Tot op heden hebben aandeelhouders die overgaan tot een kapitaalvermindering de keuze op welke component van het vennootschapskapitaal de kapitaalvermindering wordt aangerekend. Indien deze wordt aangerekend op het ‘werkelijk gestort kapitaal’, d.w.z. op nieuw ingebracht kapitaal, en niet op de geïncorporeerde reserves, is ze belastingvrij. Indien er daarentegen wordt aangerekend op de geïncorporeerde reserves, wordt deze vermindering fiscaal beschouwd als een dividend en wordt deze kapitaalvermindering onderworpen aan de roerende voorheffing van 30%.
Deze keuzemogelijkheid zou verdwijnen in het kader van de hervorming vennootschapsbelasting (onder alle voorbehoud, want tot vandaag zijn hieromtrent nog geen definitieve wetteksten). Er zal wellicht worden voorzien dat iedere kapitaalvermindering, op fiscaal vlak, pro rata wordt aangerekend op het gestort kapitaal en op de belaste reserves. Deze maatregel zal tot gevolg hebben dat er roerende voorheffing ingehouden zal worden op het gedeelte van de kapitaalvermindering dat wordt aangerekend op de reserves.
Sommigen raden aan om over te gaan tot een kapitaalvermindering vóór 31 december 2017 om zo nog te kunnen genieten van het actueel regime. Dit is uiteraard een beslissing van de aandeelhouders. Maar er kan een mogelijke discussie ontstaan met de belastingadministratie, indien de kapitaalvermindering bijvoorbeeld niet economisch verantwoord zou zijn of indien de vennootschap een lening dient aan te gaan om de kapitaalvermindering uit te keren aan haar aandeelhouders.
Liquidatiebonus
In 2013 en 2014 hadden vennootschappen de mogelijkheid om in te tekenen op het overgangsregime inzake de liquidatiebonus. Vennootschappen konden reserves uitkeren aan hun aandeelhouders en indien zij dit nettobedrag onmiddellijk incorporeerden in het kapitaal, werd de taxatie van deze dividenduitkering beperkt tot 10%.
Indien men na een wachtperiode (een periode van minstens vier jaar voor kmo’s en acht jaar voor andere vennootschappen) besluit om zijn kapitaal te verminderen door uitbetaling van de geïncorporeerde reserves, stelt zich de vraag of de nieuwe bepaling die voorziet in een pro rata aanrekening op het gestort kapitaal en de belaste reserves, ook van toepassing zal zijn op de terugbetaling van deze geïncorporeerde reserves. Het antwoord op deze vraag zou negatief zijn (opnieuw onder voorbehoud van bevestiging): vennootschappen die hun reserves hebben geïncorporeerd in het kapitaal en na voormelde wachtperiode hun kapitaal wensen te verminderen, kunnen genieten van de vrijstelling van roerende voorheffing voor het vastgeklikte bedrag.”
T
ot op heden hebben aandeelhouders die overgaan tot een kapitaalvermindering de keuze op welke component van het vennootschapskapitaal de kapitaalvermindering wordt aangerekend. Indien deze wordt aangerekend op het ‘werkelijk gestort kapitaal’, d.w.z. op nieuw ingebracht kapitaal, en niet op de geïncorporeerde reserves, is ze belastingvrij. Indien er daarentegen wordt aangerekend op de geïncorporeerde reserves, wordt deze vermindering fiscaal beschouwd als een dividend en wordt deze kapitaalvermindering onderworpen aan de roerende voorheffing van 30%.
Deze keuzemogelijkheid zou verdwijnen in het kader van de hervorming vennootschapsbelasting (onder alle voorbehoud, want tot vandaag zijn hieromtrent nog geen definitieve wetteksten). Er zal wellicht worden voorzien dat iedere kapitaalvermindering, op fiscaal vlak, pro rata wordt aangerekend op het gestort kapitaal en op de belaste reserves. Deze maatregel zal tot gevolg hebben dat er roerende voorheffing ingehouden zal worden op het gedeelte van de kapitaalvermindering dat wordt aangerekend op de reserves.
Sommigen raden aan om over te gaan tot een kapitaalvermindering vóór 31 december 2017 om zo nog te kunnen genieten van het actueel regime. Dit is uiteraard een beslissing van de aandeelhouders. Maar er kan een mogelijke discussie ontstaan met de belastingadministratie, indien de kapitaalvermindering bijvoorbeeld niet economisch verantwoord zou zijn of indien de vennootschap een lening dient aan te gaan om de kapitaalvermindering uit te keren aan haar aandeelhouders.
Liquidatiebonus
In 2013 en 2014 hadden vennootschappen de mogelijkheid om in te tekenen op het overgangsregime inzake de liquidatiebonus. Vennootschappen konden reserves uitkeren aan hun aandeelhouders en indien zij dit nettobedrag onmiddellijk incorporeerden in het kapitaal, werd de taxatie van deze dividenduitkering beperkt tot 10%.
Indien men na een wachtperiode (een periode van minstens vier jaar voor kmo’s en acht jaar voor andere vennootschappen) besluit om zijn kapitaal te verminderen door uitbetaling van de geïncorporeerde reserves, stelt zich de vraag of de nieuwe bepaling die voorziet in een pro rata aanrekening op het gestort kapitaal en de belaste reserves, ook van toepassing zal zijn op de terugbetaling van deze geïncorporeerde reserves. Het antwoord op deze vraag zou negatief zijn (opnieuw onder voorbehoud van bevestiging): vennootschappen die hun reserves hebben geïncorporeerd in het kapitaal en na voormelde wachtperiode hun kapitaal wensen te verminderen, kunnen genieten van de vrijstelling van roerende voorheffing voor het vastgeklikte bedrag.”