De verkoop van elektrische/hybride wagens zit in de lift. Is de investering in een dergelijke wagen, naast goed voor het milieu, ook een verstandige financiële beslissing?
Bij de beslissing om al dan niet te investeren in een elektrische of hybride wagen spelen heel wat factoren mee, zowel wat betreft de aftrek van de kosten in de vennootschapsbelasting, als de gevolgen in de personenbelasting en op de sociale bijdragen via het voordeel alle aard.
Een elektrische/hybride wagen is nog steeds beduidend duurder dan een gelijkaardige wagen met een verbrandingsmotor. De hogere aanschaffingswaarde kan tot gevolg hebben dat de verzekeringspremie stijgt. De verbruikskost per kilometer ligt dan weer lager voor elektrisch gereden kilometers, zeker als men de wagen kan opladen aan het voordelige nachttarief of via zonnepanelen. Voor hybride wagens met een CO2-uitstoot van maximaal 50 g/km en voor elektrische wagens is er geen belasting op inverkeerstelling (BIV) noch jaarlijkse verkeersbelasting verschuldigd.
Vennootschapsbelasting
Behalve de interesten die 100% aftrekbaar zijn en de brandstofkosten die 75% aftrekbaar zijn, zijn de autokosten beperkt aftrekbaar in functie van de CO2-uitstoot van de wagen. Voor hybride wagens zullen de kosten veelal 90 tot 100% aftrekbaar zijn. Voor elektrische wagens zijn de autokosten 120% aftrekbaar.
Indien men investeert in de laadinfrastructuur voor elektrische/hybride wagens kan men deze kost ook voor 120% in aftrek nemen en is de gewone investeringsaftrek mogelijk. De 20% extra aftrek moet op een onaantastbare passiefrekening geboekt worden, die wel belast wordt bij een latere winstuitkering of de liquidatie van de vennootschap.
Personenbelasting en sociale bijdragen
De bestuurder van een bedrijfswagen wordt belast op een voordeel alle aard (VAA). Bij de bepaling van dit VAA wordt rekening gehouden met de CO2-uitstoot (uitgedrukt in een percentage tussen minimum 4 en maximum 18%) en de catalogusprijs. De catalogusprijs mag jaarlijks met 6% verminderd worden met een maximum van 30%. De lage CO2-uitstoot van een hybride wagen en de “nul” uitstoot van een elektrische wagen hebben een gunstige invloed op deze berekening.
De duurdere aanschaffingsprijs heeft een negatief effect op het VAA. Vermits het VAA een element is van het belastbaar inkomen van de bedrijfsleider die de wagen ter beschikking krijgt is er over dit inkomen ook bedrijfsvoorheffing/personenbelasting verschuldigd, die kan oplopen tot 50% plus gemeentebelasting. De sociale bijdragen van een zelfstandige bedrijfsleider worden berekend op diens belastbaar inkomen. De basisbijdrage bedraagt 21,5% op het belastbaar inkomen. De hoogte van het VAA zal dus ook op deze bijdragen een invloed hebben.
Om de correcte “netto kostprijs” (vennootschap en privé) te berekenen moet er dus met veel factoren rekening gehouden worden.
Stijn Vandebergh van RCB Grivan zet alle boekhoudkundige aspecten van de aanschaf van een elekrische/hybride wagen op een rijtje.