De overstap naar een duurzame samenleving versnellen. Dat is al bijna dertig jaar de missie van onderzoekscentrum VITO. Onder andere door zich toe te leggen op de ontwikkeling van duurzame technologieën. En tegelijkertijd een verbindende partner te zijn tussen bedrijven, overheidsinstanties en kennisinstellingen. STERCK Magazine sprak met Walter Eevers – sinds 2016 directeur R&D van VITO – over circulaire economie, de klimaatverandering en energietransitie.
VITO in a nutshell? In het innovatielandschap is VITO een intermediaire speler die fundamenteel onderzoek – dat hoofdzakelijk aan de universiteiten gebeurt – en toegepast onderzoek in bedrijven verbindt”, legt Walter Eevers uit. “We maken de vertaalslag en focussen op duurzaamheid. We spreken daarom altijd van applied science. De bedrijven waarmee we samenwerken, zijn vanzelfsprekend hoofdzakelijk Vlaams, maar we hebben uiteraard ook heel wat partnerships met internationale partners. Het innovatielandschap is Europees, we brengen dus heel wat kennis uit andere hoeken binnen. VITO is zo’n 28 jaar geleden opgericht als spin-off van het SCK (Belgisch nucleair onderzoekscentrum, nvdr.). ”
- VITO
Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek - IMEC
Interuniversitair Micro-Electronica Centrum - VIB Vlaams Instituut voor Biotechnologie
- Flanders Make Strategisch onderzoekscentrum voor de maakindustrie
Zeven speerpuntclusters
STERCK. Wanneer schieten jullie in actie? Bij een vraag van een bedrijf of kennisinstelling?
Walter Eevers: “Dat is een combinatie van de twee. We doen rechtstreeks vraaggedreven onderzoek en dat wordt versterkt door de zeven speerpuntclusters in Vlaanderen. Dat zijn consortia van bedrijven en kennisinstellingen. Catalisti is bijvoorbeeld de speerpuntcluster voor de chemische sector. We stellen samen met bedrijven, kennisspelers en andere SOC’s de innovatieroadmap samen en passen daar onze onderzoeksmatrix op aan. Daarnaast voeren we ook nog onderzoek op eigen initiatief. Het verschil met een universitair onderzoek? De wetenschappelijke innovatiedrang overheerst vaak bij de academici. Bij ons wordt het veel meer ingegeven door ontwikkelingspaden die in de brede maatschappij gevolgd worden zodat innovatie in het dagelijks leven tot implementatie kan komen. In bedrijven zijn de onderzoekstermijnen veel korter, meestal zo’n anderhalf tot drie jaar. Wij gaan voor termijnen van vijf tot tien jaar.”
STERCK. Komen hier vooral grote bedrijven aankloppen?
Eevers: “Nee. We zien ook heel wat kmo’s. Vlaanderen heeft gelukkig heel wat middelen om kmo’s te ondersteunen. Er is een erg lage drempel om bij VITO binnen te stappen. Soms geven we ook gewoon advies. Let wel, we zijn geen consultants. Een mooi voorbeeld? De CO2-blok van Vandersanden in samenwerking met Orbix (zie kader).”
“We moeten de CO2 weghouden uit de lucht, maar anderzijds is het een bron van koolstof en kunnen we er ook iets mee doen. Een goed voorbeeld van een zinvolle toepassing is de CO2-blok van Vandersanden in samenwerking met Orbix. Je kunt CO2 namelijk opslaan in bouwmaterialen. Deze bouwblok is gemaakt uit CO2 en afval uit de metaalindustrie. Een mooi voorbeeld van circulariteit. Eigenlijk zijn we continu op zoek naar zulke symbioses om bepaalde afvalsoorten te combineren tot hernieuwbare grondstoffen. Het sluiten van de kringlopen is essentieel.”
Vooruitdenken
STERCK. Vooruitdenken is één van jullie paradepaardjes.
Eevers: “Dat klopt. Kijk maar naar de onderzoeken op het vlak van duurzaamheid. We proberen een pionier te zijn in foresighting. We zien bepaalde tendensen en focussen daar vervolgens op. Een goed voorbeeld is het energiedebat. Nu zien we de elektrische auto’s volop in het straatbeeld. Wij gaan onze eerste generatie e-cars al vervangen. In de chemiesector zijn we volop aan het kijken naar alternatieven voor alles wat oliegebaseerd is. Bedrijven beginnen nu rond te struinen naar biobased grondstoffen, wij hebben in dit domein al patenten. En het is juist de bedoeling van VITO om die patenten te delen met de bedrijfswereld. Zo hebben ze immers voorsprong op buitenlandse concurrenten. Ons onderzoek staat ten dienste van de Vlaamse ondernemingen.”
