Meesterbouwer
Johan Willemen

Meesterbouwer

Familiale bouwgroep Willemen kent onwaarschijnlijke groei.

Zelden tekent een groeiverhaal zich zo scherp af als dat van Willemen Groep, de grootste familiale bouwgroep van het land. In 1999 beslisten de families Van Poppel en Willemen om elk hun eigen weg te gaan en hun bouwbedrijf op te splitsen. Terwijl de NV Van Poppel zich verder toelegde op woning- en appartementsbouw reikte de ambitie van Johan Willemen verder. Hij specialiseerde in civiele projecten, industriebouw, residentiële en utilitaire projecten tot en met de wegenbouw. De groep telt 16 jaar later meer dan 2.500 medewerkers verspreid over maar liefst 35 bedrijven en realiseert een omzet van 700 miljoen euro. Het engagement van CEO Johan Willemen reikt echter tot ver buiten de muren van het eigen bedrijf. Als voorzitter van verschillende nationale en internationale organisaties tracht hij mee te wegen op de Europese besluitvorming.

De uitbouw van Willemen Groep gebeurde deels op een organische manier, al zijn de grootste groeisprongen gerelateerd aan de overnames van een aantal grote spelers uit de sector zoals de aannemingsbedrijven Franki (1998), Cosimco (2005), Groep De Waal (2005) en de wegenbouwers Aswebo (2011) en Aannemingen Van Wellen (2014). De Groep Willemen bestaat nu uit drie takken met een groep van aannemingsbedrijven, en groep toeleveranciers in de bouw en een aantal bedrijven die actief zijn in de bouwpromotie.

Johan Willemen Bouwgroep Willemen

STERCK. Is het vanaf het begin een duidelijke strategische keuze geweest om te groeien tot een groep van een dergelijke omvang? 

Johan Willemen: “We zijn indertijd met twee aparte bedrijven doorgegaan omdat onze ambitie net lag in het realiseren van grotere projecten. Het was een bewuste keuze. Maar de acquisities zijn wel altijd gelegenheidsacquisities geweest. De kans bood zich aan en we gingen ervoor. Zo hebben we in 1998 voor 1 symbolische frank Franki gekocht uit een concordaat. Ik had als ingenieur een mateloze bewondering voor het bedrijf dat ongeveer alle belangrijke Antwerpse tunnels heeft gebouwd. Franki was in 1939 in 72 landen aanwezig! Welk ander Belgisch bedrijf kan dat zeggen? Ze hadden een vermogen aan knowhow en aannemingskracht. Ik vond dat ongelofelijk. Zo een kans kan je niet laten liggen. Eenzelfde bewondering had ik bijvoorbeeld ook voor Aswebo. Marcel Kyndt heeft dat bedrijf in zijn eentje groot gemaakt. Toen hij het verkocht was hij 78 jaar maar leidde hij het bedrijf nog elke dag.” 

Elk bouwwerk op zich is een risico waar je als bedrijf je nek op kan breken

STERCK. In het voorbeeld van Franki moest u het bedrijf wel terug rendabel krijgen?

Willemen: “Je beseft soms pas achteraf welke risico’s eraan verbonden zijn. Van die 1 euro hebben wij intussen toch een eigen vermogen van 12 miljoen euro kunnen creëren. Maar bouwen houdt altijd risico’s in. Elk bouwwerk op zich is een risico waar je als bedrijf je nek op kan breken. Zeker in de grote projecten waarin we betrokken zijn. We hebben met de volledige groep een eigen vermogen van ongeveer 80 miljoen euro. Maar we tekenen wel voor projecten van 100 miljoen euro en meer. Als daar iets fout loopt heeft dat zware gevolgen. En het zijn net die projecten waar de technieken het moeilijkst zijn. Ik was pas nog op onze werf van de A11, de nieuwe verbindingsweg tussen Knokke en Zeebrugge, met een viaduct van bijna 2 kilometer lang. De engineering die daarachter zit, dat is echt superieur. Dat blijft mij geweldig boeien.”

Johan Willemen over…

DETACHERING VAN ARBEIDSKRACHTEN

"Geen enkele aannemer is tegen het vrij verkeer van arbeid. Maar het is zwaar problematisch dat die buitenlandse arbeidskrachten hier komen werken aan lonen die een stuk lager liggen dan de Belgische. Een buitenlandse arbeider die echt met alles in orde is kost 10 euro per uur minder dan een Belgische arbeider! En dan spreek ik nog niet van de criminele organisaties die alle regels aan hun laars lappen en nog verder onder die prijs gaan. Uiteraard willen bedrijven met buitenlanders werken zodat ze op een aanbesteding kunnen inschrijven tegen een prijs die 30 procent lager ligt. Zo kom je in een vicieuze cirkel terecht." 

