Met die slogan verwelkomt Geel zowel inwoners als zaakvoerders en investeerders. Dat kan kloppen want de grootste bedrijven zijn er al een hele tijd gevestigd. Toch wil Vlaams parlementslid en burgemeester Vera Celis in haar eerste ambtstermijn als ‘burgermoeder’ nog meer doen om de bedrijven te houden of aan te trekken.
STERCK. Geel huisvest een aantal belangrijke bedrijven zoals BP, farmareus Johnson & Johnson, het Europees distributiecentrum van Kuehne + Nagel?
Vera Celis: “Die bedrijven zijn inderdaad stuk voor stuk bedrijven die sterk verankerd zijn in onze regio. Het gaat daarbij vaak om petrochemie of farma, maar er zijn er nog: ik denk dan aan CIPAL, de informatica-intercommunale van de provincies Antwerpen en Limburg of het biotechnisch bedrijf Genzyme dat in Geel een eiwittherapie produceert voor de genetische spierziekte van Pompe. In de loop der jaren is er een sterke relatie opgebouwd tussen het bestuur en de industrie of de bedrijfswereld hier. Voor een stad met 39.000 inwoners is het immers ontzettend belangrijk dat er zoveel mogelijk werkgelegenheid in de eigen streek is en dat moeten we als lokale overheid koesteren. Het is uiteraard ook interessant dat ze hier belastingen betalen en dus mee bijdragen aan de financiële draagkracht van de gemeente, maar we willen vooral dat bedrijven zich hier goed voelen.”
STERCK. Hoe vertalen jullie dat concreet?
Celis: “Als lokale overheid proberen we in nauw contact te staan met de bedrijven en hun directie. Er is geregeld overleg. Zo horen we wat er leeft onder de ondernemers en wat hun verwachtingen of problemen zijn. Ik vind inspraak en een draagvlak creëren heel belangrijk, zowel voor onze burgers als onze bedrijfsleiders. Ik heb ook een aantal keer de VOKA-bedrijfsstages gevolgd en dat is telkens zeer nuttig bestede tijd gebleken. Ik kies daarbij bewust voor bedrijven uit mijn eigen regio. Voor politici zijn bedrijven vaak in de eerste plaats cijfers. Zijn ze rendabel, hoeveel mensen werken er, enzovoort. Ik maak graag tijd voor de mensen achter de cijfers. Ondernemers lopen hier geregeld binnen en buiten.”
Ik maak graag tijd voor de mensen achter de cijfers.
STERCK. Wat zijn de uitdagingen op het niveau van lokale economie?
Celis: “Op lokaal niveau moeten we de leegstand in het centrum aanpakken. We hebben daarvoor een centrummanager geïnstalleerd die nu een zestal maanden bezig is en de eerste geluiden die we opvangen zijn ronduit positief. Sommigen zeggen ons dat hun omzet het laatste jaar met zo’n twintig procent gestegen is. Dat is uiteraard een resultaat van inspanningen op meerdere vlakken. Een voorbeeld: om ons handelscentrum te promoten legt de gemeente voor elke euro die het handelscentrum investeert er een euro naast. We voeren ook een vestigingsbeleid waarbij we door de zogeheten socio-economische vergunning ervoor zorgen dat winkels die zich vestigen aan de Antwerpseweg complementair zijn in plaats van concurrentieel aan de winkels in het centrum. Concreet betekent dit dat er zich wel autoconcessies of vrijetijdswinkels kunnen vestigen, maar geen kleren- of schoenwinkels, want die hebben we liever in ons centrum.”
Ondernemingsvriendelijk klimaat
STERCK. Ziet u nog uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande industrie- en KMO-zones?
