De Belgische regering klopte zich het afgelopen jaar op de borst met de beslissing om het wettelijk zelfstandigenpensioen op te trekken tot op het niveau van de loontrekkenden. Voor bedrijfsleiders die via een IPT (individuele pensioentoezegging) sparen voor een aanvullend pensioen (tweede pijler) blijkt er echt een flinke adder onder het gras. Ze zullen op pensioenleeftijd minder in plaats van meer pensioen ontvangen. In België gaat het al vlug om vele tienduizenden bedrijfsleiders. We vroegen Paul Fornoville, zaakvoerder bij pensioenplanner Life Plan, om tekst en uitleg.
Door de gelijktrekking van de wettelijke pensioenen zal in tegenstelling tot het verleden voortaan 100% van het inkomen van de zelfstandigen in rekening gebracht worden om het wettelijk pensioen te bepalen. Die nieuwe regel heeft echter verregaande gevolgen voor de IPT. Een IPT is een fiscaal voordelig spaarplan in de tweede pijler waarbij de pensioenbijdragen door de vennootschap worden betaald in het voordeel van de bedrijfsleider. Deze bijdragen zijn echter niet onbeperkt. Voor de IPT bestaat immers de regel van de 80%-grens die bepaalt dat voor bedrijfsleiders de som van de wettelijke pensioenen (eerste pijler) en de aanvullende pensioenen (tweede pijler) niet meer mag bedragen dan 80% van de meest recente normale bruto bezoldiging.
In een circulaire van 31 maart 2022 heeft FOD Financiën haar interpretatie gegeven van de gevolgen van de verhoging van de wettelijke pensioenen voor zelfstandigen op de 80%-grens. Door de stijging van één van de twee delen van de som (het wettelijk pensioen) kan er voortaan veel minder gespaard worden in het andere deel van de som (het aanvullend pensioen via IPT). Vooral het feit dat dit met terugwerkende kracht wordt toegepast op de gestorte bedragen van 2021 zet veel kwaad bloed in de sector.
Tweede pijler onder vuur
STERCK. De overheid viseert hiermee de tweede pensioenpijler voor zelfstandigen?
Paul Fornoville: “Dat is inderdaad het geval en dat staat in schril contrast met wat er altijd is gezegd. Welke hervormingen de regering ook doorvoert, men zou blijven inzetten op de tweede pijler. Ook de sociale partners zien het belang van de tweede pijler in. Voor loontrekkenden streeft men er zelfs naar dat op termijn elke loontrekkende evolueert naar een bijkomend pensioen. Daar spreekt men toch al een aantal jaar over. Het is contradictorisch met wat men nu doet met de tweede pijler voor zelfstandigen.”
STERCK. De administratie die de controles uitvoert bij de zelfstandigen heeft haar standpunt duidelijk gemaakt in een circulaire die verscheen op 31/3/22.
Fornoville: “De administratie vindt dat omwille van het feit dat de wettelijke pensioenen voor zelfstandigen sinds 2021 niet meer berekend worden met een coëfficiënt van 0,69 maar met een coëfficiënt van 1, dat het aanvullend pensioen mag afgebouwd worden. De omgekeerde wereld ! Een circulaire is geen wetgeving, maar in de praktijk zal deze regel wel zo toegepast worden.”
STERCK. Wat betekent dit in de praktijk?
Fornoville: “Neem nu het voorbeeld van een bedrijfsleider die omwille van een bepaald loon via zijn IPT een pensioen mag opbouwen van 250.000 euro. Dat bedrag blijft gelijk, of je dat nu opbouwt gedurende tien jaar of 20 jaar. Je mag die 250.000 niet overschrijden. Door de toepassing van de circulaire verlaagt bij een gelijk loon, bij een gelijke loopbaan en bij een behoud van de burgerlijke staat, het pensioenkapitaal dat men mag opbouwen aanzienlijk. In sommige gevallen tot de helft ! Heel wat klanten die dat halve bedrag al hebben opgebouwd, mogen vanaf nu niets meer storten.”
