De ontwikkeling van familiale ondernemingen verloopt zelden volgens een vast stramien, maar toch zijn er vaak tendensen te bespeuren. De onderneming wordt opgestart als éénmanszaak of als een kleine start-up, kent vervolgens een gestage groei en breidt uit, soms organisch, soms via overnames. “Het verhaal van United Consulting kan daarbij als voorbeeld dienen,” zeggen Thomas Zwaenepoel, partner KPMG Tax, Legal & Accountancy en Koen Hendrix, directeur VKW Familiebedrijven.
Als gevolg van het groeitraject zien we vaak een uitbreiding van de activiteiten gaande van de verwerving van vastgoed, het aanboren van nieuwe markten, het aansnijden van nieuwe activiteiten en soms de overname van vennootschappen of ondernemingen. Volgend op die expansie duikt vroeg of laat de vraag op of de juridische organisatie van de onderneming wel ‘futureproof’ is, en daaraan gekoppeld de vraag of de onderneming juridisch nog goed gestructureerd is.
STERCK. Kan u een voorbeeld geven van zo’n juridische structurering?
Thomas Zwaenepoel: “Er zijn tal van variaties mogelijk. Sommige ondernemers houden ervan om aandelen van de verschillende vennootschappen in hun privé-patrimonium aan te houden, vaak met het oog om in een later stadium die aandelen belastingvrij te kunnen verkopen. belangen te bundelen onder één centrale holdingvennootschap. In het verleden was de creatie van zo’n holdingvennootschap vaak ingegeven door fiscale motieven, met name toen het mogelijk was om aandelenparticipaties te verkopen aan een zelf opgerichte holding, of die onder te brengen in een holding door middel van een kapitaalverhoging in natura, en daardoor op een fiscaal gunstige manier de mogelijkheid te creëren om vrijwel onbelast middelen te laten opstromen naar het privévermogen. Door wijzigingen in de wetgeving is die piste grotendeels gesloten. Toch kan de creatie van een holdingvennootschap nog altijd zinvol zijn, bijvoorbeeld om een gecentraliseerde aansturing van de verschillende groepsvennootschappen mogelijk te maken.
STERCK. Zijn er nog voordelen denkbaar?
Zwaenepoel: “Zeker. Het kan zinvol zijn om bepaalde activiteiten van een onderneming onder te brengen in een aparte vennootschap. De redenen hiertoe variëren enorm. In bepaalde gevallen zien we dat de afzondering van een activiteit het mogelijk maakt om voor die specifieke activiteit een externe investeerder aan te trekken. Een klassieker is eveneens de afzondering van bedrijfsvastgoed in een aparte immobiliënvennootschap.”
Immobiliën-vennootschap
STERCK. Waarom zou iemand zo’n immobiliënvennootschap overwegen?
Zwaenepoel: “Het is op zich niet onverstandig om vastgoed te vrijwaren van het ondernemingsrisico van een operationele vennootschap. Mocht het ooit goed fout gaan met die onderneming, dan verzekert de ondernemer zich alsnog van de eigendom van het vastgoed. Zo’n afzondering van het vastgoed gebeurt vaak door de techniek van de juridische (partiële) splitsing. In principe kan zo’n afsplitsing plaatsvinden zonder fiscale afrekening, maar in de praktijk zitten daar toch wat addertjes onder het gras.”
STERCK. Waaraan moeten we dan denken?
Zwaenepoel: “Voor wat betreft de vennootschapsbelasting raden wij eigenlijk aan om een afsplitsing van vastgoed op voorhand te laten valideren door middel van een fiscale ruling. Dat biedt zekerheid dat een eventuele latente meerwaarde op het vastgoed ingevolge de splitsing achteraf niet belast wordt. Hierbij moet rekening gehouden worden dat de rulingdienst bepaalde voorwaarden kan en zal opleggen. De rulingdienst vraagt vaak een engagement dat de aandelen van de gesplitste vennootschap niet op korte termijn worden verkocht of overgedragen. En mocht dat dan toch gebeuren, dan eist de rulingdienst dat de verkoopwaarde van de verkochte aandelen terug geïnvesteerd wordt in België. Men moet ook aandacht besteden aan de registratierechten. In principe kan een afsplitsing gebeuren zonder dat er registratierechten verschuldigd zijn, maar dat principe geldt niet wanneer er nog een schuld rust op het vastgoed.
