Extern geld voor uw bedrijf
Reginald Vossen, Luc Royackers,Ivo Maréchal, Walter Vandenbulcke& Filip Lacquet

Extern geld voor uw bedrijf

Sector: finance

Nog nooit was er zoveel geld in de markt beschikbaar als nu. De media berichten vrijwel dagelijks over nieuwe overnames & fusies en participaties van investeerders in Belgische KMO’s of start-ups. Het is ooit anders geweest. Tegelijk treden nieuwe partijen toe in een financieringsmarkt waar het al moeilijk genoeg is om als ondernemer door de bomen het bos nog te zien. STERCK. Magazine liet vijf tenoren hun licht schijnen over het huidige financieringslandschap. Wat houdt u best in het achterhoofd als u op zoek bent naar extern kapitaal? 

Welke tendensen zijn er zichtbaar op de kapitaalmarkt?

Vossen: “Aan de aanbodzijde zijn er heel wat nieuwe spelers bijgekomen waardoor er meer kapitaal beschikbaar is. Ook internationale investeringsgroepen hebben België ontdekt en stuwen de waarderingen omhoog. Al wordt er tegenwoordig wel vaker met leningsformules gewerkt en blijven financieringsdossiers voor KMO’s met internationale groei momenteel wat achter. Dat is een aandachtspunt. In het segment van jonge starters is het aanbod aan middelen zo groot geworden dat je met een goed dossier vaak keuze hebt.” 

Royackers: “Een recente studie van Febelfin bevestigt dat. Het aanbod is serieus verruimd, maar dat valt niet altijd op omdat er zich een versnippering voordoet in het aantal fondsen. Dat maakt het moeilijker om de ondernemer naar het meest geschikte instrument te leiden. Het is dus niet noodzakelijk gemakkelijker geworden.” 

Lacquet: “Als PMV hebben we de roeping om complementair aan de markt te werken. We stellen vast dat er vandaag teveel geld jaagt op te weinig goede projecten. Onder meer door de bazooka van Draghi hebben de banken liquiditeiten zoals ze die nog nooit gehad hebben. Voor een goed financieringsdossier van een KMO die cashflow positief is, gaan de banken met elkaar in concurrentie. De marges van de Belgische banken horen bij de laagste in Europa. Voor de starters zijn er inderdaad veel fondsen beschikbaar. Maar voor een tweede financieringsronde bij bedrijven die al een paar miljoen hebben opgehaald en nu bijkomende middelen zoeken is het – afhankelijk van de sector – veel moeilijker.” 

Maréchal: “Er is nu zeker meer én goedloper geld beschikbaar dan twee jaar geleden, maar ik denk vooral dat het meer zichtbaar geworden is. Het risico groeit dat men opnieuw te ver gaat in het hefboomeffect dat men wil bereiken. Ik denk dat we soms vergeten zijn wat we zeven jaar geleden hebben meegemaakt. De kapitaalstructuur van bepaalde bedrijven is niet meer in evenwicht. Al verschilt de manier waarop er naar een dossier gekeken wordt niet zoveel met vroeger. Men is in sommige gevallen misschien bereid om iets meer te betalen, maar een goed dossier blijft een goed, en een slecht een slecht.”

Vandenbulcke: “Ook de vermogensbeheerders van banken beginnen nu initiatieven te nemen om op de financieringsmarkt actief te worden. Als dat verder evolueert zal er nog een hele enveloppe opengaan. De manier waarop men een dossier beoordeelt is niet wezenlijk anders dan een tijd geleden maar je merkt wel dat ondernemers die financiering zoeken nu,  meer dan vroeger, de moeite doen om een professioneel dossier samen te stellen. Ondermeer de initiatieven van het Agentschap Ondernemen hebben daarop een positieve invloed gehad.”

Lacquet: “Dat is ook een gevolg van de gewijzigde beslissingsprocedures bij de banken. Waar vroeger de decentrale autonomie van de bankier tot redelijk hoge bedragen ging, worden de beslissingen nu meer centraal genomen. De persoonlijke band met de beslissingsnemer valt weg waardoor een dossier vaak beter uitgewerkt moet zijn. Dat is zeker geen slechte evolutie.”

Veel ondernemers hebben nog schrik om hun kapitaal open te stellen voor externen? 

