Grensoverschrijdende denkers
Kris Van Dijck, Vera Celis & Paul Rotthier Regio - GMD - Burgemeesters

Grensoverschrijdende denkers

Regio - Geel Mol Dessel - Burgemeesters

De burgemeesters van zowel Mol, Geel als Dessel kunnen uitpakken met een bijzonder profiel. Mol behoort qua oppervlakte tot de grootste gemeenten van Vlaanderen, Geel is de studentenstad van de regio en in Dessel zijn de nucleaire activiteiten erg belangrijk.

Kris_Van_Dijck_Vera_Celis_Paul_Rotthier

STERCK. Hoe ziet het economisch landschap eruit in jullie gemeentes?

Vera Celis: “Geel beschikt over 500 hectaren die ingenomen worden door bedrijven, zowel grote ondernemingen als kmo’s en vaak geconcentreerd in clusters. Van oudsher is de petrochemie goed vertegenwoordigd in Geel. Later zijn daar diverse spin-offs rond ontstaan. Ook de scheikundige en medische industrie maken deel uit van ons ­economisch weefsel. Op ons grondgebied bevinden zich een aantal grote kenniscentra. We ­beschikken over een wetenschapspark, een ontwikkeling van de intercommunale IOK, de KUL en de Thomas More Hogeschool. In het park willen we innovatieve bedrijven met groeipotentieel aantrekken.”

Paul Rotthier: “In Mol vond er een transformatie plaats van ‘oude’ industrieën naar nieuwe bedrijven en dan vooral op het vlak van milieutechnologie. Zowel in Mol als Dessel ­vinden er unieke nucleaire activiteiten plaats, verbonden aan wetenschappelijke instellingen (SCK – VITO). Daarnaast nemen wij de verantwoordelijkheid op ons voor het bergen van nucleair afval, wat een zeer specifieke hoogtechnologische activiteit is. Op één van de meest vervuilde sites in België bouwt VITO de eerste diepe geothermiecentrale in Vlaanderen en levert het pionierswerk om diepe geothermie grootschalig uit te rollen.”

Kris Van Dijck: “Ten opzichte van Geel en Mol is Dessel het kleine broertje wat betreft de aanwezigheid van industrieterreinen. Op economisch vlak is Dessel vrij sterk verweven met Mol. Economische activiteit vindt voornamelijk plaats rond het Kempisch Kanaal. Dessel heeft nooit zware industrie gekend, maar bijvoorbeeld wel een aantal belangrijke wegenbouwers. Wij werden in het verleden ook geconfronteerd met de sluiting van twee grote bedrijven uit de brandstof­industrie. Een speciale vermelding verdient de ontginning van wit zand, een zeer specifieke activiteit in deze regio.”

In Mol hebben wij op jaarbasis 700.000 toeristische overnachtingen. Daarmee benaderen wij de stad Antwerpen

Ontwikkeling bedrijventerreinen

STERCK. Hoe ­ontwikkelen de industrie- en kmo-­­
zones zich?

Rotthier: “Mol beschikt slechts over een beperkt aantal industrie­zones en enkele ambachtelijke zones. Enkele jaren geleden zijn we op zoek gegaan naar de mogelijkheid om regionale bedrijventerreinen uit te breiden, maar daar zijn we tot nu toe nog niet in geslaagd. ­Ontwikkeling van bedrijventerreinen is geen evidente materie omdat de inspraakmogelijkheden het toelaten dat één of twee ­burgers een project kunnen tegenhouden, ondanks de goedkeuring van verschillende administratieve niveaus. We botsen vaak ook op de grenzen van wat de planologie toelaat.”

Van Dijck:“Ruimtelijke ordening stopt niet aan de gemeente­grens. Dessel wordt getypeerd als buitengebied type 3, eigenlijk nog net geen Bokrijk. Door onze wagon aan te haken in Mol aan de nucleaire activiteiten konden we toch heel wat bedrijven binnenhalen in onze gemeente. We zijn er ook in geslaagd om een kmo-zone te ontwikkelen, vooral voor de herlokalisatie van ­Desselse ondernemingen. Niettegenstaande wij een kleine ­landelijke gemeente zijn, kunnen wij vrij hoge tewerkstellingscijfers voorleggen. Er zit nog een uitbreiding van een kmo-zone in het verschiet, gekoppeld aan de mobiliteit op de ring van Geel.”

Celis: “Als stad treden wij op als facilitator. Nieuwe bedrijven verwelkomen we graag, maar er moet wel een ruim draagvlak zijn met de omgeving. Wij gaan niet alleen in overleg met het bedrijf zelf, ook Voka is voor ons een partner.”

