Recyclagekunst
Caroline Craenhals Belgian Scrap Terminal

Recyclagekunst

Verhaal - Belgian Scrap Terminal

Belgian Scrap Terminal, actief in hoogkwalitatieve recyclage, bestaat dit jaar maar liefst 100 jaar. Het Belgische familiebedrijf verwerkt vanop zeven locaties in binnen- én buitenland elk jaar meer dan 1,5 miljoen ton metaal. Afgedankt materiaal krijgt zo een nieuw leven. CEO Caroline Craenhals staat als vierde generatie aan het hoofd van een bedrijf dat in eerste instantie geassocieerd wordt met zware industrie. Toch speelt ook in deze klassieke branche toptechnologie een belangrijke rol.

Belgian Scrap Terminal (BST) is gespecialiseerd in de recyclage van ferro- en non-ferromaterialen. Al spreekt CEO Caroline Craenhals liever over ‘urban mining’: een stedelijke mijn waar producten die einde leven zijn volledig ontmanteld worden om elders als grondstof een nieuw leven te beginnen. “Van een complete wagen tot een wasmachine, boiler, silo of tank … We verwerken het meest simpele tot het meest complexe product, zolang het maar ferro- of non-ferrohoudend is. Het gaat om 1,5 miljoen ton per jaar. Afval dat voor iedereen een einde betekent, geven wij een nieuw begin. Daarbij hebben we een hele waaier aan toeleveranciers. Dat kan gaan van burgers die we op een aantal van onze sites ontvangen tot bedrijven die we ontzorgen van hun productieafval. Er is ook nog steeds een groep schroothandelaars die op eigen houtje ijzer, koper, lood en zink ophalen. Vaak families die dat van oudsher doen. Daarnaast behoren autoconstructeurs, containerparken, en verbrandingsinstallaties tot onze klanten. Die producten worden hier verwerkt, uitgezuiverd en herwerkt.”

Belgian Scrap Terminal in cijfers
  • 1,5 miljoen ton schroot per jaar
  • 7 vestigingen
  • 120 medewerkers
  • 450 miljoen euro omzet 2021

STERCK. Het lijkt een ruw industrieel proces, maar er komt toch heel wat toptechnologie bij kijken?

Caroline Craenhals: “Er bestaat geen school om dit vak te leren, dat gebeurt al doende. We hebben 100 jaar ervaring in de stiel en leren onze mensen zelf op. Door het complexer worden van producten wordt de behandeling ook complexer en ontstaan er nevenproducten, zoals bijvoorbeeld plastics. Vroeger volstond een kraan en een breker om ons werk te doen. Vandaag werken we met een aaneenschakeling van machines. Iedereen maakt zijn stroom vanuit de kennis en de optimale kwaliteit die hij/zij wil bereiken. Hoewel de business sterk gelijkend is, zal elk recyclagebedrijf op die manier toch een andere flow hebben. Iedereen gebruikt bijvoorbeeld optische scheiders, magneetscheiders en dergelijke, maar ieder doet dat op zijn of haar manier. Het kan ook van klant tot klant verschillen welke bewerking nodig is. Een wagen vraagt een andere bewerking dan bijvoorbeeld een tank die hier aankomt. Permanente innovatie is nodig omdat de input steeds ingewikkelder wordt en omdat het eindproduct steeds zuiverder moet zijn.”

Tijdreiziger

STERCK. U noemt uw bedrijf een tijdreiziger? 

Craenhals: “De wetgeving die men vandaag maakt, slaat op de producten die vandaag op de markt komen. Maar die komen pas binnen 10 of 20 jaar bij ons toe. Wat we vandaag verwerken, is geproduceerd en gebruikt gedurende de afgelopen 10 of 20 jaar, of langer. Daar zitten materialen bij die nu niet meer gebruikt mogen worden. Maar wij moeten die wel behandelen op een correcte manier voor het milieu, om zo tot een product te komen dat opnieuw een grondstof is en voldoet aan de nieuwe regelgeving. We leveren op die manier grondstoffen voor de staalindustrie, de aluminiumsector, de kopersmelterijen … Daarmee kunnen onze klanten op een CO2-besparende manier nieuwe materialen maken. Het is immers veel duurzamer om vanuit ijzer of schroot nieuw staal te maken dan vanuit ijzererts.”

Er bestaat geen school om dit vak te leren, dat gebeurt al doende.

STERCK. De wetgeving evolueert volgens u te traag?

