De Belgische vereniging voor oppervlaktetechnieken van materialen (VOM) vertegenwoordigt 300 bedrijven die in de meest uitlopende sectoren actief zijn. Bedrijven die meer dan ooit de behoefte voelen om klanten en ontwikkelaars te sensibiliseren over de techniciteit en toegevoegde waarde van hun proces. “Op alles zit een laklaag, maar daar staat men zelden bij stil.”
“In de oppervlaktebehandeling geven onze leden een toegevoegde waarde of bijkomende functie aan een product door er een extra laagje op te zetten,” legt program manager Veerle Fincken uit. “Dat kan een verflaag zijn, of een metallische laag of een vacuüm opgespoten laag, … In principe zijn er drie verschillende functies; de laag kan dienen als decoratief element, als anti-corrosiebescherming of om de slijtweerstand te verhogen. Al zijn de bijkomende functionele coatings tegenwoordig een echte hype. Dat zijn functies die men toevoegt als extra troef om een product op de markt te brengen zoals antibacterieel, antivingerafdruk, anticondensatie.”
STERCK. Jullie leden zijn erg afhankelijk van de maakindustrie?
Veerle Fincken: “Je zag kort voor de crisis al dat grote productiebedrijven gingen delokaliseren en oppervlaktebehandeling wegtrok naar landen met goedkopere lonen of waar de milieuregelgeving nog niet zo streng was. Onze bedrijven hebben eind jaren negentig een flinke inspanning geleverd om te voldoen aan de nieuwe milieuwetgeving. Samen met de hoge loonkost is dat toch een rem geweest op de groei in onze sector. Tal van KMO’s zijn zich gaan specialiseren in heel specifieke niches om met unieke technologie of extra dienstverlening het verschil te maken. We hebben in ons land heel wat kleinere gespecialiseerde lakkerijen.”
Bijkomende functionele coatings zijn een echte hype.
STERCK. Welke invloed heeft de sluiting van Ford Genk?
Fincken: “De nieuwe bedrijven die zich ontwikkelen zijn eerder high-tech en innovatief. Ze hebben heel ander businessmodel en relatief weinig mensen nodig. De toegevoegde en economische waarde is er zeker, maar ze kunnen de sociale verliezen qua tewerkstelling niet compenseren. Het is een ontwikkeling waar onze leden weinig business kunnen uithalen.”
STERCK. Waarin onderscheiden de Belgische oppervlaktebehandelaars zich?
Fincken: “In vergelijking met veel van de ons omliggende landen zijn we sterk gefocust op kennis. Het onderzoek aan de universiteiten van Hasselt, Leuven en Gent is goed omgezet naar commerciële meerwaarde. Tegenwoordig zie je steeds vaker clusters van bedrijven ontstaan die elkaar aanvullen en samen meedingen om een opdracht binnen te halen. Een aanbesteding in bijvoorbeeld infrastructuurwerken vraagt soms een combinatie van staal en aluminiumbehandeling. Dan kan elke partner vanuit zijn expertise een inbreng leveren. Ook producenten worden daarin betrokken. Dat is een positieve evolutie.”
STERCK. De investeringsdruk is enorm groot?
Fincken: “Alles kan gemaakt worden, maar men staat te weinig stil bij de kostprijs ervan. De eindklant staat vaak ver af van het technische proces. Het is gemakkelijk om te zeggen dat men ramen zus en zo wil hebben glinsteren. Om dat te kunnen produceren, komen er gigantisch veel aspecten bij kijken. Of neem het voorbeeld van een auto. Dat is tegenwoordig een hoogst gepersonaliseerd product. Geen enkele wagen is dezelfde. In de architectuur gaat dat nog veel verder. Sommige designers houden geen rekening met het feit dat een product nog ooit gelakt moet worden.”
STERCK. Wat is jullie rol daarin?
Finkcen: “We proberen als VOM onze leden te helpen door richtlijnen uit te schrijven en in menselijke taal het proces uit te leggen. De klant bewust te maken dat groener of mooier werken een kostenplaatje heeft. Als we het productieproces kunnen vereenvoudigen is dat voor alle partijen goed.”