STERCK. In het jaarverslag van 2020 staat dat VITO in de top tien van Belgische octrooi-aanvragers staat.
Eevers: “Dat was de jaren daarvoor trouwens niet anders. De doelstelling is niet om in die top tien te staan. De doelstelling is om unieke dingen – die economisch waardevol kunnen zijn – veilig te stellen. Wij nemen het risico en doen de investering om te voorkomen dat de buitenwereld met het idee gaat lopen. Zo zetten we de middelen die we van Vlaanderen krijgen, om in bruikbare, valoriseerbare kennis voor de Vlaamse bedrijven.”
Wie is Walter Eevers?
Walter Eevers groeide op in een gezin van vier in Zonhoven. “Mijn ouders hebben altijd heel hard gewerkt en stonden erop dat hun kinderen zouden studeren. Ik had een hele toffe chemieleraar en besloot om vervolgens ook chemie te gaan studeren. Daarna heb ik gedoctoreerd onder leiding van een charismatische Nederlandse professor. Hij leerde me dat het onderwijs niet alleen te maken heeft met kennisoverdracht, maar dat je er ook met mensen leert omgaan. Ik ben die man nog altijd heel erg dankbaar. Na mijn doctoraat ben ik bij Nitto in Genk aan de slag gegaan. Altijd in managementfuncties op het vlak van R&D- en innovatie. Ik werkte onder leiding van businessman pur sang Alfons Ceuleers. Mijn laatste twee jaren bij Nitto heb ik in Zwitserland een R&D-centrum helpen opzetten. Sinds 2013 ben ik bij VITO. Sinds 2016 als directeur R&D. En ik geef intussen zo’n vier jaar polymeerchemie aan de universiteit van Antwerpen. In mijn vrije tijd? Dan kruip ik heel graag op de koersfiets!”
STERCK. Je legt sterk de nadruk op de industrie, maar er is ook een adviesorgaan voor de Vlaamse overheid.
Eevers: “Absoluut. We hebben een poot binnen VITO die adviseert op het vlak van regelgeving. We ondersteunen het Vlaams beleid met onderzoekswerk voor policymaking. Als we bijvoorbeeld een advies neerleggen voor de overheid weten ze dat dat met kennis van zaken gebeurt.”
STERCK. Hier werken meer dan 900 mensen. Over welke profielen gaat het?
Eevers: “Hier werken voornamelijk erg slimme mensen (lacht). We hebben ruim 900 medewerkers van meer dan 40 verschillende nationaliteiten. Vooral ingenieurs, onderzoekers, techneuten, technici en PhD-studenten. Het aantal internationale medewerkers groeit nog altijd. Het probleem waar we in de toekomst tegenaan zullen lopen: de war for talent. Wij zijn een aantrekkingspool voor buitenlands talent, maar het is moeilijk om iedereen hier te houden.”
STERCK. Wat gebeurt er hier op deze site in Mol allemaal?
Eevers: “We doen heel wat onderzoeken op deze site. Dat gaat heel breed. Van het bouwen van prototypes tot het de-risken van bepaalde technologieën. Hier staat bijvoorbeeld de grootste Europese 3D-printinstallatie voor keramische materialen. Met die installatie worden niet alleen innovatieve katalysatoren maar ook de nieuwste CO2 capture technologieën ontwikkeld.”
We hebben ruim 900 medewerkers van meer dan 40 verschillende nationaliteiten.
Duurzaam ontwikkelen
STERCK. ‘Duurzaamheid als norm’ staat op jullie website. Hoeveel werk is er nog?
Eevers: “Nog zeker een volledige generatie. Als ik met pensioen ga, is dit niet opgelost. De uitdaging is ontzettend groot. Earth Day, de dag wanneer we als bevolking de aarde volledig opgegeten hebben, valt elk jaar vroeger en vroeger. En kijk eens naar de energietransitie. Dat is een pak werk. Daar kunnen we maatschappelijk nog altijd heel veel winst boeken. Als we het over de klimaatproblematiek hebben, zijn er – naast energie – eigenlijk drie andere belangrijke sectoren. De industrie doet vandaag al heel veel om duurzamer te ondernemen. Op het vlak van transport scoren we in België een pak slechter. En onze oude gebouwenstock is ook een probleem. Er zijn nog te veel slecht geïsoleerde panden. In al die domeinen moeten technologische vernieuwing en regelgeving hand in hand gaan. Alleen zo kunnen we Vlaanderen mee aan de top houden in de duurzaamheidstransitie die nu volop bezig is.”
