Sinds vorig jaar vormt Limburg 1 groot gerechtelijk arrondissement. De 2 balies van Hasselt en Tongeren tellen samen 1.000 advocaten. Ze zijn nog niet samengesmolten maar werken wel nauw samen op tal van domeinen. Wat zijn de belangrijkste tendensen in de advocatuur? En hoe is de situatie in Limburg? STERCK. Magazine sprak met de twee Limburgse stafhouders Dirk Van Coppenolle (Hasselt) en Erik Schellingen (Tongeren).
STERCK. We zien al decennialang een evolutie naar grotere kantoren. Daar lijkt men nu in sommige gevallen op terug te komen?
Dirk Van Coppenolle: “Ik zou hier toch een lans willen breken voor degenen die nog met een klein kantoor willen werken. Het is effectief zo dat er de laatste tientallen jaren grote concentratiebewegingen zijn. Men groepeert zich, gaat samenwerken, specialiseert zich, …. Chapeau voor degenen die dat aansturen en die dat willen en kunnen doen. Maar we zien ook dat er zich nu toch wel wat correctiebewegingen voordoen. Men is te groot of te gespecialiseerd aan het worden. De kosten lopen op. Of er zijn verschillen van mening tussen de vennoten. En dan zie je soms de omgekeerde beweging, een disassociatie.
Er blijft hoe dan ook
een markt voor de
gewone advocaat.
Je moet dat trouwens niet zien als een terug naar af. Soms is het systeem te groot geworden, … Er zijn ook heel veel aspecten aan dat associatiegegeven. En er blijft hoe dan ook nog een markt voor de gewone advocaat. Niet alles is hooggespecialiseerd. Een koppel dat wil scheiden kan perfect gediend zijn met de advocaat bij hen in het dorp. Het dagelijkse werk in de advocatuur is naar mijn gevoel minstens even belangrijk als al de rest. Ook dat heeft een toekomst.”
Erik Schellingen: “Het wordt wel steeds moeilijker. Sinds vorig jaar zijn we BTW-plichtig, een kantoor moet een structuur hebben, de erelonen staan onder druk. Het zal voor menig lezer misschien wat verwonderlijk klinken maar we zijn nog altijd goedkoop in vergelijking met de buurlanden. In Belgisch Limburg bedragen de erelonen 120 tot 180 euro per uur. Over de grens met Nederland is dat gemakkelijk 180 tot 250 euro. Dat is een groot verschil.”
STERCK. Is er dan nog toekomst voor een klein zelfstandig kantoor?
Schellingen: “Jazeker, maar dan kan men onmogelijk nog alle rechtsdomeinen bestrijken. In mijn kantoor Belisius zijn we met 10 advocaten. Ieder heeft zowat zijn voorkeur en specialisatie. Ik doe bijvoorbeeld voornamelijk ondernemingsrecht en strafrecht en nog weinig andere zaken. Dat is volgens mij de toekomst. Maar het betekent niet dat iemand niet alleen zou kunnen werken. Het persoonlijk contact met de cliënt blijft nog steeds erg belangrijk.
De realiteit is dat de markt zich reorganiseert. Er is recent een artikel van meester Jan Dyck van de balie van Antwerpen verschenen waarin hij stelt dat we met te veel zijn. De Orde van Vlaamse Balies zegt bij monde van haar voorzitter Dominique Matthijs dat je dat moet nuanceren. We zijn met velen, niet met teveel. Het aantal advocaten is groot en niet iedereen verdient even goed zijn brood. Dat is een feit. Maar dat is ook bij andere vrije beroepers zo.”
STERCK. Het stereotype beeld van de advocaat die in zijn toga voor de rechtbank pleit is onvolledig?