STERCK. Hoe ziet u de toekomst op korte termijn?
Fincken: “Het afgelopen jaar moesten sommige bedrijven het orderboekje nog van week tot week bekijken, terwijl men vroeger altijd een perspectief van twee maanden had. Ik heb de indruk dat 2014 zich beter aandient. Er zijn flink wat uitdagingen: investeren in automatisatie is een must, de pieken en dalen in de productie vragen meer interimarbeid wat geen weerslag op de kwaliteit mag hebben. Maar je ziet ook technologietransfers en kruisbestuiving in onze sector. Onze leden blijven innoveren. Het is de enige manier om de toekomst het hoofd te bieden. We moeten het ook niet te somber inzien. Verschillende van onze bedrijven zijn marktleider in hun sector. We moeten onze troeven goed uitspelen.”
Debat
Alles is mogelijk, maar heeft een prijs
Over de sector van oppervlaktebehandeling is het moeilijk om cijfermateriaal te verzamelen. Het is dan ook een technologie, eerder dan een sector op zich. De definitie van bedrijven die erin actief zijn is erg divers. Nagenoeg alle bedrijven specialiseren zich in specifieke niches zoals staal of aluminium en specifieke sectoren zoals de bouw, de automotive, de chemie, … Toch zijn de grote uitdagingen en opportuniteiten vaak gelijklopend. Kwaliteit, flexibiliteit en innovatie blijken een must om deze uitdagende tijd te overleven.
STERCK. Wat zien jullie als de belangrijkste evolutie van de afgelopen jaren?
Peter Kempeneers: “De druk van loonkost is enorm hoog. We moeten permanent investeren en automatiseren om deze kost onder controle te houden.”
Het verwachtingsniveau van de klant is enorm toegenomen.
Niko Bonnyns: “De vraag naar meer flexibiliteit, snellere leveringen, hogere kwaliteit, .. stijgt permanent. Het verwachtingsniveau van de eindklant is enorm toegenomen. Dat staat in contrast met een sterke prijsdruk en marktprijzen die zelfs dalen. Daar moet je een balans in zoeken. Ook de veranderende milieurichtlijnen dwingen ons tot bijkomende investeringen die we niet rechtstreeks in rekening kunnen brengen.”
Jean-Louis Goderniaux: “We moeten de kwaliteit kunnen bieden die
klanten bereid zijn te betalen. Dat evenwicht is inderdaad nog belangrijker dan vroeger. De kwaliteitsdruk is er altijd geweest, nu komt de prijsdruk meer op de voorgrond. We moeten nog beter dan vroeger weten wat de eisen van de klant zijn.”
Kennisontwikkeling
STERCK. Zijn klanten zich bewust van de draagwijdte van hun vragen?
De groep knikt unaniem ‘neen’.
Geert Michels: “In onze sector is het doodnormaal dat de gevelbekleding afgewerkt wordt met de allerbeste coatings. Onze markt wordt steeds meer internationaal. We zijn verplicht om continu een betere kwaliteit en meer toegevoegde waarde na te streven. En dat kan perfect. Maar het is de vraag in hoeverre de markt bereid is om dat te betalen. Klanten gaan in het buitenland shoppen voor goedkopere alternatieven om er na een tijd achter te komen dat de kwaliteit toch niet voldoet. Maar dan is het vaak te laat."
Veerle Fincken: “Oppervlaktebehandeling wordt vaak naar de markt gebracht door bouwheren en architecten. De implicatie om bijvoorbeeld het hele gamma van hoogglansproducten of van satijnglans aan te bieden is echter niet altijd haalbaar. Elke verandering vraagt een kleurwisseling op de installaties, de productie ligt stil, de efficiëntie is zoek. Zelfs ontwerpers van grote merken hebben niet altijd door dat je voor de behandeling van een bol vier keer het proces moet doorlopen. Als VOM trachten we daarop in te spelen door uitleg en voorlichting te geven.”
