De non-profit en de sociale economie zijn in Limburg goed voor ettelijke tienduizenden jobs. Net zoals in de reguliere economie gelden hier economische wetmatigheden van rendabiliteit, efficiëntie en continuïteit, al wordt dat door de buitenwereld misschien niet altijd zo gezien. Stijn Verjans, gedelegeerd bestuurder van Foederer DFK, betrok Erwin De bruyn van Stebo in De Dubbel. Een gesprek buiten alle hokjesdenken om.
Erwin De bruyn is al meer dan 20 jaar actief bij Stebo, waarvan het grootste deel als directeur. Hij begon met basiswerk op het terrein: buurtwerk en samenlevingsopbouw in de Genkse wijk Sledderlo. Zo kwam hij al snel op het thema van allochtoon ondernemerschap en de eerste Europese projecten. Vanaf 1998 werd Erwin De bruyn algemeen directeur en leidde hij de verdere uitbouw van de vzw.
“Stebo is tijdens de reconversie na de mijnsluiting opgericht door Jef Ulburghs”, schetst De bruyn. “De mijncités voelden heel sterk de impact van die sluiting. Naast buurtopbouwwerk zijn we gestart met eigen tewerkstellingsprogramma’s, huisvestingsprogramma’s, projecten voor allochtoon ondernemerschap en later onder meer het stimuleren van energiebesparingen bij particuliere eigenaars.
We zijn nu een vzw met een 70-tal medewerkers met een heel diverse achtergrond: van sociale werkers, cultureel werkers tot economen, ingenieurs, architecten, … We zien elk jaar meer dan 7.000 mensen in onze dienstverlening passeren, en zijn een onafhankelijke organisatie. Onze bestuurders zijn mensen die ter persoonlijke titel hun mandaat uitoefenen, niet omdat ze één of andere strekking of bedrijf vertegenwoordigen. Daardoor kunnen we vrij onze werkdomeinen kiezen en hebben we korte beslissingslijnen.”
De enige constante aan het overheidsbeleid is dat het altijd verandert.
STERCK. Wie zijn jullie opdrachtgevers?
Erwin De bruyn: “Overheden willen beleid maken en zoeken middenveldorganisaties en partners die op het terrein dat beleid op een slimme manier kunnen omzetten in projecten. Daarin zijn wij actief. Onze opdrachtgevers zijn meestal overheden of intercommunales die ons betalen om een bepaalde dienstverlening voor de burger te voorzien. We hebben onze opdrachten sterk gespreid en zorgen ervoor dat we niet van één overheid alleen afhankelijk zijn. Er is één constante aan het beleid en dat is dat het altijd verandert. Tegelijk wordt er wel altijd beleid gemaakt. Je moet goed kunnen anticiperen op die veranderingen en accenten. Onze medewerkers weten dat en vinden daar ook hun uitdaging in.”
Stijn Verjans is fiscaal jurist. Na een start bij Ernst & Young, koos hij in 2002 voor het toen nog relatief bescheiden accountantskantoor van Ludo Kelchtermans dat actief was als Belgische tak van het Nederlandse Foederer. Hij werd er al snel verantwoordelijk voor de afdeling consultancy en 3 jaar geleden werd Verjans aangesteld als gedelegeerd bestuurder.
“Wij staan intussen volledig op eigen benen, met enkel nog een symbolische band met het Nederlandse zusterbedrijf, en behoren tot DFK, een internationaal netwerk van onafhankelijke kantoren wereldwijd. Daarmee kunnen we groeiende klanten verder helpen met een kwaliteitsvolle partner in het buitenland als ze daar actief worden. Toen ik begon telden we minder dan 20 medewerkers. Nu zijn er dat meer dan 90, verspreid over de hoofdzetel in Hasselt en de vestigingen in Sint-Tuiden, Bree en Peer. We hebben 7 vennoten. Voor 50% zijn we actief in accountancy waarin we het verschil willen maken door op te treden als adviseur voor onze klanten, als een echte 'partner in business'. Daarnaast hebben we een grote tak consultancy met juristen, fiscalisten, hr-specialisten, en doen we ook audits en bedrijfsrevisoraat. Veel van onze klanten doen al 25 jaar beroep op ons voor die dienstverlening.”
