De Confederatie Bouw zet in het lopende werkjaar de bouwkmo centraal. “De vele duizenden kmo’s zijn de aders waar onze sector haar bloed voelt kloppen”, zegt Chris Slaets, algemeen directeur van Confederatie Bouw Limburg. “Ze hebben ook een belangrijke signaalfunctie. Als de kmo’s het niet goed doen, gaat het binnen de hele sector slecht. En omgekeerd geldt dat ook.” Uit een studie in samenwerking met IDEA Consult blijken een aantal turbulenties in de bouwwereld die grote uitdagingen vormen voor de volgende jaren. Chris Slaets licht er een aantal toe.
Op basis van de beschikbare voorspellingen over bevolkingsaangroei blijkt dat er tussen 2016 en 2030 ongeveer 425.000 gezinnen zullen bijkomen. Tegen 2060 zijn er in België naar schatting meer dan 1 miljoen bijkomende woningen nodig. Deze komen bovenop de gigantische renovatiebehoefte van de bestaande woningmarkt. België heeft zich immers geëngageerd om tegen 2050 de uitstoot van broeikasgassen fors te verminderen.
Het verschil in loonkost in de bouw tussen een Belg en een Roemeen, Pool of Hongaar is gigantisch.
Energieverplichting bij renovatie?
Chris Slaets: “Als je ziet tot welk volume aan renovatie dit gaat leiden, dan weet je dat er immense inspanningen gedaan zullen moeten worden. Het is nu nog niet verplicht maar particulieren die een bouwvergunning aanvragen voor een oudere woning, zullen in toekomst mogelijk ook een verplichting krijgen om het energiepeil aan te pakken. Ik zou persoonlijk voorstellen om daar een incentive aan te koppelen. Je moet iedereen vrij laten in zijn/haar keuze. Maar mensen die beroep doen op een hypothecaire lening die fiscaal aftrekbaar is, kan je toch verplichtingen opleggen in het kader van het E-peil en CO2. In België zijn er ongeveer 90.000 bouwaanvragen per jaar voor renovaties. Als je al die eigenaars verplicht om naar een gunstig E-peil te evolueren, dan haal je binnen de vooropgestelde tijd je emissiedoelstellingen en ligt er een gigantische markt open voor de bouwsector.
Maar ook de niet-woongebouwen moeten hun energiepeil verbeteren. Als men tegen 2050 het verbruik van verwarming met 60% wil terugdringen gaan we het niet halen zonder hernieuwbare energiebronnen zoals windturbines. Maar dan moet de overheid de nodige infrastructuur voorzien. Er moeten concrete investeringen tegenover staan. We hebben nu niet voor niets de campagne gelanceerd ‘De toekomst beloof je niet, die bouw je’.”
Volstrekt deloyale concurrentie
Slaets: “Sinds 2012 gingen er maar liefst 20.300 jobs verloren in de Belgische bouw. Het verschil in loonkost tussen een Belgische arbeidskracht en een Roemeens, Poolse of Hongaarse arbeider is gigantisch groot. Enkel een onmiddellijke verlaging van de loonkost met 6 euro per uur kan het concurrentievermogen van de Belgische bedrijven herstellen. Een loonkostverlaging zet immers een herstelbeweging in gang waarbij men verloren jobs kan recuperen, vervolgens nieuwe kan creëren en de productiviteit wordt verhoogd.”
We moeten aan de mentaliteit van werkzoekenden en jongeren werken.
Weinig manoeuvreerruimte
Slaets: “Onze bouwbedrijven worden geconfronteerd met steeds nieuwe eisen waardoor hun bewegingsruimte kleiner en kleiner wordt. Opdrachtgevers gaan verder en verder met hun kwaliteitseisen als ze een aannemer selecteren. En ook de leveranciers van materialen vragen steeds vaker certificeringen en de zekerheid dat hun producten correct geplaatst worden. Deze vallen lang niet altijd te rechtvaardigen en zijn soms een gevolg van een dominante marktpositie.”