STERCK. Schieten de meeste bedrijven spontaan in actie? Of wachten ze tot de overheid allerlei zaken oplegt?
Eevers: “Dat verschilt. Unilever was tien jaar geleden al heel sterk met sustainability bezig. IKEA en Coca-Cola, maar ook Colruyt, zijn ook merken die grote stappen zetten. De colaflessen van morgen zullen nagenoeg volledig vervaardigd zijn uit hernieuwbare grondstoffen. Grote merken én Europa nemen een voorbeeldfunctie in. Dat is uniek in de wereld. Het lijkt soms alsof bedrijven een afwachtende houding aannemen, maar de Europese Commissie biedt ons de kans om een leiderschapsfunctie in te palmen. De rest gaat uiteindelijk toch moeten volgen. Er zijn regio’s in de wereld waar je niet meer kunt leven omdat alles vergiftigd is. Als de planeet op is, is ze weg. Het is onze verantwoordelijkheid om de volgende generatie(s) een plek te geven waar het goed is om te leven.”
STERCK. VITO werkt samen met heel wat sectoren, maar technologie is altijd de rode draad?
Eevers: “Ja en nee. Technologie alleen lost niets op. Je moet ze ook geaccepteerd krijgen in de maatschappij. We hebben enkele experts die de innovatieadaptaties en -acceptaties helpen bewerkstelligen. Dat is heel belangrijk. Omdat we vaak oplossingen zoeken voor problemen die nu nog niet goed zichtbaar zijn. Neem de elektrische auto. Gaat die alles oplossen? Nee. We gaan nog altijd in de file staan. En er komen nieuwe problemen bij. Kijk maar naar de metalen die nodig zijn om krachtige batterijen te bouwen. We zoeken dus altijd naar alternatieven. En we stellen dingen voortdurend in vraag. Misschien moeten we wel minder met de auto rijden? En hoe zouden we dat dan aanpakken?”
STERCK. Is er voldoende hernieuwbare energie?
Eevers: “Hernieuwbare energie is het meest schaarse goed op dit moment. Zolang we daar niet genoeg van hebben, moeten we alles inzetten op de grootste efficiëntie in klimaatwinst. Daarom is een elektrische auto vandaag bijvoorbeeld interessanter dan een waterstofauto. Ik geloof ergens wel in de waterstofindustrie, maar dat wordt een importverhaal. In het Midden-Oosten kost groene energie stukken minder. DEME wil daar nu al groene energie omzetten in groene waterstof. En die naar hier brengen. Het is dan onze taak om dit soort bedrijven bij te staan.”
- 23 nieuwe patenten in 2020
- 43 nationaliteiten
- 200 miljoen euro omzet
- 287 wetenschappelijke publicaties
- 947 medewerkers
- 1119 opleidingsdagen
Wendbare kmo’s
STERCK. Zijn de grote bedrijven per definitie de early adopters?
Eevers: “Nee, zeker niet. Er zijn hier in Vlaanderen ook heel wat interessante familiebedrijven. Kmo’s die doordachte beslissingen nemen. En de mens centraal zetten. Want ook dat is nog altijd heel belangrijk. We zien vaak kleine en middelgrote ondernemingen die zoveel aandacht aan hun medewerkers spenderen waardoor ze veel makkelijk omgaan met veranderingen. Beter dan beursgenoteerde bedrijven. Omdat ze sneller beslissingen kunnen nemen. Multinationals waarvan het hoofdkantoor in een ander continent ligt … Daar duurt alles veel te lang. Omdat ze het niet ‘voelen’. Ik heb zelf jaren voor een multinational gewerkt. Het duurde een eeuwigheid voor we toestemming kregen om duurzame beslissingen te nemen in België. Europa heeft een voorsprong op het vlak van policymaking. Da’s een troef die we veel vaker moeten uitspelen.”
STERCK. Welke effect heeft de coronacrisis op VITO gehad? En op de transitie?
Eevers: “Ik ben heel trots op deze organisatie. Als je weet hoe we gefunctioneerd hebben tijdens de pandemie … Apetrots, ben ik. Onze IT’ers hebben iedereen snel de nodige tools aangereikt om veilig te werken, onze medewerkers toonden gezond boerenverstand en de labo’s waren in een mum van tijd aangepast om afstand te bewaren. We zijn dus blijven draaien. Er waren zelfs productiecampagnes in drie shiften. COVID-19 heeft in mijn ogen zowel positieve als negatieve gevolgen gehad. Sommige bedrijven moesten sluiten of kampten met gigantische achterstanden waardoor klimaatinvesteringen op de lange baan schoven. Aan de andere kant zijn er heel wat mensen net wakker geschud tijdens de crisis.”