STERCK. Waarom heb je Erwin De bruyn voorgesteld als gesprekspartner voor dit interview?
Stijn Verjans: “We zijn een accountantskantoor. Daar gaat het altijd over cijfers. Harde cijfers. We vinden ondernemen heel belangrijk, maar ook het nemen van een bepaalde maatschappelijke verantwoordelijkheid zit in onze bedrijfscultuur. We streven echt naar een partnership met onze klanten zodat zij zich kunnen bezig houden met hun kerntaken. Dat is goed voor de economie en voor de maatschappij. Ik vond het interessant om in STERCK. eens een forum te geven aan een organisatie die niet de platgetreden paden bewandelt. Omdat het moeilijk is om er één klant van ons uit te kiezen zijn we bij Stebo terecht gekomen. Een organisatie die ik niet zo goed ken, maar waar ik al veel goeds van gehoord heb. Sociale economie wordt vaak als ‘soft’ ervaren maar toch slagen organisaties zoals Stebo erin om in de harde economische realiteit hun werk te doen.”
Samenleving centraal
STERCK. Erwin, wat is dat eigenlijk een sociale ondernemer?
De bruyn: “In de praktische bedrijfsvoering zijn er weinig verschillen tussen een sociaal economiebedrijf en een andere onderneming. Maar er is wel een shift in het waardensysteem. Een onderneming wil groei, continuïteit en waarde creëren voor haar aandeelhouders. Wij willen ook die continuïteit, maar bij ons staat het creëren van waarde voor de samenleving centraal. Veel gekende sociale economiebedrijven zoals beschermde werkplaatsen doen dat door op een economische manier tewerkstelling te creëren voor mensen die het moeilijk hebben op de normale arbeidsmarkt. Dat is een sector die meer dan 25.000 werknemers tewerkstelt. Bij Stebo kiezen we ervoor om ondernemend te kijken naar een aantal maatschappelijke vraagstukken. Daarin proberen we onze bedrijfsvoering zo slim mogelijk te organiseren. Veel KMO’s mogen hier eens komen kijken.
En om een misverstand uit de wereld te helpen: Een vzw zoals de onze moet evenzeer winst maken. We gaan die alleen niet uitkeren maar wel herinvesteren om groei en continuïteit te realiseren. Structureel niet-batige projecten worden stop gezet. Dat is niet anders dan in een bedrijf. We hebben geen kraan waar belastinggeld uitkomt.
Ondernemen is belangrijk, maar maatschappelijke verantwoordelijkheid ook.
We moeten dus mee evolueren met de klemtonen die de verschillende beleidsmakers leggen. We bepalen die niet maar we inspireren wel het beleid. Heel wat van onze input is uiteindelijk in het Vlaamse beleid terecht gekomen. En we zijn een goede partner om dat te helpen realiseren. De bekende managementgoeroe Peter Drucker heeft het ooit mooi verwoord toen hij stelde dat elk maatschappelijk vraagstuk een latente businessopportuniteit in zich draagt. Het is een kwestie om die naar boven te halen en daar slimme oplossingen voor te bedenken.”
Unieke projecten
STERCK. Wat zijn concrete projecten waarrond jullie werken?