Schellingen: “Dat is nog steeds een belangrijk deel van onze job. Maar we zijn bijvoorbeeld ook bezig met bemiddeling. We zijn curatoren, schuldbemiddelaars, adviseurs en staan bedrijven bij om rechtszaken te voorkomen. Zonder afbreuk te willen doen aan de andere beroepsbeoefenaars denk ik dat we een bevoorrechte positie hebben als begeleider van ondernemers. Wij weten hoe het rechtssysteem werkt en wat we moeten doen om een rechtszaak te voorkomen. Wij adviseren, kunnen contracten opstellen, … daar ligt onze meerwaarde. Onze deontologie is daarin erg belangrijk. We zijn totaal onafhankelijk. De enige controlebevoegdheid ligt bij de stafhouder. Dat is een belangrijke meerwaarde. We kunnen onder elkaar ook vertrouwelijk communiceren. Dat zijn troeven die andere beroepsgroepen niet hebben.”
Laatste optie
STERCK. Minister Geens hoopt met zijn gerechtelijke hervorming minder zaken voor de rechtbank te brengen. Zijn advocaten daar wel happig op?
Schellingen: “Minister Geens is zelf ook advocaat geweest en was een bevlogen professor aan de universiteit. Hij wil de toegang tot de rechtbank niet moeilijker maken, maar wel meer inzetten op bemiddeling. Advocaten zijn daarvoor opgeleid en zijn er ook vragende partij voor. Maar het mag niet doorschieten. Het automatisch uitvoerbaar laten verklaren van een onbetaalde factuur door een gerechtsdeurwaarder in plaats van het vragen van een vonnis bij de rechtbank is gevaarlijk. De gerechtsdeurwaarder voert immers in eerste instantie uit wat zijn opdrachtgever vraagt. Er is dan ook geen controle of de gevraagde betaling wel rechtmatig gebeurt door de opdrachtgever.”
Van Coppenolle: “Er mag niet de perceptie ontstaan dat als men naar een advocaat stapt, het steeds moet uitmonden in een procedure voor de rechtbank. Het klinkt misschien eigenaardig maar eigenlijk is het onze enige taak om mensen weg te houden uit de rechtbank. Een rechtszaak moet de allerlaatste optie zijn. Het is slechts een techniek om tot een oplossing te komen, niet de oplossing zelf. Daarom gaan ondernemers best ook tijdig met een advocaat spreken. Het kan veel problemen vermijden.”
Overaanbod
STERCK. De Orde van Vlaamse balies heeft recent principieel beslist om de toegang tot het beroep enigszins te veranderen?
Schellingen: “Persoonlijk ben ik geen voorstander van een ‘numerus clausus’. Ik vind niet dat enkel 'zonen of dochters van', of bevoorrechte juristen advocaat kunnen worden. De toegang tot het beroep moet mogelijk blijven voor iedereen. Maar er is tegenwoordig wel een overaanbod aan kandidaat-advocaten. Er zijn steeds meer jonge juristen die geen stageplaats vinden en dus geen advocaat kunnen worden. De markt corrigeert zichzelf dus.”
Van Coppenolle: “Dat wordt toch wel een groot probleem. In heel Limburg is er op jaarbasis een instroom van 40 tot 45 nieuwe stagiairs per jaar. Maar het aantal stageplaatsen is op één hand te tellen. Dat is zeer frustrerend voor de rechtenstudenten die uitstromen van de universiteit en geen stageplaats vinden. De markt in België is de laatste jaren verzadigd.”
14 Nederlandstalige balies
Elke advocaat is in België verplicht lid van een balie. De Orde van Vlaamse Balies (OVB) vertegenwoordigt alle 14 Nederlandstalige balies van België, in totaal meer dan 10 000 advocaten. In Limburg zijn de twee gerechtelijke arrondissementen Tongeren en Hasselt sinds vorig jaar gefusioneerd tot 1 arrondissement Limburg, waarbij de balies nog 2 aparte entiteiten vormen. De balie Hasselt telt 600 advocaten. Die van Tongeren 400.
STERCK. Hoe komt dat?