Celis: “Heel veel uitbreidingsmogelijkheden zijn er niet meer. Het gaat eerder om opportuniteiten hier en daar op de bestaande KMO-zones langs de autosnelweg, de Antwerpseweg of Ten Aard en de Kanaaldijk waar in de buurt van onze fameuze Bloemmolens van Geel nog enkele units te huur zijn. Ook in de omgeving van de geïntegreerde slachthuizen van de groep Sopraco zijn er nog enkele mogelijkheden. Geel Winkelom, dat nog maar enkele jaren geleden ontwikkeld werd, zit vol. Net zoals het bedrijvenpark Grote Neet dat nochtans een van de grootste kmo-projecten in de regio is. We moeten zeer zuinig omgaan met de ruimte in heel Vlaanderen, maar zeker ook in Geel. Het is vaak een puzzel om alles in mekaar te passen. Maar bij elke aanvraag gaan we mee zoeken naar de meest ideale locatie. Dat er nog steeds zoveel aanvragen binnenkomen, bewijst toch dat men vindt dat er in Geel een ondernemingsvriendelijk klimaat heerst.”
STERCK. Mobiliteit is in de Kempen, net als in de rest van Vlaanderen, een belangrijk issue. Geel ontsnapt daar niet aan?
Celis: “Qua mobiliteit is er effectief nog werk aan de winkel. We werken volop aan de herziening van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan waarbij we ook weer de ondersteuning vragen en krijgen van bewoners en ondernemers. In dat structuurplan worden immers belangrijke keuzes gemaakt over ondermeer de locaties van nieuwe woon- en werkzones, de inrichting van de open ruimte en de leefbaarheid van de Geelse dorpen. Het volledige proces moet in de loop van 2017 afgerond zijn. Het vorige gemeentelijk structuurplan dateerde al van 2006. Met dit nieuwe plan willen we inspelen op recente en toekomstige ontwikkelingen. Een van de knelpunten is de omgeving van Sint Dimpna. Al sinds jaar en dag lijdt dit stadsdeel onder een zware verkeersdruk waarbij we een oplossing moeten bieden voor de bewoners, maar ook voor de schoolgaande jeugd. De mobiliteit aanpakken en hertekenen is vaak een heel complex project omdat je met bestaande dorpskernen zit en ontsluitingen die je niet zomaar kan omleggen.
We moeten zeer zuinig omspringen met de ruimte in Geel.
Eigenlijk zou je soms vanaf een wit blad moeten kunnen beginnen om een gemeente ruimtelijk opnieuw en beter te ordenen en te structureren, maar dat kan natuurlijk niet. Een van de problemen is dat de ring rond Geel geen ring is. Die is destijds om welke duistere reden dan ook niet afgewerkt. Dat is nochtans een noodzakelijke voorwaarde voor de ontsluiting van de economische polen en de leefbaarheid van onder meer de woonkern Sint Dimpna. Op die manier heeft eigenlijk elke stad met zijn eigen Oosterweel te kampen.”
7.000 studenten
STERK.Geel heeft ook een wetenschapspark en incubator om jonge, startende innovatieve bedrijven te begeleiden. Een succes?
Celis: “Het wetenschapspark is een ontwikkeling van de intercommunale IOK, de KUL en de Thomas More Hogeschool. Het park biedt mogelijkheden voor nieuwe bedrijven en spin-offs. Op deze locatie zien we nog uitbreidingskansen. De kandidaat bachelors in de agro- en biotechnologie kunnen dan weer theorie in praktijk omzetten op het provinciaal proefbedrijf De Hooibeekhoeve dat gespecialiseerd is in melkvee en voedergewassen. De bedoeling is al die kennis en innovatie nog meer samen te brengen. Op deze manier kan het bedrijfsleven en het onderwijs meer met elkaar betrokken worden en hopen we dat de afgestudeerden in eigen streek blijven. Het gaat om een 7.000-tal studenten die zo meteen ervaring opdoen. Zo proberen we toch een beetje een ‘brain drain’ te vermijden. Als gewezen leerkracht (en onderwijsspecialist van haar partij, nvdr) vind ik dat ontzettend belangrijk voor onze toekomst.”.