Tenslotte – en dit is wellicht het belangrijkste aspect – moet de analyse gemaakt worden of de afsplitsing van het vastgoed consequenties heeft op vlak van de BTW. In het bijzonder wanneer het vastgoed wordt verhuurd aan andere groepsvennootschappen is er mogelijk sprake van een BTW-herziening. In bepaalde gevallen kan de vorming van een zogenaamde BTW-éénheid een oplossing bieden.”
STERCK. En de omgekeerde beweging, een fusie, is die ook interessant?
Zwaenepoel: “Dat hangt opnieuw af van de feitelijke situatie maar in het algemeen is het zinvol om een fusie van groepsvennootschappen te overwegen wanneer er geen redenen denkbaar zijn om vennootschappen apart te houden. Een fusie kan zorgen voor een heldere en duidelijke groepsstructuur, is uiteraard kostenbesparend en zorgt voor administratieve vereenvoudiging.
Vaak zien we de nood om te fuseren wanneer een vennootschap werd overgenomen, gebruik makend van een speciaal daarvoor opgerichte acquisitievennootschap. Daarbij wordt die laatste gebruikt om externe financiering aan te trekken. Na verloop van tijd wordt zo’n acquisitievehikel eerder een fiscale last dan een lust. Een fusie is dan logisch, maar ook hier zijn er fiscale valkuilen. De fiscus houdt er immers niet van dat als gevolg van een fusie operationele winsten uit de overgenomen vennootschap worden geneutraliseerd door de financieringskosten bij het acquisitievehikel, en dat is precies het gevolg van zo’n fusie. Het is opnieuw maatwerk, waarbij de administratieve en financiële voordelen moeten afgewogen worden tegen eventuele fiscale risico’s.”
Statuut familiale vennootschap
STERCK. Zijn er nog valkuilen?
Zwaenepoel: “Soms wordt het statuut van familiale vennootschap uit het oog verloren. Dat statuut is belangrijk want het geeft toegang tot vrijstelling van schenkbelasting wanneer de aandelen worden geschonken of het geeft toegang tot het verlaagd tarief van 3% in de erfbelasting. In principe gelden deze gunstmaatregelen wanneer de onderneming een reële economische activiteit uitoefent. Dat is niet altijd het geval bij holdingvennootschappen of vastgoedvennootschappen, maar ook daar is het zaak om de casus concreet te analyseren om te bepalen of het gunstregime toch van toepassing kan zijn.
Verder is het ook belangrijk om tijdig en grondig elke herstructurering te onderzoeken op zijn haalbaarheid. Het zou niet de eerste keer zijn dat een herstructurering vastloopt op een veto van externe stakeholders. Niettegenstaande dat vele reorganisaties kunnen gebeuren onder een regime van juridische continuïteit, is het toch belangrijk om tijdig overleg te plegen met bijvoorbeeld de banken. Bankfinancieringen voorzien immers vaak in specifieke bepalingen die inhouden dat de bank akkoord moet gaan met zo’n groepsreorganisatie of dat ze bijkomende waarborgen kan eisen. Vooral bij splitsingen kan dit een heikel punt zijn, zeker wanneer door de splitsing een stuk onderpand verdwijnt bij de debiteur.”
STERCK. Zijn er nog andere actoren betrokken?
Zwaenepoel: “Cruciaal is een goed overleg met de notaris, die finaal de aktes van fusie of splitsing zal opstellen. Veel noodzakelijke opzoekingen zullen door de notaris worden uitgevoerd. In dat verband is het belangrijk om te vermelden dat wanneer een onroerend goed betrokken is in een reorganisatie, een bodemattest beschikbaar moet zijn. Voor de timing van de operatie moet daar rekening mee gehouden worden. In vrijwel alle gevallen is ook een rapport van een bedrijfsrevisor vereist.”
STERCK. Over timing gesproken: hoelang duurt zo’n proces?
Zwaenepoel: “Daar is niet direct een lijn in te trekken, maar hou toch maar rekening met een aantal maanden. Zeker wanneer de reorganisatie ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de rulingdienst spreken we snel over een traject van 6 maanden.”
STERCK. Rekening houdend met al het voorgaande, zijn er bepaalde ‘gouden tips’?
Zwaenepoel: “Het is zeker raadzaam om de groepsstructuur geregeld te laten analyseren door uw raadgever. Dat zal toelaten om tijdig opportuniteiten te spotten en risico’s te beperken. Het is goed om een langetermijnvisie te ontwikkelen en die te delen met uw raadgever. Dat zorgt ervoor dat een traject tijdig kan opgestart worden. ‘Bezint eer ge begint’ is een adagium dat meer dan ooit van toepassing is.”