DE GELIJKSTELLING VAN ARBEIDERS EN BEDIENDEN

"De opzeg van een arbeider bedraagt nu 1 maand per gewerkt jaar. Dat is immens. Een goede werknemer krijgt nooit zijn opzeg. Maar soms heb je mensen die door de jaren heen de draad compleet verliezen. Ik kan daar als werkgever weinig aan doen, maar ben er wel het slachtoffer van. Voortaan kost het een fortuin om een Belg te ontslaan. Terwijl een buitenlander morgen weg is. De werkgelegenheid voor Belgen komt daardoor nog meer onder druk. De lat moet voor iedereen gelijk liggen."

CONTROLE SOCIALE LASTEN

"Mijn oplossing is om de sociale lasten te laten betalen in het land waar gewerkt wordt, in plaats van het land waar gewoond wordt. Als hoofdaannemer ben ik zelfs voor de kleinste onderaannemer verantwoordelijk  of zijn werknemers hun minimumloon krijgen en de onderaannemer sociale lasten betaalt. Maar dat kan ik in Polen of Roemenië niet controleren. Het enige middel dat we daar momenteel voor hebben is het A1-formulier, maar dat kan je zo kopen of verkrijgen via internet. Dat werkt niet."

STERCK. Met de integratie van de wegenbouwbedrijven hebben jullie een erg complementair aanbod?

Willemen: “Ik ken collega’s die vleesfabrieken kopen, maar dat zou ik nooit doen. Ik blijf binnen de bouw, maar ik zoek wel complementariteit. Voor een stuk is het ook logisch dat we groeien omdat we met onze omvang op de grote projecten mikken. Daar is ons hele apparaat op afgestemd. Voor kleinere projecten worden we snel te duur.” 

STERCK. Hoe pakken jullie zo’n overname aan? 

Willemen: “Ik laat het management zoveel mogelijk op zijn plaats zitten. Alleen bij Aswebo was dat moeilijk. Marcel Kyndt had aangekondigd dat hij om gezondheidsredenen nog slechts drie maanden zou blijven. Op die tijd moest ik proberen om met een goede spons al zijn knowhow op te zuigen. Ik heb dan mijn zoon Tom afgevaardigd om het bedrijf te leiden, samen met de toenmalige CEO van Kumpen, Johan Ceyssens die ook de technische kennis van wegenbouw had. Eind dit jaar zal Tom normaal gezien terug naar de groep komen.

De centrale diensten zoals HR, Legal, Finance, … trachten we maximaal te centraliseren. We proberen de zorgen van onze bedrijfsleiders over praktische zaken zoveel mogelijk uit handen te nemen. 

Je wil niet weten hoeveel tijd en energie er bijvoorbeeld in de aanwerving van een projectleider schuilt. Wij doen op groepsniveau de hele procedure en leggen uiteindelijk enkel de eindkandidaten voor. Hetzelfde geldt voor de boekhouding en de financiële organisatie. De bedrijfsleider heeft het laatste woord maar hij hoeft niet de hele opvolging te doen. Daardoor kan hij zich volledig richten op het bouwgebeuren, zien dat hij opdrachten binnenhaalt en dat die goed opgevolgd worden.”

We zijn vooral sterk in de formule van bouwteam.

STERCK. Hebben jullie het de afgelopen jaren moeilijk gehad om jullie orderboekje gevuld te houden?

Willemen: “Voorlopig niet. Ik denk zelfs dat we mogen zeggen dat er meer projecten waren de laatste 5 jaar. Daardoor hebben buitenlandse arbeidskrachten ook niet het werk van onze eigen bevolking ingepikt. De Polen en andere nationaliteiten hebben gewoon het werk opgepakt dat er bijgekomen is. De laatste tijd gaat het wel moeilijker omdat de economie nog niet wil aantrekken en investeringen verminderen.”

Bouwteam

STERCK. Houdt u zich ook zelf nog bezig met de acquisitie van projecten?