Kempeneers: “Vroeger had je 180 RAL-kleuren, nu mag je dat aanbod gerust maal drie doen. In de ontwikkeling en R&D is de onwetendheid over oppervlaktebehandeling te groot. Vaak komen we pas in de beeld als het te laat is. Door in de ontwikkeling vooruit te denken kan men de prijs soms heel sterk drukken. In het onderwijs zou er veel meer aandacht besteed moeten worden aan de techniek van oppervlaktebehandeling.”
Bonnyns: “De laatste vijf jaar zijn er twee dagen geweest waar de hele aluminiumsector samenkwam. Op die twee dagen is het woord oppervlaktebehandeling niet gevallen. Terwijl wij net zorgen voor de promotie van aluminium. Dankzij onze behandeling kan de prijs van het eindproduct omhoog. De toegevoegde waarde van ons proces is onbekend en onbemind. Daar moeten we aan werken. Op alles zit immers een coating. Elke kleur wit heeft bijvoorbeeld titaandioxide als pigment. In Frankrijk wil men dat nu verbieden. Maar dan kan je witte frigo’s en wasmachines vergeten.”
Maakindustrie verdwijnt
STERCK. Internationalisering is een kans en een bedreiging?
Georges Volders: “Wij zijn sterk gericht op de Benelux-markt die erg afhankelijk is van de krimpende maakindustrie. We moeten nieuwe toepassingen zoeken in een krimpende markt en tegelijk de Europese concurrentie het hoofd bieden."
Bonnyns: “We worden wel gedwongen om mee te gaan in de internationale prijzenslag, terwijl dat vaak zo irrelevant is als je het totale plaatje bekijkt. De totale gevelbekleding van een kantoorgebouw in Londen is goed voor drie procent van de kostprijs. Drie procent van die drie procent is de oppervlaktebehandeling. Daarop wordt dan beknibbeld. Terwijl het oppervlak er na 10 tot 15 jaar nog goed moet uitzien omdat anders de waarde van het gebouw daalt. Investeerders staan daar niet altijd bij stil.”
Goderniaux: “We zitten niet in directe concurrentie met goedkopere buitenlandse firma’s, maar een aantal producten die wij verzinken worden nu wel gemaakt in Oost-Europa. Die oppervlaktebehandeling verhuist mee en zijn we kwijt. Toch zien we ook producten terugkomen omdat de kwaliteit voor de eindklant er niet voldoet.”
Volders: “Het verdwijnen van de maakindustrie speelt een grote rol. We werken veel in de sector van automotive en aeronautica. De versnellingsbakken en motoren die nu in het voormalige Oostblok geproduceerd worden zijn kwalitatief goed genoeg om in premium merken geplaatst te worden. Die productie komt niet meer terug. In ons geval moeten we concurrentieel zijn met de bedrijven binnen onze groep die in andere landen opereren. Dat kan alleen door via innovatie nieuwe markten aan te boren. We kunnen niet leven van de dienstensector en de R&D die in Vlaanderen nu zo sterk gepromoot worden.”
STERCK. Waarin kunnen we in België wel het verschil maken?
Goderniaux: “Klanten vragen meer globale oplossingen. One-stop-shopping. Bijvoorbeeld niet alleen thermisch verzinken, maar ook extra diensten aanbieden zoals de samenwerking met coaters. Ook duurzaamheid wordt steeds belangrijker. Door nieuwe normen hebben we meer en meer structuur nodig en moeten we onze processen kunnen documenteren. Staal zit permanent in evolutie. We moeten onze processen aanpassen en nieuwe legeringen ontwikkelen. Klanten advies geven hierin.”
Kempeneers: “Bij nieuwe materialen stuit men op nieuwe verwerkingsproblemen. Het is aan ons om dan samen met de klant oplossingen te zoeken om bijvoorbeeld matrijzen een langere levensduur te geven. In ons bedrijf zetten we daar heel sterk op in.”