Maréchal: “Er leeft soms nog onterecht het beeld dat wanneer je vreemd kapitaal binnenhaalt, je niet geslaagd bent. Maar er zijn toch steeds meer ondernemers die de mogelijkheid zoeken om een stuk van het werk dat ze hun hele loopbaan opgebouwd hebben veilig te stellen. Of die bewust een partner zoeken die hen inhoudelijk verder kan helpen groeien of internationaliseren. Er is nog altijd een taak weggelegd om met goede voorbeelden de ondernemers te informeren dat een dergelijk verhaal kansen biedt. De Belgische KMO’s hebben nog veel meer potentieel dan er nu uitkomt. Ze moeten omkaderd worden met de juiste strategische inzichten en structuur. De bedrijven uit onze portefeuille zijn vorig jaar allemaal gegroeid met veel meer dan dubbele cijfers. En dat in traditionele sectoren. Het komt voor een deel door de nieuwe dynamiek en omkadering die er ontstaan is en die middelgrote bedrijven soms missen.” 

Royackers: “Het Agentschap Ondernemen fuseert binnenkort met het IWT. We zullen nog meer dan vroeger inzetten op het helpen voorbereiden van bedrijven op financiering. Zeker bij de jonge ondernemers zien we een groeiende openheid voor externe partners. Bij de bedrijfsleiders die al wat ouder zijn en uit de traditionele KMO’s komen ligt dat anders.” 

Jonge ondernemers staan meer open voor externe partners.

Vossen: “De starters van nu zijn ook heel anders omkaderd dan 25 jaar geleden. Ze krijgen met de paplepel ingegeven dat het normaal is om externe financiering te zoeken. Ze hebben een andere mentaliteit. Men gaat ook veel sneller voor groei. Sommige jonge ondernemers starten meteen al met de ambitie om binnen vijf tot zeven jaar te willen verkopen.” 

Lacquet: “Veel van die familiale KMO’s kampen met een overdrachtsproblematiek of een eigendomsstructuur die familiaal versnipperd is geraakt. Dat zijn typische momenten waarbij een buy-in of buy-out een oplossing kan bieden. Daarnaast blijft de onderkapitalisatie van de Vlaamse KMO’s een belangrijk fenomeen. Daarvoor hebben we in 2009 ook de Mezzanine-financiering in het leven geroepen als quasi eigen vermogen waarbij ondernemers hun kapitaal niet hoeven open te stellen, maar wel hun balans kunnen versterken. Het blijft uiteraard wel schuld.” 

Vandenbulcke: “De schrik voor bepaalde financieringsvormen slaat mogelijk eerder op de ervaring met bancaire kredieten die er is geweest en waarbij er toch wel wat regels zijn verscherpt. Maar de bereidheid om zich open te stellen voor risicokapitaal neemt toe.”

3

cruciale vragen over EXTERNE FINANCIERING


  1.  Waar begeef ik mij in de levensloop van mijn bedrijf? 

  2.  Welke controle wil ik al dan niet uit handen geven en in welke mate?

  3. Hoeveel geld heb ik nodig?

Hoe de weg vinden in het financieringsaanbod?

Marechal: “Het communiceren van goede voorbeelden is erg belangrijk. Dat is ook de manier waarop een aantal leads bij ons terecht komen.” 

Vossen: “Er schuilt een verpletterende verantwoordelijkheid bij de professionals die de ondernemer van nature uit begeleiden zoals de bankier en de boekhouder. Die moeten de reflex inbouwen om te kijken welke mogelijkheden er zijn buiten de bancaire oplossingen. De banken zelf beginnen trouwens ook steeds meer interesse te vertonen voor alles wat alternatieve financiering is.”

Geld in incubatieverhalen steken is ok, maar wel aan marktconforme voorwaarden. 

Royackers: “De banken hebben in het verleden hun rol op dat vlak wel gespeeld maar zijn daarmee moeten stoppen door de Basel-richtlijnen. Die wegwijzerfunctie is nu een beetje verdwenen.” 

Marechal: “Redelijk wat mensen die met financiering van KMO’s bezig zijn hebben zelf het productengamma niet helemaal in de vingers. Een bedrijf moet enkele cruciale vragen stellen: waar begeef ik mij in mijn levensloop? Welke controle wil ik al dan niet uit handen geven en in welke mate? En hoeveel geld heb ik nodig? Een aantal traditionele bankiers en boekhouders kunnen die oefening niet zelf maken. De overheid biedt heel wat goede instrumenten, maar men moet de ondernemers tot daar brengen.”