Vermindering flexibiliteit arbeidsmarkt
Slaets: “Door de gelijkschakeling van arbeiders en bedienden wordt het bijna onmogelijk om iemand met redelijk wat jaren dienst nog te ontslaan, ook als daar goede redenen voor zijn. Ondernemers worden op die manier gegijzeld door hun eigen gedachtengoed. Het stimuleert totaal niet om met Belgische arbeidskrachten te werken, los van het verschil in loonkost dat groot is. Zo ken ik een bouwondernemer die op het einde van zijn loopbaan wil stoppen, maar er niet in slaagt om zijn bedrijf te verkopen. Hij wil graag de fatsoenlijke weg volgen, maar het is voor hem financieel gewoon onmogelijk om al zijn medewerkers met velen jaren dienst uit te betalen. De ondernemer moet dan haast kiezen voor een minder koosjer ‘sterfhuisscenario’. De flexibiliteit om mensen aan te werven en te ontslaan werkt gewoon de ondernemerszin tegen.
De gelijkstelling van arbeiders en bedienden heeft ook een weerslag op de proefperiode. Het is met de nieuwe regeling onmogelijk om een tijd te zien welk vlees je in de kuip hebt. Uitzendbureaus gaan daardoor meer en meer fungeren als payrollers. Een bedrijf dat een kandidaat gevonden heeft, gaat liever met een uitzendkracht werken. Is dat waar de vakbonden naar toe willen? Ik denk het niet.”
Professionalisering van de opdrachtgevers
Slaets: “Opdrachtgevers die vandaag een pand neerzetten, zijn zich veel meer dan vroeger bewust van alle mogelijk eisen. Ook de particuliere klant. Daar moeten we als sector mee om leren gaan. De professionals uit de vastgoedsector zullen een belangrijk aandeel leveren in de vraag naar woningbouw, onder meer omdat appartementsgebouwen een steeds groter deel van de markt vormen.”
Toenemende administratieve lasten en regelgeving
Slaets: “De bouwsector moet afrekenen met een wildgroei aan regels in een aantal domeinen dat blijft toenemen. Het is immens wat er op dat vlak aan een onderneming wordt opgelegd. De overheid tracht daar misschien wel een aantal zaken aan te doen, maar het effect is te weinig voelbaar.”
Gebrek aan geschikte arbeidskrachten
Slaets: “In 2015 is de bouwsector op het vlak van omzet met twee procent gestegen, maar er zijn wel 20.000 jobs verloren gegaan. Er wordt veel meer met onderaanneming gewerkt, meer buitenlandse arbeidskrachten ingeschakeld, en er zijn veel minder mensen die een technisch beroep willen aanleren. We moeten daardoor noodgedwongen een beroep doen op buitenlandse arbeidskrachten omdat je ze hier niet vindt.
Moeten we aan de mentaliteit van werkzoekenden en jongeren werken? Ja. Ik sprak met een ondernemer die al twee jaar mensen zoekt, maar die niemand vindt om 8u per dag op een dak te werken. Idem met werkkrachten die weekends en nachten in de wegenbouw moeten werken en doorgaans goed betaald zijn. Eén van onze leden die gespecialiseerd is in boringen vindt geen mensen meer omdat een werkdag vaak uit 12u bestaat en projecten soms drie maanden werk in Frankrijk betekenen. Er is werk genoeg maar onze bedrijven zijn soms verplicht om een beroep te doen op buitenlandse arbeidskrachten. Die buitenlanders uit het Oostblok zijn trouwens ook vaak technisch goed onderlegd, en wel bereid om onregelmatig te werken.
Het effect gaat overigens verder. Je ziet nu bijvoorbeeld Poolse hoofdaannemers die 5-6 jaar geleden als onderaannemer door onze grote aannemers zijn binnen gehaald en die nu rechtstreeks als hoofdaannemer optreden. De eindklant/promotor kent hen intussen even goed en gaat rechtstreeks met hun werken. Het is echter een mes dat aan twee kanten snijdt. Als er zich een probleem voordoet en de 10-jarige aansprakelijkheid is van toepassing, dan is die buitenlander mogelijk al lang weg.”
Zwartwerk en sociale fraude
Slaets: “Zwartwerk was vroeger schering en inslag maar is bijna volledig verdwenen uit de bouw. Rond sociale fraude stellen zich wel nog veel grote problemen, vooral in de vorm van schijnzelfstandigheid. We zien een vermindering van het aantal bouwvakkers, maar een immense stijging van zelfstandigen zonder personeel (ZZP). Is dat goed of slecht? Is dat de toekomst? Ik weet het niet. In Nederland is de sector van ZZP’ers even groot als de sector die mensen tewerkstelt. Dat kan als je correcte afspraken maakt, maar je moet dan ook de afspraken rond ziekteverzekering en dergelijke kunnen doortrekken naar je ZZP’ers. Je moet die mensen een vorm van bestaanszekerheid kunnen bieden. Vandaag vindt iedereen het normaal dat een zelfstandige die ziek wordt een maand zonder loon zit. Dat moet je maar eens proberen met iemand in loondienst. Als die trend zich doorzet en we hebben die mensen nodig, dan moet je daar een systeem voor ontwikkelen en dit in het sociale discours opnemen.”
