Het contract van een bediende werd op de leeftijd van 64 jaar opgezegd nadat hij bijna zes jaar in dienst was geweest van een onderneming. Als reden voor het ontslag verwees de werkgever naar het feit dat de werknemer zich onvoldoende inschakelde in het nieuwe productieproces en maar geen afstand wilde doen van zijn vertrouwde manier van werken.
De werknemer was het met zijn ontslag niet eens en zag in zijn leeftijd de werkelijke reden voor stopzetting van zijn arbeidsovereenkomst. Hij trok naar de arbeidsrechtbank te Hasselt om zijn werkgever aan te klagen wegens leeftijdsdiscriminatie en vorderde een schadevergoeding van zes maanden loon. Om deze vordering te staven, bracht hij in de loop van de procedure een geluidsopname bij van een gesprek dat hij met de werkgever had gevoerd, maar zonder dat deze wist dat dit werd opgenomen. Van dit heimelijk opgenomen gesprek bracht de werknemer ook een uitgeschreven versie mee.
De eerste vraag die de arbeidsrechtbank moest beantwoorden, was of de geluidsopname een geldig bewijsmiddel uitmaakte. Volgens de arbeidsrechtbank was dit het geval: gesprekken waar men zélf aan deelneemt, kunnen dienst doen als bewijs - ook indien niet alle deelnemers ervan op de hoogte zijn dat het gesprek wordt opgenomen.
Een andere kwestie betrof de vraag of dit bewijsmateriaal wel bruikbaar was. De arbeidsrechtbank meende dat dit hier niet het geval was. Uit de opname bleek immers dat het de werknemer was die tijdens het gesprek uitdrukkelijk zijn leeftijd ter sprake had gebracht en hier zelf meermaals aan refereerde. Het gesprek werd door de werknemer als het ware in deze richting “gestuurd”. Daarnaast bleek dat de uitgeschreven versie slechts een fractie uitmaakte van het volledige gesprek dat veel langer had geduurd. De arbeidsrechtbank weigerde deze geluidsopname als voldoende overtuigend bewijs te aanvaarden. Hierdoor werd het belangrijkste bewijsmiddel uit de handen van de werknemer geslagen. Deze kon voor het overige niet hard maken dat zijn ontslag te maken had met zijn leeftijd en zijn vordering werd afgewezen.
Heimelijk opgenomen gesprekken waar men zelf aan deelneemt, maken geen onrechtmatig verkregen bewijs uit. Zulke opnames kunnen voor een rechtbank worden aangewend om een vordering te onderbouwen. Voorwaarde is wel dat er geen discussie kan bestaan over de omvang en inhoud van de bezwarende verklaringen én dat er kan worden uitgesloten dat ze werden uitgelokt.