Kris_Van_Dijck_Vera_Celis_Paul_Rotthier

Van Dijck: “Dessel zet zeer sterk in op ruimte voor starters. Een voorbeeld daarvan zijn de kmo-zones Oude Molen en Stenen Heide, waar jonge ondernemers de ­mogelijkheid hebben om een kleine unit te kopen of te huren.”

STERCK. Wat is het belang van het toerisme voor jullie gemeentes?

Rotthier: “In Mol hebben wij op jaarbasis 700.000 toeristische overnachtingen. Daarmee benaderen wij de stad Antwerpen. Op het grondgebied Mol bevinden zich onder meer het Provinciaal domein Zilvermeer, Zilverstrand, ­Sunparks, Familiestrand, diverse waterrecreatie, … De impact daarvan is enorm, zowel op het vlak van rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstelling als op consumptiebesteding. Omwille van het belang van de sector hebben wij ook een uitgebreide toeristische dienst. Vooral het dagtoerisme neemt toe.”

Van Dijck: “Ook in Dessel zien we een toename van ­toeristische activiteiten. Het aantal B&B’s en vakantie­woningen schiet als paddenstoelen uit de grond. Toerisme situeert zich vooral langs de kanalen; het fiets- en wandeltoerisme is er in trek. De ­opening van de SAS 4-toren zorgde weer voor nieuwe bezoekers. In ­samenwerking met enkele andere gemeenten trachten wij ook de Kempische meren nog meer op de kaart te zetten.”

Celis: “We hebben dan wel geen witte stranden en meren, toch profileren we ons graag met de ongerepte natuur van Bel, één van de ­mooiste ­dorpen van de Kempen. Daarnaast staat Geel op de kaart met het jaarlijkse reggaefestival. We zetten hard in op ­toerisme, vooral met zijn fietsroutes en trage verbindingswegen. Voorts kiezen veel jeugdgroepen voor een verblijf en overnachting in Geel. Wij beschikken ook over heel wat sportaccommodaties. Toeristische en winkelinitiatieven worden gepromoot door onze centrummanager. Voorts willen wij een app ontwikkelen waarmee bezoekers meteen een overzicht krijgen van alle toeristische attracties in Geel.”

Wij zijn vragende partij voor de verbinding tussen de N18 en N118, zodat we het zwaar verkeer uit het centrum van Dessel kunnen weren.

Knelpunten mobiliteit

STERCK. Wat zijn de belangrijkste knelpunten op het vlak van mobiliteit?

Van Dijck: “Het heeft geen zin om mobiliteit enkel te bekijken vanuit onze eigen gemeente, het belang van een goede mobiliteit overstijgt de gemeentegrenzen. We mogen de problemen niet verschuiven. Wij zijn vragende partij voor de verbinding tussen de N18 en N118, zodat we het zwaar verkeer uit het centrum van Dessel kunnen weren. Wij stellen ook vast dat er heel wat zwaar vrachtverkeer uit Nederland door Dessel centrum en Witgoor rijdt.”

Rotthier: “Op ons verlanglijstje rond mobiliteit staat de ring van Mol centraal. Van een echte ring kunnen we helaas niet spreken, want hij is slechts voor de helft voltooid. Wat betreft het verkeer tussen Mol en Geel is er nog steeds sprake van een bottleneck. Dat is een dossier dat beide ­gemeentes aanbelangt. Voorts worden we geconfronteerd met de problematiek rond zwaar ­vervoer. Daarnaast stellen we vast dat van alle verkeer dat in Mol passeert circa 80% bestemmingsverkeer is voor scholen, winkels, ziekenhuis, administratieve diensten, ... In Mol lopen 6.000 scholieren middelbare school. Vanzelfsprekend zorgt dit iedere morgen weer voor de nodige trafiek.”

Celis: “Geel is een echte stu­denten- en scholierenstad. Dagelijks trekken 15.000 leer­lingen er naar school. De verkeerstechnische impact hiervan in combinatie met de congestie op de ring is enorm. Het doortrekken van de ring is een zeer belangrijk dossier om het zwaar verkeer uit Geel en de omliggende gemeenten te houden. Op de Antwerpseweg willen we vooral inzetten op de aanleg van ventwegen waardoor het doorgaande verkeer vlotter kan verlopen.”

Kris_Van_Dijck_Vera_Celis_Paul_Rotthier

Attractieve handelskernen

STERCK. Wat zijn de belangrijkste pijnpunten op het niveau van de lokale handelskernen?