Welke antwoorden?
Uit de bevragingen van de Confederatie Bouw blijkt dat veel van de leden-kmo’s zich herkennen in de uitdagingen zoals ze in bovenstaande punten geformuleerd zijn. Het zijn prioriteiten voor de beroepsorganisaties en de politieke wereld om mee aan de slag te aan. Welke antwoorden schuift de Confederatie Bouw naar voor?
Strijd tegen deloyale concurrentie en detacheringsfraude
“Er is het 40-puntenprogramma van minister Tommelein waarrond we samenwerken. Vanuit de Confederatie Bouw voeren we ook zelf actie om firma’s die illegaal personen tewerkstellen voor de rechter te brengen. We hebben een charter tegen sociale dumping opgericht. Maar de noodzaak van lagere loonkosten dringt zich hier wel op om tot concrete resultaten te komen.”
Noodzakelijk: lager loonkosten
“De Confederatie heeft een herstelplan uitgewerkt voor de Belgische bouw. Centraal daarin staat de verlaging van de loonkosten met 6 euro per uur (zie hoger), aangevuld met concrete voorstellen om deze maatregel te financieren.”
Sociale prioriteiten opnieuw vastleggen
“De arbeidsomstandigheden, de bestaanszekerheid en andere aspecten van het sociale klimaat in bouwbedrijven zet hun competitiviteit onder druk. Dit gaat gepaard met kosten, maar leidt ook tot een gebrek aan flexibiliteit. Deze elementen moeten absoluut meegenomen worden in de sociale onderhandelingen. “
Herwaardering beroep, imago en begrip kwaliteit
“De valorisatie van bouwvakken gaat hand in hand met het benadrukken van de kwaliteit die onze ambachtslui leveren, en met de erkenning van het belang van competenties. Niet iedereen kan zomaar schijnwerker zijn of worden.”
“Bedrijven die een gezonde blik op de toekomst werpen zien dat er immense uitdagingen en immense opportuniteiten op hen afkomen”, zegt Chris Slaets. “Ze weten wel dat ze zich een voor stuk moeten heruitvinden. En heel wat bedrijven zijn daar voor een stuk ook mee bezig. Alleen is dat heruitvinden een continu proces. Er is een volledige marktverandering aan het gebeuren en daar moet je als bedrijf klaar voor staan. Vroeger kreeg de aannemer een vraag en speelde daar op in. Vandaag gaan onze ondernemingen zelf een vraag creëren en een aanbod op de markt doen. Dat vraagt een heel andere benadering van klanten. De klant terug helemaal centraal zetten is een immense uitdaging voor onze bouwbedrijven. We zien wel dat de bouwsector tegenwoordig vrij sterk fluctueert. Vroeger zagen we in een bepaalde regio een heropleving van bijvoorbeeld 30 procent, maar het volgende kwartaal was er dan weer een daling van 10 of 20 procent. Het schommelt meer en daar is nog geen eensluidende verklaring voor gevonden. In Limburg volgt de sector de nationale tendens. Alleen in de wegenbouw kan je over een tegengestelde trend spreken. Daar doet de sector in Limburg het slechter dan gemiddeld. Dat heeft voor een stuk te maken met het feit dat in het verleden zeer goed geïnvesteerd is in Limburg, ook op het vlak van het onderhoud van de wegen. We hadden de best onderhouden snelwegen van Vlaanderen. Maar het investeringsritme ligt nu een flink stuk lager en dat vertaalt zich in minder aanbestedingen en minder rentabiliteit van onze bedrijven. Nu wordt er vooral geïnvesteerd in de Vlaamse Ruit en daar komen onze Limburgse familiale kmo’s minder aan bod.”
Bronvermelding: De toekomst van de bouwkmo, uitdagingen en oplossingen Jaarverslag Confederatie Bouw Limburg 2015-2016.