Via co-creatie met universiteiten en ondernemingen, de Vlaamse industrie helpen innoveren: dat staat centraal in de missie van Flanders Make. Het strategisch onderzoekscentrum nam begin november een gloednieuwe locatie in Kortrijk in gebruik en wil ook van daaruit Vlaamse kmo’s en grotere ondernemingen ondersteunen bij innovatietrajecten. Samen met CEO Grisja Lobbestael staan we stil bij de werking van Flanders Make en de innovatiegoesting van Vlaamse bedrijven.
Innovatie is een cruciale hefboom voor de duurzame toekomst van onze industrie. Daar zijn de medewerkers van Flanders Make, dat tien jaar bestaat, allemaal van overtuigd. De organisatie bekleedt, net als de drie andere Vlaamse strategische onderzoekscentra (imec, VIB en VITO), een essentiële functie ter ondersteuning van het Vlaams ondernemerslandschap.
“Kortrijk is onze vierde hub”, verduidelijkt Grisja Lobbestael. “In Sint-Truiden focussen we met EUKA op drones. Leuven richt zich op mechatronica, terwijl we ons in Lommel vooral op voertuigen concentreren. In Kortrijk zal de klemtoon op productiebedrijven liggen, vermits je in Zuid-West-Vlaanderen een enorme concentratie aan maakindustrie vindt. Elke vestiging staat open voor bedrijven uit alle windrichtingen.”
STERCK. Hoe zit de werking van Flanders Make in elkaar?
Grisja Lobbestael: “Onze organisatie telt 850 mensen, waarvan er zowat 250 actief zijn in onze vier centra. De andere medewerkers zitten verspreid over de vijf Vlaamse universiteiten (UAntwerpen, UGent, UHasselt, VUB en KU Leuven) waarmee we intens samenwerken. Ze werken er in de Flanders Make-kernlabs van die universiteiten samen rond specifieke specialisaties. Bij de VUB zijn dat onder meer lenzenbouw, ergonomie en robotica. Samen met die universiteiten vormen we een netwerk om de industrie maximaal te ondersteunen.”
Klantgericht werken
STERCK. Op welke manier kijken jullie naar innovatie?
Grisja: “Innovatie speelt zich bij ons af op drie niveaus. Op researchvlak ligt onze horizon tien jaar verder. Daarmee bedoel ik dat we nu al onderzoeken welke technologische middelen tussen nu en 2034 sterk in de industrie aanwezig zullen zijn. Ten tweede kunnen we heel klantgericht werken. Dat betekent dat een onderneming ons contacteert vanuit een bepaalde product(ie)uitdaging, waarna we samen en op contractuele basis aan de slag gaan om dat uit te werken. Het derde niveau, is dat van testen en valideren. We beschikken op onze diverse locaties over heel wat testapparatuur om te bekijken in welke mate innovaties echt werken.”
STERCK. Welke aspecten keren tegenwoordig vaak terug in onderzoeksvragen?
Grisja: “Duurzaamheid speelt daarin momenteel een hoofdrol, maar het komt eropaan om dat containerbegrip naar de realiteit te vertalen. De klemtoon ligt daarbij vaak op de 3 R’s: Re-use (hergebruik), Recycling en Remanufacturing. Net daarom is het belangrijk om al in de ontwerpfase van een product stil te staan bij de ecologische voetafdruk én de mate waarin het zich op termijn zal lenen voor ‘demanufacturing’. Dat is iets waar we ondernemingen nu al op moeten voorbereiden, want we mogen verwachten dat (geautomatiseerd) deassembleren tot een belangrijk businessmodel zal uitgroeien.”
STERCK. Bestaan daar al praktijkvoorbeelden van?
Grisja: “Een heel interessant project is wat e-Trova tegenwoordig doet. Die onderneming bestaat al enkele jaren in de Verenigde Staten en is in België nog vrij jong. Samen met hen en carrosseriebouwer AWB uit Balen, werken we aan ontwikkelingen waarbij we, via een retrofitprincipe, bepaalde vrachtwagens met een dieselmotor kunnen ombouwen met een elektromotor. We zijn er voor elke onderneming met een innovatiedrang en vinden het heerlijk als een bepaalde innovatie uit één sector in een andere branche wordt opgepikt, zodat het ook daar tot disruptie leidt. Op die manier blijven onze bedrijven competitief. Dat is ontzettend belangrijk voor de welvaart in onze maatschappij en om het leven voor iedereen aangenamer te maken.”
STERCK. Staat vernieuwen anno 2024 synoniem voor digitaliseren of automatiseren?