Lacquet: “De KMO-portefeuille werkt op de vlak goed en draagt ertoe bij de KMO’s zich laten bijstaan door een professionele partij op vlak van financieel management.” 

Vandenbulcke: “Een boekhouder bewijst zijn klant geen dienst door hem standaard af te raden om externen te laten intreden in het kapitaal. Gelukkig zijn er meer en meer boekhouders die dat beseffen en ook in de andere richting werken. Met de crisis is er ook wel een schifting gebeurd in bepaalde sectoren. Degenen die nu het voortouw nemen zijn sowieso al professioneel sterker en zetten sneller de stap naar risicokapitaal.” 

Wat is een goed investeringsdossier?

Marechal: “Een goed investeringsdossier heeft groeipotentieel en straalt goed management en engagement uit. Men moet de borst nat willen maken.” 

Lacquet: “Het is niet alleen het management dat een sterk engagement moet tonen. Ook het engagement van de aandeelhouders is heel belangrijk. Bovendien moet het consortium van investeerders sterk genoeg zijn om binnen 1 à 2 jaar een nieuwe kapitaalronde te kunnen doen. De onderneming mag dan niet met de rug tegen de muur staan." 

Marechal: “Het management moet de openheid hebben om een discussie te voeren over de eigen kwaliteit. We waren recent betrokken in een mooi project met groeipotentieel en veel engagement van de betrokkenen. We zijn erin geslaagd om de discussie op tafel te leggen dat er een externe CEO moest komen en dat de eigenaar een andere rol moest invullen die goed aansloot bij zijn kwaliteiten. Dat was confronterend, maar heeft tot een mooie oplossing én versterking van het bedrijf geleid.” 

Lacquet: “Als een private investeerder instapt, zie je wel vaak dat de financiële functie versterkt wordt. Maar dat hangt natuurlijk af van case tot case.” 

Investeerders moeten sterk genoeg zijn om in volgende investeringsronde mee te kunnen doen.

Vossen: “Jonge bedrijven starten vaak met een clubje van drie à vier man en de ambitie om binnen vijf jaar 50 medewerkers te hebben. In die volgende fase heb je heel andere managementcapaciteiten nodig. Soms kan dat voorzien worden van in het begin, in andere gevallen moet dat ‘en cours de route’ gebeuren en is het misschien iets pijnlijker. Een manager kan trouwens alleen maar goed functioneren als de raad van bestuur hem goed aanjaagt, vertrouwen geeft en dezelfde ambitie deelt. Dat geldt zeker voor familiebedrijven.” 

Reginald_Vossen,_Luc_Royackers_Ivo_Maréchal_Walter_Vandenbulcke_Filip_Lacquet

Op het vlak van waardering groeien de verwachtingen? 

Vandenbulcke: “Ik denk dat we een onderscheid moeten maken tussen waardering en prijs. De waardering die rondgaat in allerlei berekeningen is één aspect, maar langs de andere kant heb je het verwachtingspatroon van de eigenaar en de investeerder die daar misschien een totaal andere visie op heeft. Sommige ondernemers moeten wel eens met de voeten op de grond geplaatst worden.” 

Er bestaan geen standaardoplossingen voor de financiering van een bedrijf. 

Marechal: “In goede dossiers gaan de waarderingen tegenwoordig ontegensprekelijk naar boven. Maar dat geldt niet voor elk dossier, terwijl die perceptie er soms wel is. Te veel mensen denken dat hij of zij morgen de nieuwe Marc Coucke zijn. Al zijn er steeds meer ondernemers die eerder kijken naar wie ze eventueel aan boord kunnen nemen, dan absoluut voor de hoogst mogelijke prijs te willen gaan.” 

Lacquet: “In de buy-out markt gaat er momenteel echt te veel geld rond en stijgen de waarderingen. Je kan je daar in sommige gevallen de vraag stellen of we niet terug naar een bubbel groeien. Dat is in heel Europa zo. In de markt van risicokapitaal is het inderdaad meer een kwestie van wie je aan boord wil nemen en de juiste klik tussen de verschillende partijen. Dan is er nog een heel arsenaal van financiële middelen beschikbaar om op vlak van waardering de verschillen in visie weg te werken.” 

Royackers: “De kennis over die waarderingstechnieken is wel nog maar heel beperkt aanwezig.” 