Willemen: “Dat doe ik niet omdat dat een zeer intensieve, niet planbare bezigheid is. Wij worden gevraagd voor een project en vanaf dan moeten onze commerciële mensen de klant informeren zodat hij een keuze voor ons kan maken. De klant moet ons leren kennen en wij hem. We zijn vooral sterk  in de bouwteamformule waarbij we samen met de klant en het hele ontwerpteam knowhow inbrengen om tot de best mogelijk oplossing te komen.”  

Johan Willemen Bouwgroep Willemen

STERCK. Dan moeten jullie als aannemer wel tijdig betrokken worden?

Willemen: “Dat is inderdaad soms een probleem. Een Belg heeft nog steeds een enorm vertrouwen in zijn ontwerpteam en vaak weinig vertrouwen in de aannemer. Dan laten ze een sluitend lastenboek opstellen en krijgt de laagste aanbieder het project. Zo kom je meestal niet tot het beste resultaat. 

We hebben in Mechelen bijvoorbeeld de Telenet-kantoren gebouwd. Daar bleek in de klassieke aanbestedingsformule dat het budget veel hoger was dan de klant voorzien had. We zijn dan samen met de klant en de architect opnieuw door alle plannen gegaan. Op die manier hebben we de prijs met 20% kunnen drukken binnen het wensenpakket van de klant. 

Soms kan je bijvoorbeeld met enkele kleine wijzigingen in het ontwerp een doorgedreven prefabricatie realiseren. De kwaliteit is beter, het gaat sneller én het is goedkoper.”

Export

STERCK. Jullie lonken de laatste jaren ook nadrukkelijk naar het buitenland?

Willemen: “We zijn een aantal jaar geleden begonnen met projectontwikkeling in Oost-Europa. Aannemerij moet je daar niet doen, want zij zijn de kampioenen van de lage prijzen. Dat is in het begin verbazend goed gegaan. Maar de crisis heeft er nog veel harder toegeslagen dan bij ons en uiteindelijk is daar alles stilgevallen. We doen nu nog een vrij grote ontwikkeling in Berlijn en zijn nog aanwezig in Polen, maar ik kan je verzekeren dat de problemen om daar aan een bouwvergunning te geraken nog groter zijn dan hier. Hier kan je via je netwerk nog contacten leggen, maar daar is dat veel moeilijker. Het taalverschil en de afstand zijn daarbij extra hindernissen. 

We hebben geleerd dat het gras in het buitenland soms groener lijkt dan het is.

We zijn intussen ook in Afrika actief waar we de Belgische ambassade in Kinshasa bouwen. Maar uiteindelijk blijft dat een Belgisch contract dat in Afrika uitgevoerd wordt. We houden onze ogen open, maar de ervaring leert toch dat het gras in het buitenland soms groener lijkt dan het in werkelijkheid is. Onze focus moet in België blijven. Er wordt hier al gebouwd sinds de tijd van de Romeinen. Dat stopt niet zomaar. En de markt trekt ook wel weer aan. Het is een kwestie om dan klaar te staan.” 

STERCK. In 2013 zijn jullie onderneming van het jaar geworden. Een zeer mooie bekroning?

Willemen: “Dat is ook zo. We zijn daardoor nog meer op de radar gekomen. Dat is heel belangrijk, omdat je in veel grote projecten gevraagd moet worden. Maar het grootste effect zagen we intern in het bedrijf. Onze medewerkers voelen dat er een grote waardering is voor het resultaat dat ze als bedrijf neerzetten. Ze zijn zich daar nog altijd bewust van en dragen dat mee. 

En ook voor mijn zoon en mij was dat een enorme opkikker. Je bent al lang op weg, je zit in een familiebedrijf en je wordt gecoverd door de ouderen in de familie. Mijn vader en mijn nonkel hebben lange tijd het bedrijf geleid. Als je dan zelf aan de leiding komt, staan er langs de baan geen stoplichten of markeringslijnen die de weg aanduiden. Je moet het zelf uitvinden. En dan geeft zo’n prijs een zeer sterke boost.”

Europese bureaucratie

Johan Willemen Bouwgroep Willemen

STERCK. Als voorzitter van de Europese Confederatie van Aannemers (FIEC) mag u rechtstreeks opboksen tegen de Europese bureaucratie? 

