Wie binnen zijn productontwikkeling en productieproces op zoek is naar innovatie en optimalisatie kan misschien eens aankloppen bij Flanders Make. Het strategisch onderzoekscentrum voor de Vlaamse maakindustrie, met vestigingen in Lommel en Leuven wil de maakbedrijven wapenen om de uitdagingen van de toekomst aan te kunnen. Zowel grote als kleine bedrijven kunnen er baat bij hebben.
Flanders Make ontstond in 2014 door de samenvoeging van Flanders Drive Lommel en het Flanders’ Mechatronics Technology Centre in Leuven. Het is het vierde strategische onderzoekscentrum in Vlaanderen naast VITO, VIB en de fusie van imec en iMinds. Flanders Make wil bedrijven helpen om hun competitiviteit te verhogen. Enerzijds door zelf excellent onderzoek te doen, anderzijds door onderzoek te vertalen naar concrete toepassingen en verbeteringen van producten en processen.
“We richten ons vooral op de valorisatie en de innovatie in de automobielsector, de machinebouw en de productie in het algemeen,” leggen CEO Dirk Torfs en Site Manager Lommel Dirk Steenbeke uit. “Innovatie betekent voor ons nieuwe processen, snellere processen en betere processen. De driver in die processen is wat we noemen: ‘lot size one at series production cost’. Unieke producten op maat van de klant tegen een kostprijs die niet hoger ligt dan serieproductie. We helpen bedrijven om dat proces onder controle te krijgen. Daarnaast werken we sterk op productinnovatie. Om competitief en vernieuwend te zijn, is snelheid van innovatie tegenwoordig enorm belangrijk voor bedrijven. Daarvoor is onderzoek naar nieuwe functies nodig en een verhoogde performantie van de producten. Denk bijvoorbeeld aan meer autonome voertuigen, snellere weefgetouwen, betere sensorsystemen, ...”
Tegen eind 2017 zal de infrastructuur van Flanders Make, onder meer met behulp van SALK-middelen, meer dan verdubbelen. De investeringen richten zich op drie grote onderdelen:
- Ontwikkeling van testomgeving waarin materialen en producten getest kunnen worden op hun ontwerp, op maakbaarheid en het gebruik in reële en klimatologische omstandigheden over heel de wereld.
- Mobile fieldlab met alle nieuwe technologie rond samenwerkende robots, VR, Augmented Reality, … om awareness te creëren over de mogelijkheden van deze technologieën en training & opleiding te voorzien.
- Een testplatform om voor een voertuig elke individuele component zoals de motor, verwarmingseenheid, schokdemper, … dynamisch te gaan testen zonder verplaatsingen. De tijd tussen start van ontwikkeling en marktintroductie kan zo ingekort kan worden.
Kruisbestuiving
Jullie zijn er niet alleen voor de grote bedrijven?
Dirk Torfs: “We hebben een ecosysteem van leden waarin evenveel kleinere als grote bedrijven zitten. We zoeken vooral naar bedrijven die willen innoveren en een samenwerking zoeken om dat samen sneller te kunnen doen. Innovatie is niet beperkt tot grote spelers. Kleinere bedrijven zijn even waardevol voor ons omdat ze mee de dynamiek creëren. Het is belangrijk om in ons netwerk bedrijven te hebben over de hele waardeketen heen: zowel specialisten in automatisering, mensen die sensoren bouwen, bedrijven die producten bouwen of productie doen. We brengen verschillende actoren samen. Er zitten ook startende bedrijven in ons netwerk omdat hun technologie relevant kan zijn voor ons doel.
Binnen ons netwerk werken de bedrijven onderling ook samen waarbij er ideeën ontstaan bij elkaar. Sommige bedrijven staan voor uitdagingen waarvan de oplossing ligt in wat anderen al gedaan hebben. We vertalen ook het universitaire fundamenteel onderzoek naar bedrijfsonderzoek. De overheid faciliteert de samenwerking via subsidiering van projecten. Men noemt dat het tripel helix-model: overheid, bedrijven en kennisinstellingen.”
