Circulariteit en digitalisatie in de bouwsector. Dat zijn de twee belangrijkste speerpunten waar Confederatie Bouw Limburg (CBL) de volgende jaren op gaat inzetten. Samen met POM Limburg hebben ze het in een programma ‘Boost Bouw Limburg’ gegoten. “We willen onze bedrijven voorbereiden op de toekomst. De transitie in de bouw gaat de volgende jaren een enorme evolutie kennen. Dat vraagt een manier van omdenken voor ondernemers en aannemers”, zegt Chris Slaets, directeur van Confederatie Bouw Limburg.
De volgende jaren komt een enorme vergroeningsgolf op de bouwsector af. Dat is niet nieuw, maar die gaat zich nu wel vrij radicaal doorzetten volgens Chris Slaets. “Door de Europese richtlijnen die momenteel in uitwerking zijn met o.a. The Blue Deal en The Green Deal, komen er concrete investeringsvooruitzichten. Er zullen vanuit Europa miljarden euro’s vrijgemaakt worden voor bedrijven die voldoen aan de vooropgestelde voorwaarden. We stellen vast dat in heel wat van die programma’s de bouw naar voor geschoven wordt als één van de facilitators of domeinen om tot oplossingen te komen. We zijn daar heel gelukkig mee, want er zullen heel wat werven opstarten. Maar de vereisten op vlak van vergroening hebben ook grote gevolgen. We zullen in de traditionele bouw – mede onder druk van Europa – veel meer bewuste keuzes moeten maken op het vlak van (hergebruik van) materialen. Het circulariteitsprincipe zal veel belangrijker worden.”
We zullen in de traditionele bouw veel meer bewuste keuzes moeten maken op het vlak van (hergebruik van) materialen.
Mobiliteitsimpact
Voor Chris Slaets gaat het onder meer over de keuze van materialen, bijvoorbeeld hoe een baksteen gemaakt wordt. “Een bedrijf als Vandersanden kijkt vandaag niet voor niets hoe ze een CO2-vrije baksteen of baksteenstrip kunnen ontwikkelen. De bouwsector heeft momenteel nog een zware ecologische voetafdruk, maar dat betekent ook dat je nog grote winsten kan halen op vlak van CO2-reductie. Al zullen we verstandige keuzes moeten maken. Zo hebben we bijvoorbeeld een aantal zeer goede baksteenproducenten in onze regio. We moeten die dan niet in Portugal gaan zoeken. De mobiliteitsimpact speelt ook een rol.”
Ook de zandwinning is voor Chris Slaets een goed voorbeeld. “We hebben in Limburg nog flinke hoeveelheden grind die nog niet ontgonnen zijn. Gaan we die op een duurzame wijze kunnen blijven ontginnen met een goed evenwicht tussen natuur, economie en omgeving? Of gaan we ons grind moeten invoeren vanuit Duitsland, Frankrijk en verder? Is zand dat vanuit India aangevoerd wordt milieuvriendelijker dan het zand dat we hier in België op een natuurvriendelijke en rationele manier ontginnen? De vraag stellen is ze beantwoorden. De schaarse grondstoffen die we in België nog hebben, moeten we op een verstandige manier gebruiken. Met natuur, omgeving en groen moet heel voorzichtig omgesprongen worden. Maar er moet wel een economisch evenwicht gevonden worden.”
Hergebruik materialen
Ook op vlak van het hergebruik van bouwmaterialen komen er een hele waslijst van richtlijnen vanuit Europa op ons af. “Vlaanderen kijkt momenteel wat ze daarmee moeten doen. Hoe gaan we bestaande en nieuwe gebouwen zo duurzaam maken dat we ze in de toekomst kunnen hergebruiken? Evolueren we naar een materialenpaspoort? Ik denk het wel. Voor elk gebruikt bouwmateriaal moet men dan een paspoort hebben met de eigenschappen die het heeft en hoe het terug in de cirkel kan worden opgenomen. Men zal gaan kijken of een materiaal dat je hergebruikt even stabiel is of dezelfde kwalificaties en technische eigenschappen heeft als het nieuwe. De producenten zijn bezig met dat soort thema’s. En logischerwijs zal daaruit een beleid volgen rond circulariteit in de bouw. Dat gaat in de toekomst een grote impact hebben.”
Digitalisatiegolf
Een tweede groot aandachtspunt is de verdere digitaliseringsgolf die op ons afkomt. Het bouwen moet daardoor helemaal omgedacht worden. “We spreken nu al over fabrieken van de toekomst, maar ik denk dat er ook huizenfabrieken op ons af gaan komen”, zegt Chris Slaets. “We hebben al een golf gezien van prefab op de werven. Maar we zullen in de toekomst nog veel meer voorfabricatie zien in een fabriek of op een afgebakende site, waarbij het op de werf nog om pure assemblage gaat. Dat soort technieken wordt de komende tijd belangrijker. En dat gaat samen met de digitaliseringsgolf. We verwachten daar een hele ommekeer in. Er gaan in de toekomst niet minder mensen in de bouw werken, maar vaak wel mensen met een andere soort opleiding.”