Vossen: “Het feit dat het steeds complexer wordt, is ook een punt waar veel ondernemers op een bepaald moment op afhaken. Het is een echt professionele markt geworden van deskundigen die rond een deal werken. Voor een ondernemer die daar voor het eerst mee geconfronteerd wordt is dat niet evident.” 

Marechal: “Hij doet ook vaak maar één of twee keer in zijn leven een dergelijke deal en kent die dynamiek en de verschillende spelers niet. Een slimme ondernemer kijkt eerder naar de juiste prijs dan naar de hoogste prijs die hij kan krijgen.” 

Lacquet: “Belangrijk is dat een ondernemer vroeg genoeg begint met zijn traject. Op dat vlak zie je toch wel een positieve evolutie.” 

Pitch je dossier
in 20 minuten


Het Agentschap Ondernemen heeft Finmix ontwikkeld om ondernemers die een gemengde financiering zoeken op weg te helpen. Luc Royackers: “Ondernemers krijgen de kans om een pitch te doen, onder meer voor een aantal spelers die in dit debat ook rond de tafel zitten. We doen op voorhand een screening. De pitch zelf duurt een twintigtal minuten en de kandidaat krijgt veel feedback terug. Hoe financier je best je zaak? Welke mogelijkheden zijn er? Maar ook de vraag of dit wel de beste manier is om je dossier te brengen. Op die manier krijg je op één moment feedback over wie wat kan invullen.”

www.finmix.be

Risicokapitaal en de groeiende start-up scène is de nieuwe hype? 

Vossen: “Op dat vlak is het aanbod enorm gegroeid al blijft iedereen toch even minutieus zijn huiswerk maken. Misschien zullen een aantal fondsen minder dossiers kunnen doen dan ze initieel voorzien hadden. De goede dossiers zullen verdeeld worden over meerdere fondsen en je gaat mogelijk een stukje versplintering krijgen. Als we daar binnen zeven jaar op terugkijken zal dat misschien de conclusie zijn.” 

Marechal: “Er gaat inderdaad een schifting komen. We moeten de toevloed aan nieuwe initiatieven toejuichen. Volume maakt volume en het creëert een nieuwe dynamiek. Maar aan de aanbodzijde is er toch een wildgroei die ergens zal stoppen.” 

Een ondernemer doet maar 1 of 2 keer in zijn leven zo'n deal.

Vossen: “Een bekommernis die ik bij al die incubatieverhalen heb, is dat al het geld dat de markt ingaat er wel vanaf de eerste euro aan marktconforme voorwaarden moet in gaan. Al die incubatieprogramma’s die er voor jonge starters financieel ook een eerste schijf van 50 of 100.000 euro tegenaan gooien zijn niet zonder risico. Die lening wordt bij succes na een jaar geconverteerd naar 5 of 10 procent van de aandelen en die ondernemers denken dan ze 1 miljoen waard zijn als ze de volgende ronde ingaan. Zo creëer je een disconnectie want die bedrijven staan vaak letterlijk nog nergens.” 

Royackers: “Het is ons bij de actualisatie van onze brochure over risicokapitaal opgevallen dat een aantal partijen met een eigen ‘privat equity’ fonds zelfs niet meer wenst opgenomen te worden. Dat is nieuw. Ze willen zich niet publiek kenbaar maken en gaan op eigen initiatief de markt op.” 

Vossen: “Het gaat dan vaak over verdoken spelers zoals ‘family offices’. Maar je komt hen wel tegen in dossiers.”

Lacquet: “Iets dat je op Europees vlak ziet, maar in België nog maar weinig tegenkomt, zijn de alternatieve investeringsfondsen voor schuld, dus ‘private debt’. In Engeland en Frankrijk is dat al een financieringskanaal naast de banken dat voor meer flexibiliteit zorgt in schuldinstrumenten. Vandaag is die nood er misschien niet echt omdat de banken zoveel middelen ter beschikking hebben. Maar je ziet in andere landen wel dat men op die manier middelen gaat ophalen bij bijvoorbeeld verzekeraars en pensioenfondsen om aan schuldfinanciering te doen. In de VS wordt maar 20 tot 30 procent van de balans van een onderneming gefinancierd door een bank. In België ligt dat om het zacht uit te drukken enigszins anders.” 

Royackers: “In België zitten we nu rond 65% bancaire financiering. En dat is nog veel sterker geweest. Je voelt dat er alternatieven groeien.” 