Uiteindelijk vertaalt zich dit in omzetgroei van de bedrijven?
Steenbeke: “We helpen bedrijven met uitdagingen zoals digitalisatie, industrie 4.0, individuele productie, … zodat ze in een wereldwijde markt kunnen concurreren en sneller kunnen groeien. Op twee jaar tijd hebben we 80 miljoen euro aan middelen gemobiliseerd. De helft aan de bedrijfskant, de andere helft voor de kenniscentra. Op vlak van industriële projecten zijn er vandaag 44 bedrijven heel nauw betrokken in onze werking. Ze vertegenwoordigen 5,7 miljard euro omzet. We verwachten bij hen een omzetgroei van ongeveer 830 miljoen. Dat wil zeggen dat we ongeveer 15 procent extra groei genereren op 7 jaar tijd.”
Kunnen jullie een concreet voorbeeld geven van jullie werking?
Torfs: “Neem bijvoorbeeld de positiebepaling van een object. Een autonome boot moet kunnen navigeren in zijn omgeving. Een AGV (Automated Guided Vehicle) in een fabriek ook. Een autonome bus ook. Het is een algemene problematiek dat je een positie moet bepalen en een verplaatsing moet ingeven. Die kan je toepassen in verschillende cases. Dat hebben we al concreet gedaan. Samen met Tenneco voerden we onderzoek naar de ophanging van morgen. We hebben bij Thule het systeem van fietsendragers helpen verbeteren om zwaardere (elektrische) fietsen te kunnen vervoeren. SML en Addax willen dan weer de ontwikkeling en productie van een nieuw utilitair voertuig in Vlaanderen realiseren. We gaan daarvoor testen uitvoeren, extra functies toevoegen en zorgen dat de productie zo optimaal mogelijk kan gebeuren. Ons doel moet zijn om de productie hier in Vlaanderen te houden en lokale productie die eventueel ook export kan genereren te stimuleren.”
Ford Lommel Proving Ground
De samenwerking met Ford Lommel Proving Ground is een belangrijk onderdeel van jullie werking?
Steenbeke: “Dat klopt. Het zorgt ook voor een stuk verankering van Lommel in het geheel van Flanders Make. De combinatie van ons centrum en het testcircuit maakt unieke levensduurtesten mogelijk. Merken zoals BMW, Jaguar en Landrover zijn allemaal klant. We kunnen nieuwe voertuigen zodanig verouderen dat deze op 60 dagen 10 jaar ouder zijn door middel van doorgedreven testen in temperatuur, vochtigheid maar ook simulatie van zonlicht, …”
Hoe wordt bepaald in welke projecten jullie actief zijn?
Torfs: “De ideeën ontstaan niet alleen bij de onderzoekers. Ook bedrijven komen met ideeën tot bij ons. Als anderen er baat bij hebben, kunnen we die meenemen in een groter geheel. We willen industrieel gedreven zijn en de noden en uitdagingen van de bedrijven op korte en lange termijn kennen om zo antwoorden te vinden voor morgen. We kunnen daarbij putten uit de pool van kennis die we opbouwen. Daarnaast doen we bilateraal onderzoek waarbij we een bedrijf individueel en op maat helpen met onze infrastructuur en onderzoek. Zo kunnen we bijvoorbeeld een probleem oplossen rond het trillingsgedrag van een component of een machine helpen ombouwen om nieuwe producten te maken.”
De ontwikkelingen naar industrie 4.0 maken het mogelijk om productie vanuit het buitenland terug naar hier te halen?