Willemen: “Men is zo gehecht aan het basisprincipe van Europa, de vrijheid van arbeid, dat men angst heeft om bepaalde problemen aan te pakken. Door sociale lasten te laten betalen in het land waar men werkt, zouden die voor een groot stuk opgelost kunnen worden. Maar ik heb de afgelopen jaren geleerd dat er op Europees vlak over alle mogelijke thema’s lobbygroepen bestaan die wegen op de regelgeving en besluitvorming. We beschikken met de FIEC over 10 mensen om dat allemaal op te volgen. Terwijl de grote private firma’s in Brussel een onmenselijk groot lobbyapparaat hebben die de regelgeving naar hun hand zetten. De belangen van kleinere landen en kleinere ondernemingen komen daardoor in het gedrang. 

Je hebt bijvoorbeeld een schrijnwerker die alles in hout maakt waaronder ook buitenramen. Daarnaast heb je de grote fabrieken die buitenramen maken. Die schuiven zoveel eisen en attesten naar voor dat een kleine zelfstandige daar nauwelijks nog aan kan voldoen. En hun lobbyisten zorgen dat het in de wetgeving komt. Op zulke punten moeten we als FIEC durven zeggen ‘wij verdedigen alle aannemers’.”  

STERCK. Ook wij Belgen moeten meer durven lobbyen? 

Willemen: “Elk land en zelfs elke streek van bijvoorbeeld Frankrijk of Duitsland heeft in Brussel een ambassade bij de Europese gemeenschap. Waar zitten wij als Belgen of als Vlamingen?  We moeten daar veel meer mee bezig zijn. In Mechelen ken ik een kaaswinkel die voornamelijk in Italië gaat zoeken naar hoevegemaakte kazen. Maar dat wordt steeds moeilijker. Die worden namelijk in houten vormen gemaakt. Maar in Europa is er nu een regelgeving die zegt dat kaas alleen nog mag vervaardigd worden in inox vormen. Die mensen gaan niet heel hun winkel weggooien en inox vormen kopen hè. Die stoppen gewoon met kaas maken. Is dat de weg die we op willen gaan? De lobby van de grote fabrieken wint opnieuw. De diversiteit die ons als Europa zo sterk maakt dreigt te verdwijnen.”

STERCK. U bent sinds kort ook voorzitter van het WTCB, het Wetenschappelijk Technisch Centrum van het Bouwbedrijf?

Willemen: “Ik ben dat heel graag omdat het aansluit bij mijn nieuwsgierigheid als ingenieur. Dat is trouwens een organisatie die zelfs vrij uniek is op wereldgebied. Enkel in Nieuw-Zeeland bestaat nog een vergelijkbare organisatie. Alle aannemers die werkzaam zijn in de bouw, of dat nu ruwbouwaannemers zijn of afwerkers, schrijnwerkers of dakdekkers, moeten op basis van hun loonmassa een bijdrage betalen aan het WTCB. Dat is bij wet verplicht. Met dat geld wordt er aan onderzoek en ontwikkeling gedaan in de bouwsector. 

Met innovatie kunnen we in België nog een concurrentieel voordeel opbouwen.

Dat is een prachtige organisatie, die over een onwaarschijnlijk grote knowhow beschikt. Ook de kleine bedrijfjes kunnen meegenieten van die kennis en ervaring. Op die manier kunnen we in België toch nog een concurrentieel voordeel opbouwen ten opzichte van de goedkope buitenlandse arbeidskrachten en bedrijven." 

STERCK. Waar vindt u de tijd om met al die functies bezig te zijn?

Willemen: “Als voorzitter heb ik een aansturende taak hè. De FIEC kost mij niet zo heel veel tijd. Het komt erop aan om de 10 mensen die voor de FIEC werken gemotiveerd te houden. En ook om mijn collega’s aannemers in al die landen te overtuigen om onze standpunten te verdedigen bij hun politici. 

Dat soort vergaderingen en ook die van de Confederatie Bouw zijn voor mij trouwens momenten om alles eens vanuit een helikopterview te bekijken. Ik heb altijd een blad papier bij waarop ik alles schrijf waar ik tijdens die vergaderingen aan denk naar aanleiding van wat daar gezegd wordt. En na elke vergadering is mijn blad vol en heb ik een hele to-do-lijst mee naar huis om te kijken hoe we een bepaald thema in ons bedrijf kunnen behandelen. Het verbreedt mijn horizon. Ik kan daar aan dingen denken, waarvoor ik hier geen tijd heb omdat mijn agenda elk uur gevuld is. Dat heeft een positieve waarde voor de ontwikkeling van het bedrijf.”

 

Top5 meest gelezen
    Top5 gedeelde artikels