Mijn echtgenote kan niets meer. Ik sta ’s morgens op, maak het ontbijt klaar, zorg dan dat ik om half negen hier op het bedrijf ben. Om 12 uur maakt ­Francis het eten klaar en eten we samen. En rond half 2 zijn we terug op kantoor tot 6 uur. Ik ben hier nog met alles bezig.” 

Francis: “Er is eigenlijk geen onderscheid tussen een andere bedrijfsleider en ons vader van 89. Ik weet dat mensen denken dat hij misschien de hele dag niet zo intensief bezig is, maar hij leidt het bedrijf nog steeds zoals een andere bedrijfsleider dat zou doen.”

Nooit spijt gehad dat u geen andere dingen heeft gedaan?

François: “Ho maar, ik heb in feite een dubbelleven gehad. Ik ben lang voorzitter geweest van de wereldwaterskifederatie groep 2 (Europa, Azië, Afrika en Midden-Oosten). In die hoedanigheid ben ik zelfs nog bij de paus op audiëntie geweest, bij de koning van Jordanië, … Ik heb heel de wereld afgereisd, verschillende waterskiclubs gesticht, ijshockey gespeeld, ik ben jurylid geweest op de wereldkampioenschappen. Ik heb alles meegemaakt. Ik kon dat vrij goed indelen. In de week werkte ik soms tot 22u ’s avonds. In het weekend hield ik me met sport bezig. Dat is zo gegroeid. En mijn vrouw ging ook mee. Zij was kapitein van de junioren.”

Francis: “Vader heeft bepaalde reglementen en startprocedures mee uitgetekend die tot de dag van vandaag nog altijd gebruikt worden in de waterski. Dat is buiten de ­watersport weinig bekend omdat het een vrij onbekende sport is.” 

Op een bepaald moment kan je geen afscheid meer nemen van het bedrijf.

Opvolging

Francis, was het voor u altijd al duidelijk dat u in de voetsporen van uw vader zou treden? 

Francis: “Vanaf dat ik een enveloppe kon plakken, heb ik hier nagenoeg al mijn vakantie­jobs gedaan. Zo ben ik van jongs af aan opgegroeid in het bedrijf. Als ik nu een week op vakantie ben, dan mis ik het bedrijf al. Al heb ik nu nieuwe software waardoor ik overal ter wereld kan inloggen en alles kan volgen.”

François: “Dat ken ik. Het bedrijf zit in het bloed. Al moet ik wel rechtuit zeggen dat heel het elektronische gebeuren van de laatste 10 tot 15  jaar wel aan mij voorbij is gegaan. Dat is voor de volgende generatie. Op dat gebied is de samenleving en de industriële activiteit geweldig veranderd.” 

Francis: “Het is ook een enorme uitdaging om een traditioneel bedrijf met een heel traditionele activiteit in te passen in een digitaliserende wereld. Maar onze klanten snappen ook dat je alles kan digitaliseren, terwijl de kern van een motor toch onveranderd blijft. Er zijn niet genoeg mensen te vinden om alle integraties te doen, dus wij focussen ons vooral op de motor zelf. Voor elektronica werken we vaak samen met andere partijen."

François: “Onze mekaniekers zijn echt nog krakken in oude motoren. Die métier gaat meer en meer verloren. Je hebt nu de elektronische specialisten die de hele elektronica en besturing van de motor beheersen maar vaak niets kennen van een motor zelf. Onze mekaniekers kunnen dan weer niet de hele elektronica beheersen. En een klant wil er niet voor betalen dat je twee mensen tegelijk naar een probleem stuurt.”

Wat is het geheim om op je 89e nog te kunnen werken?

François: “Eerst en vooral moet je geluk hebben met je gezondheid. Ik heb ook al een paar keer serieuze gezondheids­problemen gehad, maar ben elke keer teruggekomen. Werken en een doel hebben zorg ervoor dat je actief blijft. Ik keek in het ziekenhuis mijn facturen en leveranciers elke dag na. Francis kwam elke dag verslag uitbrengen. Maar als je een serieuze ziekte krijgt, kan het voor hetzelfde geld ook gedaan zijn.” 

Het moet plezier doen dat uw zoon klaar is om uw rol over te nemen?

François: “Dat doet heel veel plezier. Het is zeker niet evident. We hebben al serieuze discussies gehad. Maar ik ben wel op het punt gekomen dat ik gemakkelijker kan zeggen dat het nu voor hem is. Hij draait al een tijd mee en mijn tijd is geteld. Daar is niets aan te doen. We zullen wel zien of ik nog 1 of 2 jaar kan werken. Maar hij beslist nu over bepaalde problemen. Ik ben gerust dat het bedrijf verder gezet wordt.”

Karackter_Werkhuizen_Stevens_Francis_StevensToekomst 

Wat verwachten jullie van de toekomst?

François: “De auto en de motor gaan de komende tijd nog heel hard veranderen met de elektrische wagen. Toch stelt de universiteit van Utrecht dat de verbrandingsmotor de eerste 50 jaar nog niet zal verdwijnen. Alle schepen hebben dieselmotoren, al de noodgeneratoren zijn klassieke motoren, … Dat gaat er niet ineens uit. Toch zal het op een zeker moment stoppen.” 

Francis: “In onze sector komt die elektrische motor nog niet helemaal tot ontwikkeling. We hebben voor het havenbedrijf al studies gemaakt voor alternatieve aandrijvingen. Maar het is nog allemaal prematuur. In Nederland varen er al enkele LNG-schepen rond, maar de evolutie gaat in onze sector veel trager dan bij personenwagens. De motoren hebben bij ons een veel langere levensloop. Ze zijn gebouwd om 40.000 uren te draaien, maar doen in sommige gevallen maar 2 tot 3.000 uren per jaar. Dan ben je snel 20 jaar verder.” 

Top5 meest gelezen
    Top5 gedeelde artikels