Het zijn de overheden die de grootste hoeveelheid gebouwen in eigendom hebben. Zij moeten als eerste het goede voorbeeld geven.
Anders wonen
“In het buitenland maar ook hier in België zien we een heel andere vorm van wonen ontstaan. Tot voor kort was elke woning een uniek ontwerp. Vandaag zien we meer en meer grote consortia en promotoren die hele wijken bouwen of binnen een urbanisatie een verdichting op poten zetten met een totaalconcept. Als koper of toekomstige eigenaar krijg je nog keuze tussen een aantal vooraf bepaalde woonformules. De keuze wordt dus beperkter, maar dat is ook onvermijdelijk als je het wonen van morgen nog betaalbaar wil houden. We evolueren naar industrialisatie van het bouwproces. Jonge mensen zijn meer en meer klaar voor dergelijke formules. Dat voelen we duidelijk. De jongeren van vandaag zijn minder geneigd om zelf de handen uit de mouwen te steken, al zijn er natuurlijk altijd uitzonderingen. Maar het betekent wel dat je verschuivingen krijgt. Mensen kiezen meer voor een afgewerkt product, voor ontzorging.”
Living-as-a-service
Deze evoluties spelen volgens Chris Slaets de schaalvergroting in de hand. “Er ontstaat een verticalisering van bouwondernemingen. Ze gaan steeds meer disciplines in eigen beheer doen en in een bouwteam met vaste partners werken om op die manier een oplossing te bieden voor een bouwpromotor of opdrachtgever. Het gaat zelfs zo ver dat men een dienst na verkoop aanbiedt zodat een opdrachtgever één en dezelfde contactpersoon blijft hebben, gedurende de hele levensduur van het project. Men evolueert zo letterlijk in de richting van living-as-a-service. Er bestonden al concepten zoals light-as-a-service maar dat gaat steeds verder. De tijd is voorbij dat je je aannemer niet meer terugziet. Men evolueert naar een continue service waar eventueel ook een financieringscomponent aan verbonden is. De aannemer kan zo een serviceprovider worden in alle mogelijke betekenissen van woord.”
“We zien ook een evolutie naar een verhuurmarkt. Mensen kopen een eigendom of een stuk van een eigendom, maar voelen zich niet gebonden om er tot in de eeuwigheid eigenaar van te blijven en verkopen hun eigendom als ze andere interesses krijgen. Jongeren hebben vandaag een heel ander zicht op wonen. Ook dat heeft zijn invloed op de manier van bouwen. Met onder meer de doorbraak van houtskeletbouw komt er een flinke innovatiegolf op ons af. Als we de honderdduizenden verouderde woningen die België telt tegen 2040 moeten verduurzamen, zullen we sowieso nog flinke stappen moeten zetten. Dat kan je niet alleen laten afhangen van vrijwilligheid en initiatieven van particulieren. We gaan daarvoor bepaalde slimme incentives en tegemoetkomingen moeten vooropstellen, anders halen we de doelstellingen van Europa nooit.”
Besparen door te meten
Hoe de kleinere kmo’s, aannemers en technische installateurs daarmee moeten omgaan? “Er is altijd een verschil in snelheid”, zegt Chris Slaets. “Je hebt een aantal voorlopers en een aantal mensen die afwachten wat ze daarmee gaan doen. Maar we zien steeds meer ondernemers op de kar springen. Neem nu het datamanagement. Wat doen we met de gigantische hoeveelheid data die we binnenkrijgen? Kunnen we er een economisch verdienmodel van maken? Vandaag denken we daar nog onvoldoende over na. Maar er worden al eerste stappen gezet. Als je bijvoorbeeld op voorhand weet wanneer een cv-installatie aan onderhoud toe is, kan je problemen oplossen nog voor ze zich stellen. Vandaag weet je dankzij alle mogelijke meetapparatuur en sensoren wat een gebouw verbruikt en opbrengt, en nog veel meer. Dat moet de processen, maar ook de onderhoudskosten duurzamer maken en de leefbaarheid en de performantie van onze gebouwen verbeteren. We evolueren naar een servicemodel in de totaliteit van een bouwproject. Eenmalige klanten gaan langetermijnpartners worden. Klantentevredenheid wordt steeds belangrijker.”