Craenhals: “Men zegt regelmatig dat we in Europa arm zijn aan grondstoffen. Maar dan beseft men niet hoezeer onze sector geëvolueerd is. Welke grondstoffen we eigenlijk hebben en niet meer moeten ontginnen. De Europese staalindustrie is nog te veel geënt op ertsen in plaats van schroot. Ecologie en economie moeten hand in hand gaan. Je moet zorgen dat je alles wat je vandaag zelf kan ontginnen met urban mining, volledig kan inzetten in het productieproces. Zover zijn we nog niet. We creëren nog steeds meer afval dan we hergebruiken omdat de processen daar te weinig op afgestemd zijn. Er is zeker een evolutie, maar die gaat langzaam. We moeten aanvaarden dat sommige zaken tijd nodig hebben. Net zoals we moeten aanvaarden dat bepaalde materialen die men vandaag niet meer wil, nog steeds de ronde doen in producten die we gebruiken. Dat is de realiteit.”

“Zo zie je ook dat de afvalsector sterk geconfronteerd wordt met branden. Wij creëren die natuurlijk niet zelf. De batterijen die in al onze afgedankte producten zitten, komen mee naar ons. Soms omdat men ze er niet uit kan halen of soms omdat er nog geen beleid voor bestaat. Dan is het onvermijdelijk dat die af en toe door de grijper van een kraan vastgepakt worden of dat er andere zaken mee gebeuren. Zo kunnen branden ontstaan en krijgen we een negatief imago. Eigenlijk zou de overheid moeten zeggen: we gaan dat probleem mee aanpakken en helpen oplossen.”

Steeds groener

STERCK. Het ecologische is een grote uitdaging?

Craenhals: “We werken zeer ecologisch. Ons product is op zich een circulair product. Daar zijn we al vier generaties en 100 jaar lang mee bezig. Neem het voorbeeld van de wagen. Elke generatie van onze familie wordt geconfronteerd met een wagen die steeds complexer wordt. De eerste wagen was doodsimpel. Nu spreken we van een batterij op wielen. Men zegt niet tegen de vorige generatie: waarom ben je dat zo ingewikkeld beginnen produceren? We streven ernaar dat een wagen voor 97% recycleerbaar blijft. Maar als een bepaald product dat hiervoor gebruikt wordt, ineens niet meer gevaloriseerd wordt als recycleerbaar, dan kan die wagen misschien nog maar voor 95% recycleerbaar zijn. We werken al erg milieuvriendelijk, maar het moet nog beter kunnen. Alles wordt gemonitord: onze emissienormen, het water op onze site … Onze activiteit is al groen op zich, maar het is en blijft een industrie en we moeten aan alle mogelijke uitdagingen het hoofd kunnen bieden.”

Caroline_Craenhals_Belgian_Scrap_Terminal

STERCK. De staalprijs heeft een grote invloed op jullie business?

Craenhals: “Vroeger was dat eenvoudiger dan vandaag. Mijn vader zei altijd: ‘het leukste aan mijn stiel is dat elke dag een andere dag is.’ Of het zijn de vrachtprijzen, of het is de dollarkoers, of het is de staalprijs … Geen enkele dag is saai (lacht). We werken tenslotte met een wereldproduct. Een commodity. De staalprijs is de laatste jaren heel volatiel. Hij is heel hoog gegaan, maar is ook terug diep gevallen. Dat brengt een enorm risico met zich mee. Het is onze corebusiness en dan kan je niet speculeren. Dat is met huidige pieken en dalen te risicovol. Ik kan het me niet permitteren om hier 20.000 ton ijzer te hebben liggen als de markt ineens daalt met 150 euro per ton. De lonen van onze mensen moeten betaald worden hè.”

Liefde voor het product

STERCK. Welke uitdagingen ziet u nog?

Craenhals: “De huidige arbeidsmarkt is een enorme uitdaging, ook voor ons. We werken met een 120-tal mensen. We moeten die zelf een opleiding geven. We leren ze met een kraan werken, maar we moeten ze tegelijk ook ons product aanleren. Een goede kraanman kan men echter overal gebruiken. Gelukkig hebben negen van de tien medewerkers een grote liefde voor ons product. Ze weten ook dat ze meewerken aan een betere wereld. Zeker bij jongeren speelt dat. Maar als iemand vertrekt, moet je terug vanaf nul starten met de opleiding.”

STERCK. Speelt het een rol dat jullie een familiebedrijf zijn?

Craenhals: “Ik hoor dat men die familiegeest voelt in ons bedrijf. Dat vind ik ook belangrijk. Onze medewerkers zijn betrokken bij elkaar en wat we voor de wereld doen. Dat is inderdaad een voordeel. Maar tegelijk moet je in een familiebedrijf ook zorgen voor professionalisering, een degelijke structuur … Je moet blijven evolueren in de complexe wereld van vandaag met een internationale en moderne spirit. Zo hebben we ook een management dat die familiale waarden mee uitdraagt.”