De bruyn: “Er zijn bijvoorbeeld heel veel goede programma’s voor de begeleiding van start-ups. Die werken prima voor veel jonge ondernemers, maar zijn niet van toepassing voor mensen die bijvoorbeeld al even werkzoekend zijn en toch met een ondernemersdroom zitten. Die droom houdt hen tegen om echt werk te gaan zoeken maar ze hebben geen geld om ermee te starten. En de stap van werkloosheids- naar ondernemersstatuut is bijna onoverbrugbaar. We hebben mee aan de wieg gestaan van de methodiek van de activiteitencoöperatie. Daarin bieden we vandaag gedurende 18 maanden een veilig traject aan werkzoekenden om hun zelfstandige activiteiten te ontplooien en bij succes een doorstart mogelijk te maken, eventueel zelfs met behulp van een microkrediet of participatie, … We hebben zeven jaar gewerkt om dat statuut rond te krijgen. Werklozen kunnen nu hun uitkering tijdelijk behouden, nog iets bijverdienen uit hun omzet en hun kosten recupereren. De middelen die ze op einde van de rit over hebben kunnen ze meenemen als startkapitaal. Zo kunnen ze een reële try-out doen die we monitoren en begeleiden. De laatste 5 jaar zijn 80% van de mensen die zo gestart zijn nog steeds aan het werk, driekwart van hen met een ondernemingsnummer. Dat zijn zeer goede cijfers. Het gaat om 300 tot 350 mensen per jaar die we een uniek antwoord bieden voor een specifiek probleem.”
STERCK. Een ander voorbeeld is de energielening DUWOLIM?
De bruyn: “De overheid tracht met de Vlaamse Energielening groene energieprojecten te stimuleren bij mensen die er de middelen niet voor hebben met een bedrag van 10.000 euro over maximum 5 jaar. Voor heel wat grotere renovaties bleek dat echter ontoereikend. We hebben nu een systeem opgezet om met Limburgse SALK-middelen een bijkomend krediet te geven tot 40.000 euro en de termijn te verlengen tot 10 jaar. Door het risico te absorberen hebben we ook een privé-bank mee aan boord gekregen die met 8 miljoen euro instapt in het project. Zo kunnen we met een gedeelte publieke middelen en groot deel private middelen een turbo zetten op een bestaand systeem. We doen die bemiddeling bij mensen thuis aan de keukentafel. Door een goede service te geven ontstaat er ook een soort van moreel contract bij een doelgroep die bij een gewone bank geen lening kan krijgen. We hebben minder dan 0,5 procent wanbetalingen. Daar zou een gewone bank zeer blij mee zijn.”
We hebben geen kraan waar belastinggeld uitkomt.
STERCK. Jullie helpen die renovatiewerken dan ook uitvoeren?
De bruyn: “In Vlaanderen is 0,7 procent van het woningbestand in renovatie. Aan dat tempo kunnen we de klimaatdoelstellingen van 2020 nooit halen. Het moet sneller, op grotere schaal en meer ‘state of the art’. Daarvoor hebben we nu een aanpak ontwikkeld van collectieve renovaties. We gaan naar wijken met een voorstel waarbij we de mensen voor een energierenovatie volledig ontzorgen. We krijgen middelen van de overheid voor de begeleiding, maar de uitvoering gebeurt volledig met bouwprofessionals. We vragen offertes aan en staan de bouwheer bij om verstandige beslissingen te nemen. Als 10 buurtbewoners tegelijkertijd hun verwarmingsketel willen vervangen of willen isoleren krijg je uiteraard betere prijzen. In één Genkse wijk hebben we 20 procent van de 250 bewoners warm kunnen maken om in zo’n project te stappen. Zo creëer je volume.”
STERCK. Stijn, hebben jullie ook klanten die in de sociale economie actief zijn?
Verjans: “We hebben vooral veel klanten die proberen om maatschappelijk relevant en duurzaam te ondernemen door winsten te herinvesteren. Ik denk dat er veel foute beelden leven over de sociale economie, maar ik denk dat er omgekeerd ook veel foute beelden leven over de gemiddelde private ondernemer. 80 tot 90 procent van de ondernemers zijn niet in de eerste plaats bezig om zoveel mogelijk geld te verdienen. Ze willen natuurlijk wel rendabel zijn, maar vooral om continuïteit te garanderen en terug te kunnen investeren in het bedrijf. Ze willen zorgen dat hun medewerkers op langere termijn een inkomen hebben. De meeste ondernemers zijn vooral met hun passie bezig. Hun bedrijf is als hun kind. Ook bij ons intern leeft die gedachte sterk. Als je zulke waarden geeft, krijg je automatisch ook dingen terug.”
