Het zal u als aannemer wel al overkomen zijn dat de bouwheer/opdrachtgever van oordeel is dat bepaalde werken te lang duren en/of niet naar zijn zin zijn. Vaak dreigt men er dan mee om de werken door een andere aannemer te laten uitvoeren en de kosten hiervan aan u door te rekenen. Kan dit zomaar?
Het Burgerlijk Wetboek voorziet inderdaad dat een opdrachtgever de rechtbank kan vragen om zich te laten machtigen om op kosten van de in gebreke blijvende aannemer zijn verbintenis te laten uitvoeren door een andere aannemer, hetgeen men de ‘gerechtelijke vervanging’ noemt.
Is de tussenkomst van de rechtbank steeds noodzakelijk?
Het gebeurt dat overeenkomsten een bepaling bevatten, die expliciet voorziet dat de opdrachtgever zich niet eerst tot de rechtbank moet wenden, maar – onder bepaalde voorwaarden – zelf tot actie mag overgaan. Als (onder)aannemer is het van belang dat u de overeenkomsten op dat punt goed nakijkt.
Er is echter meer. Doorheen de jaren is er een tendens ontstaan die de opdrachtgever toelaat ook zonder een dergelijke contractuele clausule de in gebreke blijvende aannemer te vervangen zonder eerst bij de rechtbank aan te kloppen. In een arrest van het Hof van Cassatie van 18 juni 2020 werd deze praktijk, de zogenaamde ‘buitengerechtelijke vervanging’ als toelaatbaar beschouwd.
Komt er dan geen rechtbank meer aan te pas?
Dat kan nog wel, maar naderhand. Naast enkele formele voorwaarden vereist de buitengerechtelijke vervanging namelijk uitzonderlijke omstandigheden. De hoogdringendheid kan hierbij een rol spelen, maar hoeft niet noodzakelijk aanwezig te zijn. Ook een duidelijke onprofessionele houding van een aannemer, die kan leiden tot een onveilige situatie en/of het missen van een opleveringstermijn, kan voldoende zijn. De rechtbank zal hierover oordelen nadat de buitengerechtelijke vervanging heeft plaatsgevonden en de aannemer in kwestie zich daarmee niet akkoord kon verklaren.
Wat zijn die formele voorwaarden?
Het Hof van Cassatie heeft uiteraard geoordeeld en bevestigd dat ook de belangen van de aannemer in acht genomen moeten worden. Concreet betekent dit dat er steeds een ingebrekestelling zal gezonden moeten worden aan de aannemer, waarbij hem nog de mogelijkheid wordt geboden om binnen een redelijke termijn het euvel te remediëren, bij gebreke waaraan men tot eigen initiatief overgaat. Ook is het noodzakelijk dat de gebreken op enigerlei wijze tegensprekelijk vastgesteld werden of kunnen worden. En tot slot dient de uitvoering van de ‘vervanging’ via een kennisgeving aan de in gebreke gebleven aannemer bevestigd te worden.
Worden de formele voorwaarden niet correct gevolgd, of vindt de rechtbank achteraf dat er onvoldoende reden was om tot een buitengerechtelijke vervanging over te gaan, riskeert de opdrachtgever veroordeeld te worden tot betaling van een schadevergoeding. Wordt u als aannemer geconfronteerd met een buitengerechtelijke vervanging, of wenst u zelf een buitengerechtelijke vervanging door te voeren, tijdig overleg met uw advocaat is altijd aangewezen. Wij staan u daar uiteraard graag in bij.