Vergunningstraject is probleem
“Ook modulair bouwen zit in de lift en corona heeft dat nog versterkt. Vroeger dacht men bij het bouwen van een huis zelfs niet aan het creëren van een aparte bureauruimte. Het afgelopen jaar bleek dat ineens onmisbaar voor veel mensen. De ondernemingen die vandaag focussen op modulaire units doen het bijzonder goed. Dat modaliteitsprincipe gaat zich verder doorzetten. Niet alleen voor bureauruimtes en zorgprojecten, maar zelfs voor een stukje recreatie dat aan de woning wordt toegevoegd. Sinds de coronacrisis zetten we massaal in op het verfraaien en uitbouwen van de eigen woning. Het grootste deel van onze ondernemers zegt dat hun orderboeken immens vol zitten. Maar daarom zijn die projecten nog niet in uitvoering. Veel wordt uitgesteld. Het vergunningstraject was vroeger al erg lang, maar sinds corona is het helemaal kommer en kwel. Ik ben er zeker van dat als we morgen alles in uitvoering kunnen brengen wat in de plannings- en vergunningsfase zit, dat dit de beste relancemaatregel ooit zou zijn. Men moet alles wat in de pijplijn zit op een ordentelijke manier en niet-bureaucratische manier kunnen vergunnen.”
“De complexiteit van het vergunningstraject is echt een grote bezorgdheid van mij. Europa maakt heel veel geld vrij voor duurzame bouwprojecten. Maar hoe langt duurt het voor we die in België in de praktijk kunnen omzetten? Neem nu de 6% btw-regel die geldt voor sloop en heropbouw tussen 2020 en eind 2021. Iemand die nu beslist om volgens die regels een pand af te breken en herop te bouwen, is voor 2022 nooit aan het bouwen. Op die termijn krijg je dat niet vergund. Wat heeft die maatregel dan tot nut? Het zou een permanente maatregel moeten kunnen worden die in heel België geldt, zoals dat nu in bepaalde centrumsteden het geval is.”
“De stijging van de grondstofprijzen op korte termijn is immens en wordt een echt probleem,” zet Chris Slaets. “Ook de levertermijnen gaan maal 2 en zelfs maal 3. Dat heeft een impact op de kostprijs van een bouwproject. Iemand gaat die stijging van de kostprijs moeten betalen en dat is de uiteindelijke klant. De kostenstijging van 20 tot 30 procent heeft betrekking op hout, staal, bakstenen … Letterlijk op alles. De laatste 20 jaar is het nooit zo erg geweest. Niemand had verwacht dat de wereldeconomie zich zo snel zou herpakken. Heel veel fabrieken zijn in onderhoud geweest en er wordt gespeculeerd met bepaalde materialen. Dat gaat een flinke invloed hebben op de markt.”
Overheid moet voorbeeld geven
“Op vlak van circulair bouwen denk ik dat we met goede voorbeelden moeten kunnen werken. Dat zet dingen beweging. Het zijn echter de overheden die de grootste hoeveelheid gebouwen in eigendom hebben. Zij moeten als eerste het goede voorbeeld geven. Het is altijd heel leuk om mensen te verplichten op een bepaalde manier te gaan bouwen, als je het zelf niet doet. Desalniettemin stellen we vast dat de orderportefeuilles momenteel goed gevuld zijn. Ik ben blij dat de sector zich na de pauze aan het begin van de coronacrisis goed herpakt heeft. Toch zie ik het rendement van onze bouwbedrijven en de marges niet stijgen. Dat heeft verschillende oorzaken. Er is de onzekerheid en de onderlinge concurrentie. Vandaag kijkt iedereen nog vooral of er genoeg werk op de plank ligt en blijft men inschrijven aan bepaalde bodemprijzen. En de uiteindelijke klant (de overheid is nog altijd een heel grote klant) kijkt maar naar één ding: de prijs. Men kijkt bijvoorbeeld te weinig of een gebouw performant is.”
Bouwteams hebben de toekomst
“Er wordt wel een shift ingezet, onder meer door te kijken naar bouwteams. Ik ben ervan overtuigd dat we als aannemer naar een permanente vorm van bouwteams moeten evolueren. Samen met aannemers, studiebureaus en architecten een gemeenschappelijke oplossing bedenken voor bepaalde problemen of bouwwerken vanuit een integraal denken tot in de kleinste afwerking. Zo kan men een grotere toegevoegde waarde en een groter rendement creëren voor alle stakeholders. Nu is het verdienmodel nog te veel opgedeeld en te traditioneel. We bouwen vandaag voor een heel groot stuk nog zoals 100 jaar geleden. BIM zal definitief doorbreken, maar er blijven nog te veel obstakels door de verplichte opdeling tussen architect en aannemer. Het is vandaag zelfs zo erg dat in sommige gevallen waar je vroeger beelden of plannen van de architect doorkreeg in 2D, de architect nu een pdf doorstuurt naar de aannemer. Puur omwille van de aansprakelijkheid van partijen en het feit dat er nog altijd een heilige muur staat tussen ontwerper en uitvoerder. Dat heikele punt zullen we ooit moet tackelen. We zijn bij de laatsten in Europa waar die scheiding zo strikt is. We gaan dat punt ooit moeten aanpakken, of we dat nu willen of niet.”