Op basis van artikel 24 van de Wet betreffende de Aanvullende Pensioenen (WAP) moet de werkgever aan zijn werknemers op de gestorte premies een minimum rendement garanderen.
Bij de pensioenplannen “type vaste bijdragen” (er wordt jaarlijks of maandelijks een bepaalde premie in het pensioenplan gestort) berust deze verplichting zowel op de werkgeversbijdragen als op de persoonlijke bijdrage van de werknemers. Bij pensionering of uitdiensttreding moet de aangeslotene minstens een bedrag ontvangen dat gelijk is aan de gestorte premies, gekapitaliseerd tegen een wettelijk vastgestelde rentevoet.
De rendementsgarantie tot en met 31/12/2015
Deze bedraagt 3,25 % voor de werkgeversbijdrage en 3,75 % voor de werknemersbijdragen.
Door de dalende opbrengsten op de financiële markten, staan deze percentages al lange tijd onder druk. De verzekeraars kunnen deze rendementen contractueel niet meer waarborgen zodat de werkgevers, op het moment van de pensionering of bij een overdracht van een reserve, moeten bijpassen.
Nieuwe berekening vanaf 01/01/2016
Op 14 oktober 2015 bereikten de sociale partners een akkoord die leidde tot een aanpassing van de wet (zie Wet van 18/12/2015 Belgisch Staatsblad van 24/12/2015). Er geldt vanaf die datum nog maar één percentage met een minimum van 1,75 % en een maximum van 3,75 %. Het betreft een variabel percentage dat jaarlijks op 1 januari zal bepaald worden. Dit gebeurt volgens een formule die gebaseerd is op het gemiddelde rendement van de Belgische staatsobligaties (OLO’s) op 10 jaar over de laatste 24 maanden.
Voor de tijdens het jaar 2016 gestorte premies bedraagt de minimum rendementsgarantie 1,75 %.
Deze wijziging betreft enkel de wettelijke minimumrendementsgarantie die de werkgever moet bieden en heeft uiteraard geen impact op de contractuele voorwaarden tussen de verzekeraar en de werkgever.
Wat met de “oude” stortingen?
Voor de plannen in ‘tak 21’ zijn de nieuwe rendementen enkel van toepassing op de stortingen vanaf het ogenblik van de wijziging van het rendement. De opgebouwde reserves blijven onderworpen aan de oude rentevoeten (de op 31/12/2015 opgebouwde reserve aan 3,25 en 3,75 %). Men noemt dit de ‘horizontale methode’.
Beter voorkomen dan te moeten genezen
Ondanks deze aanpassing lijkt het niveau van de garantie moeilijk verzekerbaar en is de aanleg van provisies zeker aan te bevelen. Hiervoor vraagt u als werkgever best jaarlijks een overzicht aan de verzekeraar, waarin per werknemer het ‘tekort’ wordt vermeld. Zo kan u tijdig anticiperen en komt u niet voor onaangename verrassingen te staan.