We creëren nog steeds meer afval dan we hergebruiken omdat de processen daar te weinig op afgestemd zijn.

Multimodaal

STERCK. Jullie hebben zeven vestigingen, waarvan één in Luxemburg en één in Frankrijk?

Craenhals: “Er zijn twee grote hubs: Willebroek en Kallo. Kallo richt zich meer op ferro. Willebroek is meer voor non-ferro. En al de andere sites draaien op een bepaalde manier rond die hubs. Daar gebeuren ook bepaalde vormen van verwerking. Hier op de site in Kallo vertrekt het grootste gedeelte van onze gerecycleerde producten. De containers vertrekken vanuit Willebroek. We beleveren de Europese staalindustrie, maar ook de rest van de wereld. Er zijn soortgelijke activiteiten op andere vestigingen, al ziet iedere vestiging er anders uit. Particulieren kunnen in Stockem (Arlon), Hoboken of Luik naar de vestiging komen. Dat materiaal wordt verzameld en komt over het water naar hier. Om onze uitstoot te beperken, hebben we er bewust voor gezorgd dat we verschillende inzamelplaatsen aan het water hebben zodat we niet steeds met vrachtwagens tot hier moeten komen.”

STERCK. Jullie vestigingen zijn meestal watergebonden?

Craenhals: “Onze familie komt van aan het kanaal in Willebroek en heeft altijd de reflex gehad om een locatie langs het water te zoeken, al liggen niet alle sites langs het water. Daardoor gebeurt ook 40 tot 45% van onze aanvoer over het water. Op vlak van afvoer van producten ligt dat percentage nog een flink stuk hoger. We werken immers voornamelijk samen met staalbedrijven die zich ook aan het water bevinden. Voor ons is watergebonden transport altijd logisch geweest. Het spoor trouwens ook, al blijft dat toch een pijnpunt. De familie deed vroeger nog in tweedehandskleding vanuit Willebroek. Dat was een spoorgebonden activiteit. En dat is er intrinsiek altijd blijven inzitten. Maar op vlak van spoorverbindingen moeten we in België helaas nog heel wat tandjes bijsteken. Men zegt dat we meer het spoor moeten gebruiken, maar men heeft er al die jaren niet in geïnvesteerd. Ik ben recent bijvoorbeeld een heel groot contract verloren omdat het spoor hier wel op de site ligt, maar we geen enkele wagon tot hier krijgen. Dat is bijzonder jammer.”

Caroline_Craenhals_Belgian_Scrap_Terminal

Vierde generatie

STERCK. U bent de vierde generatie. Was het voor u altijd duidelijk dat u in het familiebedrijf zou werken?

Craenhals: “(lacht) Ik ben erin geboren en de keren dat ik probeerde om eruit te lopen werd ik er altijd terug ingetrokken op de één of andere manier. Het familiebedrijf stroomt dus door mijn bloed. Je krijgt dat letterlijk met de paplepel mee. Mijn vader komt nog vrijwel dagelijks op het bedrijf. Ik respecteer alle voorgaande generaties enorm. Elke generatie heeft op zijn manier bijgedragen tot wat ik vandaag in mijn handen mag houden. Sinds een kleine vier jaar heb ik nu de leiding in handen. Maar ik koester de waarden van mijn vader heel sterk. Als hij zegt dat hij iets niet zou doen, dan is dat voor mij een knipperlicht. Ik ben blij dat ik die wijsheid mag meenemen. Maar tegelijkertijd heb ik ook nieuwe ideeën en wil ik daarop verder gaan.”

STERCK. Ondanks uw jonge leeftijd draait u al 20 jaar mee in de branche?

Craenhals: “Ik kan inderdaad soms al eens iets uit de oude doos vertellen (lacht). Dat komt natuurlijk omdat ik altijd al als kind in het bedrijf heb rondgelopen. Na mijn studies handelsingenieur was er een periode waarin de Europese regelgeving met betrekking tot afgedankte consumptiegoederen geïmplementeerd werd. Mijn thesis ging daarover en het is vandaag nog steeds een hot topic. Ik ben dus mogen starten op een moment dat we in het diepe zijn gesprongen. Onze sector was één van de eersten die het duurzaamheidsverhaal heeft voelen aankomen. We zaten aan het begin van die slinger. Dat maakt het extra uitdagend.” 

Elke generatie heeft op zijn manier bijgedragen tot wat ik vandaag in mijn handen mag houden.

STERCK. Er staan niet zoveel jonge dames aan de leiding in de zware staalindustrie?

