Familiebedrijven zijn de motor van de wereldeconomie. Ook in België creëren ze heel wat toegevoegde waarde. Maar wat typeert deze bedrijven op financieel vlak? Hoe maken ze financieringsbeslissingen? Wanneer komt er een externe investeerder aan boord? En hoe zit het met dividendbeslissingen? Anneleen Michiels van UHasselt legt het haarfijn uit.
Anneleen Michiels, docente Finance aan UHasselt, maakt deel uit van de onderzoeksgroep RCEF (Research Center for Entrepreneurship Family Firms). Acht professoren en tien doctoraatstudenten voeren er samen multidisciplinair onderzoek naar familiebedrijven. Het UHasseltkenniscentrum startte daarmee in de jaren negentig en is wereldwijd bekend.
Onlangs publiceerde Anneleen Michiels samen met Vincent Molly van KU Leuven een artikel in het gerenommeerde Family Business Review. “We hebben voor dit onderzoek 131 studies rond financieringsbeslissingen uit 64 verschillende financial and management journals geanalyseerd”, zegt Anneleen Michiels. “Daar hebben we verschillende conclusies uit kunnen trekken. Het valt op dat de financieringsbeslissingen en de resulterende kapitaalstructuur van familiebedrijven sterk verschilt van die van nietfamiliebedrijven. De belangrijkste reden? Familiebedrijven nemen beslissingen die minder rationeel zijn. Psychologische aspecten wegen sterker door. Net zoals niet-economische overwegingen zoals risicovoorkeuren, emoties en socio-emotionele waarden en doelen. Het zogenoemde buikgevoel is er sterker aanwezig. Bestuurders van familiebedrijven denken vaker op lange termijn, ze hebben familiale doelen én zijn vaker risico-avers. Dat heeft zowel voor- als nadelen.”
STERCK. Zijn familiebedrijven dan minder geneigd om een bankfinanciering aan te gaan?
Anneleen Michiels: “Het is niet zo dat familiebedrijven per definitie minder geneigd zijn om bankfinanciering aan te gaan. Wel zijn ze minder geneigd om externe financiering aan te gaan. Heel wat familiebedrijven willen controlebehoud en gebruiken liever eigen middelen, ook al beperkt dat eventueel de groei van het bedrijf. Ze zijn voorzichtiger op het vlak van schuldfinanciering. Bijvoorbeeld omdat ze het bedrijf niet met schulden willen doorgeven aan de volgende generatie.
Sterker nog, familiebedrijven zijn significant vaker ‘zero-leverage firms’ of bedrijven zonder een enkele vorm van financiële schuld. Aan de andere kant vinden de geldverschaffers niet alle familiebedrijven aantrekkelijk. De geconcentreerde macht bij de familie/ondernemer kan potentiële problemen met zich meebrengen zoals nepotisme, te hoge verloning of speciale dividenduitkeringen.”
UHasselt zet zowel in haar onderwijs als onderzoek, in op kennisopbouw in het domein van economie rond ondernemerschap en familiebedrijven, logistiek, process & data mining, marketing en open innovatie. Stel uw vraag gerust aan business developer Ilse Cretskens via ilse.cretskens@uhasselt.be.
STERCK. Zijn andere financieringsmogelijkheden dan interessanter voor familiebedrijven?
Anneleen Michiels: “Wanneer ze toch de keuze maken voor externe financiering, gaan ze vooral een bankfinanciering aan. Omdat ze controlebehoud verkiezen, is dat aantrekkelijker dan externe aandeelhouders te betrekken. Voor banken zijn familiebedrijven ook interessant omwille van hun langetermijnhorizon. Er zijn uiteraard veel gradaties van familiebedrijven. Klein en groot. Van de tweede en zesde generatie. Bovendien zijn er wél familiebedrijven die heel professioneel georganiseerd zijn en een externe CEO verkiezen.”
STERCK. En hoe zit het met een eventuele beursgang?
Anneleen Michiels: “Een beursgang is altijd ingrijpend. Voor elk bedrijf. We merken wel dat een beursgang voor een familiebedrijf vaak het eerste moment is dat er externe aandeelhouders in de zaak komen. Ook opvallend: familiebedrijven die al externen in de onderneming hadden voor de beursgang, hebben meer kans op een succesvolle beursintroductie. Bovendien komt underpricing vaker voor. Opnieuw door risico-aversie.”
STERCK. Wat met dividenden?
Anneleen Michiels: “Familiebedrijven betalen beduidend minder vaak dividenden uit. Opnieuw om zoveel mogelijk kapitaal in de onderneming te laten zitten. Als ze echter toch dividenden uitbetalen, zijn die doorgaans wel hoger dan bij niet-familiale bedrijven. Bijvoorbeeld omdat het een bron van inkomsten is. Of omdat externe investeerders het vereisen.”