Vossen: “De nieuwe maatregelen van de federale overheid over de ‘tax shelter’ en ‘crowdfunding’ voor start-ups moeten binnenkort ook een enorme boost gaan geven aan investeringen door private investeerders. Het gaat hopelijk een effect creëren dat veel meer mensen overwegen om actief bezig te zijn met ondernemerschap als investering. In de VS doet één op de twee Amerikanen ergens wel een investering in een bedrijf. Die moet je bij ons ver gaan zoeken. Maar we zijn de goede weg ingeslagen.” 

Lacquet: “De winwinlening die we met PMV in de markt gezet hebben is op dat punt ook een succes. Het bedrag is uitgebreid en de lening is nu niet alleen voor starters maar voor alle KMO’s. We hebben nu een kleine 2.000 dossiers per jaar voor een bedrag van bijna 60 miljoen euro. Er is een appetijt, vooral in de niche van kleine bedrijfjes die dat goed kunnen gebruiken." 

Vandenbulcke: “Dit debat maakt eens te meer duidelijk dat er geen standaardoplossingen bestaan voor financiering. Een oplossing is vaak ‘tailormade’ en houdt rekening met verschillende opties om te zorgen dat er een zo goed mogelijke financieringsmix tot stand komt. Het finmix-initiatief van het Agentschap Ondernemen heeft op dat vlak de naam niet gestolen.” 

Maréchal: "Er zijn de laatste tijd toch wel stappen gezet in het verstrekken van informatie over externe financiering en toch blijft dat nog steeds de grootste uitdaging. Hoe krijg je de basisprincipes bij de juiste mensen? Dat is cruciaal. We mogen nog niet denken dat we er zijn".

Overzicht financieringskanalen


Het Agentschap Ondernemen heeft 2 brochures geactualiseerd met een overzicht van financieringskanalen voor bedrijven. Ze zijn gratis te downloaden via www.agentschapondernemen.be.

  • U zoekt risicokapitaal?
    Overzicht risicokapitaalverschaffers in Vlaanderen – editie 2015

  • U zoekt financiering?
    Ontdek wat de overheid voor u kan doen

Lorem Pixel Reginald Vossen.[BAN Vlaanderen]
Is algemeen directeur van BAN Vlaanderen en gedelegeerd bestuurder van het Ark Angels Activator Fund (AAAF) dat samen met Arkimedes en ING is opgezet. BAN Vlaanderen levert niet alleen kapitaal maar richt zich ook op de inbreng van knowhow vanuit hun netwerk van business angels. Het mikt op investeringen van 50.000 tot 500.000 euro. 

Filip Lacquet Ivo Maréchal.[Down 2 Earth]
D2E is een traditioneel privat equity fonds dat zich onderscheidt in de meer industriële benadering van haar projecten. Het fonds richt zich op de gezonde Vlaamse KMO met een ebtida tussen de 2 en 8 miljoen euro die een investering tussen de 2 en 8 miljoen euro nodig heeft voor buy-out, buy-in, groeikapitaal, overname. Het fonds heeft intussen 7 bedrijven in de portefeuille in uiteenlopende sectoren.

Ivo Maréchal Filip Lacquet. [PMV]
Is verantwoordelijk voor alle bedrijfsfinanciering bij de Participatie Maatschappij Vlaanderen (PMV). PMV is een NV met het Vlaams Gewest als enige aandeelhouder. Ze hebben een breed aanbod van producten zoals bankwaarborgen, rechtstreekse financieringen via leningen en equity, en investeringen in fondsen. En dit zowel voor starters als voor meer volwassen KMO’s.

Walter Vandenbulcke Walter Vandenbulcke.[2aspire Business Solutions]
2aspire begeleidt middelgrote KMO’s op het vlak van strategie en innovatie en ondersteunt hen in hun zoektocht naar financiering en op het vlak van fusies en overnames. Binnen de afdeling ‘business improvement’ helpen ze de prestaties van ondernemingen te verbeteren, vaak met het oog op het verkrijgen van financiering of de stap naar verkoop.

Luc Royackers Luc Royackers.[Agentschap Ondernemen]
Het Agentschap Ondernemen wil financiering toegankelijk maken voor Vlaamse ondernemers. Het vervult een coördinerende rol en tracht ook buitenlandse initiatieven in Vlaanderen te initialiseren. Daarnaast heeft het AO een informerende taak om het hele aanbod van financiering kenbaar te maken.

Top5 meest gelezen
    Top5 gedeelde artikels