Waardenmatch
STERCK. Het menselijke, relationele aspect in leidinggeven is voor jullie beiden erg belangrijk?
De bruyn: “Waarderend leidinggeven wordt voor elk bedrijf steeds belangrijker. We evolueren met z’n allen heel snel naar een kenniseconomie. Medewerkers zijn meer en meer autonome figuren die met een eigen waardensysteem in een organisatie stappen omdat ze zich in die organisatie herkennen. Maar mensen haken er ook op af als de waardenmatch niet goed zit. Dan kan je hen ook niet lijmen met geld. Wij kunnen bij Stebo sowieso geen dikke cheque bieden. Voor ons is het des te belangrijker om sterk in te zetten op het engagement van de medewerkers. En dat geldt steeds meer voor elk ander bedrijf.”
Verjans: “Het komt neer op betrokkenheid. Mensen moeten zich kunnen identificeren met hun organisatie en ondernemingen met de bedrijven met wie ze samenwerken. Wij proberen dat bij Foederer te vertalen naar betrokkenheid bij onze klanten. Het gaat niet puur om de cijfers maar om de man of de vrouw die achter het bedrijf staat. Dan gaan medewerkers zichzelf overstijgen. Bovendien moeten we niet alleen entrepreneurschap stimuleren, maar ook intrapreneurschap. Dat is één van mijn dada’s. Je hebt binnen elke organisatie ondernemende mensen nodig, want zij brengen de onderneming naar een hoger niveau. Daarom steunen we bijvoorbeeld ook de initiatieven van JCI, waar ik zelf ook deel van uit maak, en waar dat heel sterk in naar voorkomt.”
STERCK. Haken sociale en reguliere economie voldoende in elkaar?
De bruyn: “Ik vind het relatief om daar een onderscheid te maken. Maar er is een eigen wetgevend kader, dus je spreekt over een eigen sector. Neem nu Bewel. Dat is een productiebedrijf van 2.000 mensen. Daar is in de bedrijfsvoering weinig verschil met een klassiek bedrijf. Net zoals de reguliere economie is de sociale economie een ecosysteem van enkele groten, veel kleintjes en alles wat daar tussenin zit. We hebben enorm veel uitwisseling met reguliere bedrijven, doorstroomprogramma’s, … dat loopt in de praktijk sterk door elkaar. De sectoren vinden elkaar steeds beter. We hebben bedrijven nodig als klant, maar we kunnen ook leverancier zijn van bepaalde diensten.”
Verjans: “Weg met de hokjes (lacht). Maar bestaat soms niet het gevaar dat het sociale aspect te hard economisch wordt, zoals in de ziekenhuissector?”
De bruyn: “We zitten natuurlijk in een markt van schaarste. De ziekenhuissector hangt als non-profit sterk af van overheidsregulering. En ook de overheden moeten hun centen tellen. Iedereen zoekt dus optimalisering in de bedrijfsvoering. Maar je moet daarin evenwicht kunnen houden. Ik vind het trouwens heel belangrijk dat je ook als vzw met goede accountants en adviseurs werkt. Die fiscale en juridische kennis is voor ons even belangrijk. Ik pleit er bij mijn collega’s voor om met partners samen te werken van een omvang zoals die van jullie. Om een totaaladvies te zoeken voor hun groei, stabiliteit en verdere professionalisering. Onze sector kan voor accountants een interessante markt zijn. En omgekeerd is het voor ons interessant om met zo’n partners samen te werken.”
Verjans: “Een goede ondersteuning kan sociale economiebedrijven inderdaad helpen om hun kernactiviteiten efficiënt te realiseren. Je hebt een goed onderbouwd economisch verhaal nodig om een goed sociaal onderbouwd verhaal te kunnen brengen. Zoals Stebo ook een mooi groeitraject gemaakt heeft, genieten wij ook het meest als we onze klanten zien groeien. We hebben klanten zien doorgroeien van een kleine KMO met enkele medewerkers tot een bedrijf met honderden arbeidskrachten. Daar doe je het uiteindelijk voor.”.