Grisja: “Niet noodzakelijk, want er zijn veel mogelijkheden om te innoveren. Tegelijk kunnen we er niet omheen dat slimme en geconnecteerde producten of productiesystemen een van de belangrijkste trends zijn in de huidige maakindustrie. Net daarom is het zo belangrijk om al in de ontwerpfase uitvoerig stil te staan bij welk product je precies wil maken, om dat vervolgens te converteren naar de realiteit van de werkvloer.”
STERCK. Waarmee kunnen Vlaamse maakbedrijven zich tegenwoordig vooral onderscheiden?
Grisja: “Op de markt stijgt de vraag naar op maat gefabriceerde producten, aan de prijs van serieproductie. Dat is voor onze industrie geen evidente uitdaging, want de loonkosten liggen vrij hoog. Samen met hen gaan we op zoek naar oplossingen waarmee ze op een duurzame en flexibele manier veel verschillende producten in kleine series (‘high mix, low volume’) kunnen maken. Ze moeten bijvoorbeeld vaak dringende of speciale bestellingen ingepland krijgen, zonder dat die de rest van de productie verstoren. Een deel van het antwoord op die uitdaging ligt in gerobotiseerde of geautomatiseerde assemblage, maar op een dusdanige manier geïntegreerd dat de mens wél centraal blijft staan. Zo kan de operator bijvoorbeeld via VR (virtual reality) of AR (augmented reality) werkinstructies krijgen.”
- 86 miljoen euro omzet
- 161 miljoen euro geïnvesteerd door de overheid tussen 2018 en 2022
- 240 miljoen euro zelf opgehaald via contracten tussen 2018 en 2022
- 1.200 projecten op jaarbasis België & Europa
Evangelisatie
STERCK. Dat is meteen ook het uitgangspunt van Industrie 5.0. Met welk oog kijk je naar de integratie daarvan?
Grisja: “Bedrijven moeten tegenwoordig wendbaarder en veerkrachtiger dan ooit zijn. Tegelijk leven we met de realiteit van de krapte op de arbeidsmarkt en veel kennis die, over de generaties heen, verloren gaat. Net daarom moeten we zoeken naar systemen die de mens zo goed mogelijk ondersteunen. Dat kan met technologie en met ergonomische oplossingen die ervoor zorgen dat hij beter functioneert. Alleen: hoe interessant een innovatie ook is, de meerwaarde ervan is nihil zolang de mens ze niet omarmt. Je kan mensen om de oren slaan met abstracte verhalen over AI en VR, dat blijft dode letter zolang ze er niet mee aan de slag gaan. Net daarom is het essentieel om binnen bedrijven mensen te blijven evangeliseren over de toegevoegde waarde van innovatie. Je moet dat doen op een bevattelijke manier, zodat ze inzien hoe het hen, specifiek in hun job, kan helpen. Dat is iets wat we niet mogen vergeten.”
STERCK. Is Vlaanderen, globaal bekeken, een goede leerling in de ‘innovatieklas’?
Grisja: “We mogen absoluut niet klagen. Uit het Europees Innovatie Scorebord (EIS) en het Regionaal Innovatie Scorebord (RIS) blijkt dat we sinds 2021 tot de innovatieleiders in Europa behoren. Vlaanderen bekleedt de 27ste plaats op 240 regio’s, België is 4de van de 27 lidstaten. Regio’s zoals Zürich en Zuid-Zweden scoren nog beter. Dat heeft alles te maken met de sterke interactie tussen onderzoekscentra, universiteiten en het bedrijfsleven, waardoor bedrijven elkaar inspireren en naar boven trekken. Dat is iets waar we nog harder moeten op inzetten om op termijn nog beter te scoren, want we kunnen nog veel beter dan die 27ste plaats.”
STERCK. Welke stappen moet Flanders Make de komende jaren zetten?
Grisja: “Bij veel grote bedrijven zijn we al vrij bekend, maar zeker bij kleinere ondernemingen moet onze naamsbekendheid nog groeien, zodat ze nog vlotter de weg naar ons vinden. Het deed plezier dat honderden bedrijven in de openingsperiode al de moeite namen om ons te ontdekken, maar we willen dat zeker nog verder opkrikken. Dat kan onder meer door de nakende opstart van de Talent Academy, waarmee we mensen willen sensibiliseren over innovatiemogelijkheden en wat het voor hen kan betekenen. Ook ons Make Lab, een mobiele trailer die we regelmatig op industriële beurzen en bij bedrijven inzetten om specifieke innovaties te demonstreren, kan helpen om de markt te scannen en meer mensen vertrouwd te maken met de meerwaarde van vernieuwing.”