Torfs: “De consument wil niet langer wachten op een product dat uit China moet komen en zal bereid zijn meer te betalen voor een product dat hij morgen kan krijgen. We moeten dat zien te maken tegen een optimale loonkost. Daarvoor moeten bedrijven meer digitaal werken en de combinatie maken van automatisering en flexibiliteit via arbeidskrachten. Niet alles kan geautomatiseerd worden. Het is een belangrijke uitdaging voor het huidige onderzoek om een optimale mix vinden. Een product gaat meerdere varianten hebben, gemaakt op dezelfde infrastructuur. We gaan met dezelfde mensen meer kunnen produceren.
Daarvoor hebben we niet alleen productie nodig maar ook productontwikkeling en de mensen die kunnen helpen in die producten en processen. Het proces zal verder aangepast worden door productverbeteringen en de producten door procesverbeteringen. Als je die loop niet onderbreekt, dan blijft de productie hier. Als je een bestaand product kopieert naar het buitenland kost je dat misschien 2 jaar en heb je een nieuwe kopie van een oude installatie. Maar als je de loop hier verder laat draaien, dan heb je op 2 jaar tijd wel een veel beter proces. Dat moet ons competitiviteit geven. Daar is soms ook de moed en de wil van de ondernemer voor nodig om dit te doen. We moeten de R&D van de core componenten hier houden. Dat is essentieel. Daarom hoeft nog niet alle productie hier plaats te vinden zoals deze van standaard componenten. Punch Powertrain is daar een mooi voorbeeld van.”
Innovatie zit soms in onverwachte hoek?
Steenbeke: “Autonoom rijden wordt dikwijls geassocieerd met personenvervoer. Maar dezelfde technologie is nu bijvoorbeeld ook in de landbouw terecht gekomen. Daar wordt nu een autonoom wagentje uitgerust met een robotarm om aardbeien te plukken of heel gericht met UV-lampen aardbeien in lange rijen te bestralen. Het is beter voor het milieu want het kan gebruik van pesticiden beperken en het vervangt een saaie job.”
Samenwerkings-model
Jullie gaan in Lommel investeren in drie labo’s die met elkaar gelinkt zijn?
Torfs: “Het is een investering in apparatuur die voor elk individueel bedrijf te weinig gebruikt wordt of te duur is. Wij kunnen het doen voor een hele groep van bedrijven en kunnen het op uurbasis of dagbasis verhuren mét de nodige gekwalificeerde mensen inbegrepen. Zo kan men echt geavanceerde testen doen op producten en het dynamisch gedrag ervan bestuderen. We werken in ons ecosysteem momenteel met 300 mensen: 100 via de universiteiten, 100 via de bedrijven en een 100-tal onderzoekers van Flanders Make. Ons doel is om zoveel mogelijk impact te creëren op de maakindustrie. Die is en blijft een belangrijke motor van de Belgische economie en creëert mee onze welvaart. 70 à 80 procent van de R&D gebeurt in de maakindustrie en 70 tot 80 procent van de export wordt ook door maakindustrie gedaan. Daarom moeten we maximaal inzetten op innovatie.
Bedrijven moeten in de toekomst nog meer samenwerken. De complexiteit neemt toe. Niet elk bedrijf heeft nog alle kennis en kunde in handen: software, elektronica, mechanica, automatisering, … We evolueren naar een model om met minder mensen meer samen te werken. Op een tandem ga je sneller vooruit. Die cultuur moet tot stand komen. De snelheid van innovatie gaat nog belangijker worden dan de innovatie zelf.”
“Bedrijven kunnen naar ons toe stappen met specifieke vragen. We bekijken of die passen in een lopend onderzoek of dat het een nieuw exploratief onderzoek is,” legt Dirk Steenbeke uit. “Afhankelijk daarvan nemen we initiatief om rechtstreeks met een bedrijf samen te werken of in ons netwerk partners te zoeken met een gelijkaardige problematiek. Dan kunnen we daar een project rond bouwen waarbij we gezamenlijk basisonderzoek voor ons nemen en die kennis ter beschikking stellen van de bedrijven case per case en specifiek voor dat bedrijf. We transfereren zo een stuk kennis naar het bedrijf en zij komen in contact met heel nieuwe technologieën.”