Schellingen: “Er spelen meerdere factoren een rol. Vroeger kreeg een stagiair bijna niets betaald. Je leerde je stiel en begon je eigen praktijk. Nu heb je advocaten die een soort van medewerkersstatuut ambiëren. Ze beginnen onmiddellijk aan de balie en krijgen al een vergoeding. Met BTW en verplaatsingsonkosten tikt dat aardig aan voor een kantoor. En ik ben blij dat er een universiteit in Limburg is. Maar daardoor worden er ook meer juristen afgeleverd. Jammer genoeg gaat niet elke jurist advocaat kunnen worden. De markt zal beslissen wie advocaat wordt en wie niet.”
Van Coppenolle: “Instroom is er altijd geweest. Maar in een goed draaiende economie is er ook een jaarlijkse uitstroom van mensen aan de balie die doorschuiven naar bedrijven of de magistratuur. Die uitstroom is de laatste jaren stilgevallen door de economie. Vorig jaar is er in Hasselt maar één stagiair vrijwillig weggegaan. En er komen er elk jaar 30 bij. Dat is een exponentiële groei die je niet mag onderschatten. Je krijgt het fenomeen dat meer advocaten gaan vissen naar het zelfde cliënteel. Ook dat kent zijn grenzen.”
STERCK. Is dat de belangrijkste uitdaging die zich stelt?
Schellingen: “De toestroom moet aangepakt worden. Het examen voor de eerstejaars stagiairs is al strenger geworden, maar dat eerste jaar wordt best verder geprofessionaliseerd tot een echt opleidingsjaar zoals bij de notarissen. Enkel de sterk gemotiveerden gaan nog advocaat kunnen worden. Dat is misschien pijnlijk maar wel realiteit. Daarnaast is ook de profilering naar andere beroepsgroepen toe een belangrijke uitdaging. We moeten kijken wat onze kerntaken zijn en waarin een advocaat zich kan onderscheiden van andere beroepsgroepen.”
Jammer genoeg gaat niet elke jurist nog advocaat kunnen worden.
Faillissementen
STERCK. Welke evoluties zien jullie op vlak van ondernemings- en handelsrecht?
Van Coppenolle: “Ik denk dat de ondernemer de weg naar de advocaat steeds beter vindt. Terecht, we zijn de vertrouwenspersoon bij uitstek. Met alle respect voor hun beroepsgroep, maar de boekhouder of accountant die ook adviezen maakt en contracten aflevert laat dat best over aan de advocaat. Wij maken ook geen balans of jaarrekening op. Schoenmaker blijft bij uw leest. Beroepsgeheim, deontologie en permanente bijscholing zijn belangrijke troeven. Wij zijn perfect onpartijdig en hebben daar ook ervaring in.”
Schellingen: “De wet op continuïteit van ondernemingen is tegenwoordig heel actueel. Stafhouder van Coppenolle is ook curator. En ook bij ons op kantoor zijn er een aantal curatoren. Doordat contracten tegenwoordig meer dan vroeger niet nageleefd worden of betalingen uitblijven vindt men vaker de weg naar de advocaat. Dat is de weerslag van een economische moeilijke tijd. Het aantal faillissementen is flink gestegen.”
Van Coppenolle: “In tegenstelling tot de rest van België zien we in Limburg een negatieve evolutie van het aantal faillissementen. Dat is een gegeven waar we niet omheen kunnen. Maar ook de verdere internationalisering heeft juridische gevolgen. De wereld is een klein dorp geworden. Ondernemers doen met het grootste gemak zaken met een bedrijf in Hongkong, soms zonder goed de consequenties in te schatten. Tot er iets verkeerd loopt.
Maar je hoeft het niet eens zo ver niet te zoeken. Ook de aanschaf van een wagen vlak over de grens is bijvoorbeeld een internationale transactie. En dan is er nog het hele e-commercegebeuren dat veel juridische vragen oproept. Er zijn uitdagingen genoeg.”.
Wat is een stafhouder?
De Orde van Advocaten is het beroepsorgaan van elke advocaat. Aan het hoofd staat een stafhouder die om de twee jaar verkozen wordt. Hij of zij vertegenwoordigt de advocaten van zijn balie, kan tuchtonderzoeken starten, ontvangt klachten over advocaten en magistraten en is de gesprekspartner bij uitstek als het over de advocatuur binnen zijn balie gaat.