“Onze koepelorganisatie heeft aan de overheid gevraagd om ons toe te laten onze systemen aan te passen op die nieuwe regel zodat we dit vanaf 1/1/23 kunnen toepassen. Het resultaat zou hetzelfde zijn. Maar de overheid heeft bevestigd dat ze dit meteen én met terugwerkende kracht wil toepassen naar 2021, een boekjaar dat al afgesloten is. Het brengt heel wat ergernis en extra werk met zich mee. We moeten die bijdragen voor ieder individueel contract herrekenen. Het is alsof je in 2021 120 km/u reed op de snelweg, waar vanaf 2022 maar 90 km/u mag gereden worden, en je dus daarvoor beboet wordt.”
Verschil loontrekkende en zelfstandigen blijft
STERCK. Vanwaar komt die onwil?
Fornoville: “Dat kan natuurlijk alleen de overheid zelf zeggen, maar volgens ons heeft het te maken met een studie die minister Lalieux heeft laten uitvoeren. Men heeft gekeken wie er allemaal een aanvullend pensioen heeft en hoe groot die aanvullende pensioenen zijn. En dan zie je bij de IPT’s een aantal uitschieters. Er zijn inderdaad een beperkt aantal industriëlen die een aanvullend pensioen zullen hebben van 5 miljoen euro. Je kan je de vraag stellen of het de bedoeling is dat we een dergelijk bedrag laten opbouwen met fiscaal aftrekbare premies, dus gesubsidieerd door de overheid. Vermoedelijk is dat niet de bedoeling. Maar moet men daarom alles van tafel vegen en iedereen over dezelfde kam scheren? In het overgrote deel van de dossiers gaat het over beperkte bedragen die een zelfstandige opbouwt en werkelijk nodig heeft om te kunnen rondkomen na zijn actieve loopbaan. Er is nog steeds een zeer groot verschil tussen het pensioen van zelfstandigen en dat van de loontrekkenden.”
“Men zegt dat men het pensioen van de zelfstandigen gaat gelijktrekken met dat van de loontrekkenden. Maar een pensioen van een loontrekkende wordt berekend op het brutoloon. En dat van een zelfstandige op zijn netto belastbaar loon. Dat is het bedrag waar de sociale bijdragen op betaald worden, dus na aftrek van kosten, van sociale bijdragen en VAPZ. Er is dus nog steeds geen level playing field. Beide pensioenen wordt berekend op een andere basis. In de 80%-regel wordt het van nu echter wel gelijkgetrokken en dat is toch zeer bizar.”
STERCK. Ook op andere punten is de 80%-regel achterhaald?
Fornoville: “Waar wij het in onze sector heel moeilijk mee hebben, is dat het wettelijk pensioen nu eenzijdig wordt aangepast. Maar de omzettingscoëfficiënten die in 1987 gepubliceerd zijn en in de 80%-grensberekening de pensioenrente omzetten naar een pensioenkapitaal, werden nooit aangepast of geïndexeerd. Ze weerspiegelen onze levensverwachting niet meer. Als de 80%-regel wordt aangepakt, moet je dat ook aanpakken. Men spreekt in de 80%-regel bijvoorbeeld nog altijd over een winstdeelname van 20%. Die is er al lang niet meer. De maatschappijen geven vandaag heel lage winstdeelnames. De helft van de premies worden vandaag in een Tak-23 fonds opgebouwd in plaats van een Tak-21 fonds en daar is geen sprake van winstdeelname.”
STERCK. Wat is het gevolg van al die wijzigingen?