Craenhals: “Vrouw zijn heeft voor- en nadelen denk ik. Het is enerzijds een harde industriewereld. Maar het zorgdragen en het duurzaamheidsverhaal appelleert dan weer aan de zachte, vrouwelijke kant. Je moet een beetje van beiden hebben. Eigenlijk is dat stereotype beeld in mijn ogen een beetje achterhaald. Vrouwen krijgen natuurlijk nog altijd de kinderen. De natuur is de natuur. En vandaag toont die natuur dat je er zorg voor moet dragen. Maar dat zorgen zit ook in sommige mannen. Hart of hard. Beiden moet je hebben in deze branche. Zorg dragen is belangrijk, maar er moet ook brood op de plank komen.” 

Arbeidsmarkt

STERCK. Wat zijn voor u de belangrijkste uitdagingen op korte termijn? 

Craenhals: “De arbeidsmarkt en de technische profielen zijn zeker een topprioriteit (zie kaderstuk). We engageren ons ook actief in het onderwijs. Een tweede uitdaging ligt in het feit dat we er in het bedrijf actief aan werken dat onze mensen kunnen doorgroeien. We hebben hier zonen en dochters van medewerkers die het op school niet meer zien zitten en van ons de mogelijkheid krijgen om een vak te leren. Het is belangrijk dat je als bedrijf zoiets mogelijk maakt. Een derde uitdaging zie ik op technologisch vlak. De normen mogen hoog liggen, maar je moet daar ook realistisch in zijn. Je moet de technologie de tijd geven om zich te ontwikkelen. Artificiële intelligentie wordt meer en meer toegepast. Maar je kan nog een perfecte omgeving met artificiële intelligentie organiseren, als het robotje zelf zijn werk niet goed doet, dan gaat het eindproduct niet goed zijn. En dat is essentieel. Die dubbele complexiteit is een grote uitdaging. Om een voorbeeld te noemen: mijn grote machines werken allemaal op groene energie en daar hangt een prijskaartje aan. Maar waarom hebben we dan geen windmolen op ons terrein? Omdat de krachtkoppeling daar technologisch gezien nog niet mee verbonden kan worden. De technologie is er al wel, maar niet voor mijn sector. Zulke zaken moet je permanent opvolgen.”

Beroeps- en technisch onderwijs meer waarderen

BST engageert zich actief in het onderwijs. “Zo hebben we meegedaan met een project voor de wereldexpo in Dubai,” legt Caroline Craenhals uit. “We hebben een kunstwerk gemaakt met gerecycleerde materialen, samen met studenten van de technische scholen. Men legt in het onderwijs al jaren de klemtoon op het hoogtechnologische. Maar de slinger is te veel doorgeslagen in de ene richting. Basisvaardigheden worden vandaag te weinig gewaardeerd. Iemand die laswerken doet, is voor mij even belangrijk als de boekhouder die de cijfers doet kloppen. Ik probeer op scholen te gaan spreken als ondernemer. Het beroeps- en technisch onderwijs moet meer waardering krijgen. Ik zie dat men in die scholen vaak moet werken met beperkte middelen. Chapeau voor directie en leerkrachten die er het beste van maken. Ik vind ook dat men meer moet inzetten op duaal leren. Waarom zou je kinderen van 14 of 15 jaar die schoolmoe zijn nog op een bank houden? Het leercontract van vroeger was nog niet zo fout. Je brengt die jongeren direct in de moderne wereld met de juiste machines, niet met een demomodel dat maar half werkt.”

“Voor mij is de essentie dat je respect moet hebben voor alle schakels. Vandaag gaat er soms te veel aandacht naar high-end, het nieuwe … Maar als we naar een circulaire economie willen evolueren dan is elke schakel in de keten belangrijk. Niet alleen de nieuwste schakel die het meest in het oog springt. Dat is een andere manier van denken.”

STERCK. Jullie zijn 100% in familiale handen, maar realiseren tegelijk een fenomenale omzet?

Craenhals: “Ik spreek niet graag over omzet omdat die sterk schommelt door het feit dat we met een commodity werken. Als de grondstofprijzen hoog staan, is onze omzet plots veel groter. In 2021 realiseerden we ongeveer 450 miljoen euro. Belangrijker is het feit dat we alles wat we verdienen, opnieuw investeren in het bedrijf. Onze investeringen in technologie kosten handenvol geld. In dat aspect zijn we een echt familiebedrijf. In 2018 hebben we een nieuwe maalmachine ingehuldigd die 17 miljoen euro kost. We zijn vandaag bezig met een andere investering van 15 miljoen euro. Een kraan voor onze dagelijkse werking kost ook al vlug 1 of 2 miljoen euro. Dat is om je basisomzet te behouden hè, niet om te groeien. We moeten continu verder denken. Omzet is belangrijk, maar bij mij draait het bottom-line om wat er geïnvesteerd kan worden en daarin wil ik pionier blijven.”

Top5 meest gelezen
    Top5 gedeelde artikels