Van Dijck: “Dessel is geen winkelcentrum. Bij ons ga je naar de winkel, maar je gaat niet shoppen. Onze lokale handelaars staan zeer onder druk, een warme bakker is er bijvoorbeeld al lang niet meer. We zijn nu bezig om een structuurvisie te ontwikkelen voor Witgoor Centrum, een gehucht van Dessel. We onderzoeken er de mogelijkheden van kleinhandel en vanuit de gemeente zullen we dat maximaal faciliteren.”

Celis: “Eigenlijk zijn er maar twee grote winkelcentra in onze regio: Antwerpen en ­Hasselt. Daarom voeren wij een politiek van kleinschaligheid in Geel met een ­aanbod zowel in het centrum als in de periferie. Op de ­Antwerpse Steenweg ­zitten de ketens, maar we geven er geen socio-economische ­vergunningen voor uitbaters van horeca, schoenen- of kledingwinkels. Een belangrijk werkpunt is de leegstand in het centrum van Geel. Leegstand heeft verschillende oorzaken, maar de hoge huurprijzen spelen daarbij zeker een rol, naast de mobiliteitsproblemen en de opkomst van e-commerce. Omdat huurprijzen voor ­starters vaak te hoog liggen, ­stimuleren wij de komst van pop-ups. Winkels die kiezen voor het centrum van Geel ontvangen een eenmalige verplaatsingspremie van 7.000 euro.”

Rotthier: “We hebben dan wel een levendig handelscentrum, toch staan lokale handelaars onder druk vanwege verschillende factoren. Naast leegstand kunnen wij niet om het veranderende koopgedrag van de ­consument heen. Niettemin moeten wij zorgen voor een attractief centrum waar mensen graag komen winkelen. Wij hebben dit aangepakt door verschillende functies – wonen, ­handel, horeca – te bundelen. Ook randparkings zijn een absolute must om een winkelend publiek aan te trekken. Twee jaar geleden voerden wij de actie ‘Win een winkel’ waarbij de winnende start-up 25.000 euro ontving. Naast de geldprijs konden de winnaars ook gebruikmaken van de kennis en ervaring van een coach. Nu zijn we overgeschakeld naar het concept ‘Probeer een winkel’ waarbij wij het ­eerste jaar de helft van de huur voor onze rekening nemen. Al die maatregelen dragen uiteindelijk bij aan de attractiviteit van onze handelskern.”

Van Dijck: “Ik ben ervan overtuigd dat sommige handelaars te weinig inzetten op e-commerce. Een klassieke handel kan eigenlijk niet meer zonder een e-commerceafdeling. Het biedt ongekende opportuniteiten voor bakkers, apothekers, kledingzaken, ... Het komt eropaan om een ‘probleem’ om te zetten naar een kans.”

Nieuwe bedrijven verwelkomen we graag in Geel, maar er moet wel een ruim draagvlak zijn met de omgeving.

Voldoende bestuurskracht

STERCK. Hoe ervaren jullie de bestuurskracht van jullie gemeente?

Van Dijck: “Dat is een zeer goede vraag. Wanneer ik op andere niveaus praat over de bestuurskracht van kleine gemeenten, dan krijg ik alleen maar als antwoord: fusies zijn de oplossing. Wat betreft de leefbaarheid van Dessel: financieel zijn we zeer gezond, ook vanwege de aanwezigheid van een aantal nucleaire ­bedrijven. Op het vlak van administratie hebben we vooral te maken met eenmansdiensten. Dat vind ik absoluut niet erg, want op die manier garanderen wij de burger nabijheid en blijft de toegankelijkheid groot. Dessel is een leefbare gemeente, maar ik geloof ook heel sterk in samenwerking. Er is bovendien vaak informeel overleg met burgemeesters en administratie van de omliggende gemeenten.”

Rotthier: “Wat betreft het politionele werk maken we deel uit van de politiezone Dessel/Balen/Mol. Voor alles wat te maken heeft met brandweer zijn we verbonden met vijftien gemeenten. Ook op het vlak van milieuhandhaving en afvalbeleid werken we samen binnen intercommunales. Met andere woorden: er is een intensieve samenwerking tussen de gemeenten uit de regio. We kunnen niet alles alleen oplossen.”

Celis: “Wij vormen een politiezone met Meerhout en ­Laakdal, en participeren in diverse andere samenwerkingsverbanden. Recent sloten we zelfs nog een raamcontract af met Beringen, waardoor we ook provincieoverschrijdend werken. Nieuwe fusies zijn wellicht noodzakelijk, maar het is een zeer gevoelig politiek thema. Identiteit blijft voor veel inwoners belangrijk.”

Top5 meest gelezen
    Top5 gedeelde artikels