Fornoville: “Het heeft verregaande gevolgen. We moeten vandaag heel hard werken en rekenen om onze klant vervolgens te moeten zeggen dat hij/zij minder mag sparen. Er gaan minder premies gestort worden, nu en in de toekomst. En dat is wellicht wat de overheid wil. Zo moet men minder fiscaal voordeel toestaan. Het is de realiteit. Minstens 40% van de bedrijfsleiders zou een IPT hebben. Het gaat om vele tienduizenden contracten.”
Wie is Life Plan?
Life Plan maakt pensioenplannen op maat. Als neutrale pensioenplanners kiezen ze de aanbieder die het beste bij de klant past onder het motto ‘One size fits none’. Ze zetten daarbij in op vier basisbehoeften die ze samen in een persoonlijk Life Plan aanpakken: pensioen, overlijden, arbeidsongeschiktheid, medische kosten. Life Plan heeft vestigingen in Wommelgem, Hasselt en Zele.
Verschuiving naar Tak-23
STERCK. Nog iets helemaal anders. Er vindt de laatste jaren ook een verschuiving plaats van Tak-21 naar Tak-23?
Fornoville: “In het verleden werden alle pensioenpolissen onderliggend beheerd in een Tak-21 fonds. Dat wil zeggen dat de klant een kapitaalsgarantie en een rendementsgarantie heeft. De gestorte premies kunnen na aftrek van kosten en taksen niet in waarde dalen. Ook het rendement is gegarandeerd. Vandaag switchen veel verzekeraars van een Tak-21 naar een Tak-23 fonds. En dat is niet meer dan een beleggingsfonds. Het zijn fondsen die investeren in financiële producten : aandelen, obligaties en/of afgeleide producten. En dan speel je natuurlijk in op de marktomstandigheden.”
STERCK. Die markt-omstandigheden zijn vandaag zeer negatief, maar pensioenplanning moet je op lange termijn bekijken?
Fornoville: “Wie vandaag in een Tak-21 fonds stort en maximaal een halve procent intrest krijgt, boert er met de inflatie die we vandaag kennen flink op achteruit. Maar je bouwt wel een gebetonneerd kapitaal op. Vandaag zijn het solden op de beurs in Tak-23. We hebben natuurlijk geen glazen bol en weten niet hoe de wereld er binnen een paar maanden gaat uitzien. Maar als je een half jaar geleden met 10 euro naar de markt ging en de appels kostten 1 euro per stuk, dan kon je 10 appels kopen. Vandaag kosten die appels nog maar een halve euro. Met dezelfde 10 euro kan je deze maand dus 20 appels kopen. Als je op het einde van de rit met pensioen gaat, dan wordt je pensioenbedrag uitbetaald aan de prijs die de appels dan kosten. Men telt gewoon hoeveel appels je op dat moment hebt aan de prijs van de appels op dat moment. Als die prijs dan 2 euro is, dan heb je appels gekocht aan een halve euro die je kan verkopen voor 2 euro. Zo simpel is het.”
STERCK. Het omgekeerde kan echter ook het geval zijn?
Fornoville: “Het risico is inderdaad dat wanneer je moet verkopen de appels misschien een halve euro kosten terwijl je ze 1 euro betaald hebt. Het moment van pensioenleeftijd kan je immers niet kiezen. Maar je kan wel en cours de route van assets switchen. Je kan op een bepaalde leeftijd wat je in Tak-23 opgebouwd hebt bijvoorbeeld vastklikken op een bepaald rendement. Je gaat dan van een agressief fonds naar een defensief fonds of naar cash of naar Tak-21. Zo kan je je risico beperken. En dan moet je er ook tegenkunnen dat als de rit naar boven verder gaat, je dat rendement zal missen. De psychologie van de belegger is dat als het slecht gaat men geen aandelen koopt, maar het is net dan dat je moet kopen. Zo is Warren Buffet groot geworden. Je kan in Tak-23 je belegging ook spreiden over fondsen, regio’s, assets, munten, sectoren … of zelfs een mix van Tak-21 of 23 maken. Ook je pensioenfonds vraagt een actief beheer.”