Bonnyns: “Korte levertermijnen, inspelen op spoedvragen, flexibiliteit in het aantal types oppervlaktebehandeling, snelle kleurwisselingen, meedenken met klant in logistieke oplossingen, extra services in verpakking, … Dat zijn de zaken waarin we het verschil maken. Zorgen wegnemen van de klant. Ook met bijkomende functionele vereisten zoals antibacterieel, antigraffiti, self-healing, … kan je trachten om een meerwaarde te creëren en te bewijzen dat een coating niet zomaar een laagje is.”
Michels: “Iedereen verwacht tegenwoordig een standaardkwaliteit die hoog ligt. Maar lang niet iedereen in de sector begrijpt de juiste betekenis van de verschillende labels. Zo is Qualicoat een label dat zegt dat een lakker volgens een bepaalde normering werkt. Het is geen garantie op het eindresultaat. Er zijn tal van labels en normeringen op Europees en nationaal niveau. Die dienen best op elkaar afgestemd én gevolgd te worden. Het gebeurt meer en meer dat opdrachtgevers de certificeringsvoorschriften uit het lastenboek laten vallen onder druk van de prijs. Dat moet we zien te vermijden omdat we met kwaliteit wel degelijk het verschil maken.”
Onze klanten kunnen besparen dankzij de juiste coating.
Volders: “Een verkoopargument dat wij uitspelen is dat onze klanten kunnen besparen dankzij het gebruik van de juiste coating. Het aantal gereedschappen kan verminderen door een snellere service, matrijzen gaan langer mee, … elke niche heeft zo zijn eigen elementen die een toegevoegde waarde kunnen betekenen.”
Het gesprek loopt ten einde. Het thema loonkost komt – zoals in elk interview – onvermijdelijk op tafel. De gesprekspartners zijn unaniem. “Loonkost speelt een enorm belangrijke rol. We kunnen het niet genoeg uitschreeuwen dat deze moet zakken. Onze sterkte is dat we zeer flexibel en kwalitatief op de vragen van klanten kunnen inspringen. Dat geeft een zekere druk op de mensen. Maar buurlanden die 10 tot 20 procent en meer goedkoper zijn qua lonen benen ons bij. De rek is uit de elastiek.”.
Veerle Fincken. [Program manager bij VOM]
Als netwerkorganisatie vertegenwoordigt de VOM 300 bedrijven in de oppervlaktebehandeling. Ze zorgt voor belangenbehartiging, netwerking en kennisdeling tussen de leden.
Niko Bonnyns. [Managing director Alural Group]
Alural verzorgt de oppervlaktebehandeling van aluminium. Ze doen onder meer aan poedercoating en anodiseren met een belangrijke focus op de bouwsector: profielen die verwerkt worden tot ramen, deuren, gevelsystemen, …
Georges Volders. [Sales & operations Oerlikon Balzers Groep]
Oerlikon Balzers brengt slijtvaste lagen aan op metalen gereedschappen en precisiecomponenten. De Zwitsers holding is vertegenwoordigd in meer dan 30 landen en heeft 96 productiecentra over de hele wereld. Met de recente aankoop van Metco (groep Sulzers) verdubbelt de groep in volume.
Peter Kempeneers. [Zaakvoerder van Metalix Steelcoat/Galvacoat.]
Metalix Steelcoat/Galvacoat is gespecialiseerd in de verschillende vormen van oppervlaktebehandeling van staal: zowel stralen, metalliseren, natlakken als poedercoaten.
Geert Michels. [Directeur sales & marketing van Limeparts]
Limeparts is een onderdeel van Vaessen Industries en produceert onder meer aluminium en stalen gevelbekleding. Lakwerk is een vast onderdeel van het aanbod.
Jean-Louis Goderniaux. [Sales & marketing Galvapower Group]
Galvapower is gespecialiseerd in het thermisch verzinken en loonverzinken. De zes divisies in België maken deel uit van een internationale groep met 40 verzinkerijen in België, Duitsland en Oost-Europa.