Kerstvakantie 2021. Mijn lief verrast me met een verblijf in een slow cabin. Het plan? Drie dagen genieten van de natuur, de rust en elkaar. De cabin overtreft onze verwachtingen. We relaxen voor het knetterende haardvuur en hebben eindelijk eens tijd om ongestoord bij te praten.
Wanneer we echter op dag één willen beginnen aan het verkennen van de ongerepte natuur rondom ons, lopen we vast. Het regent pijpenstelen. We besluiten onze regenjassen aan te trekken en toch maar naar buiten te trekken. Na een druilerige wandeling eindigen we wat radeloos in een boekenwinkel op een nabijgelegen winkelstraat. Al rondwandelend valt mijn oog op een doosje spelkaarten. Het blijkt een vragenspel te zijn voor koppels.
Zomer 2022. Een cocktailbar in Ibiza. Mijn lief en ik hebben net de allerlaatste vragen uit het kaartenspel aan elkaar gesteld. De voorbije maanden kreeg het kaartenspel een vaste plek in onze reiskoffer. Telkens weer zorgde het voor intieme, diepgaande gesprekken. En leerden we iets bij over elkaar. Soms vergezeld van een lachbui. Een enkele keer van een traan. Meteen besluiten we om in de toekomst het spel verder te zetten met zelfverzonnen vragen.
Het doet me nadenken over het begrip ‘vragen stellen’. Stel je de juiste vragen, dan kunnen vragen je vooruithelpen. Je een oplossing aanreiken voor de uitdagingen op je pad. Je relaties met anderen versterken. Zorgen voor meer wederzijds begrip. Je creativiteit aanwakkeren om met iets nieuws te komen. Je energie en focus richten op waar je naartoe wil.
Maar stel je voortdurend de foute vragen, of misschien zelfs helemaal geen vragen, wanneer je bijvoorbeeld defensief reageert en meteen in de aanval gaat, dan zijn de gevolgen navenant. Dan verslechteren relaties met anderen. Ontstaan er ruzies. Gaat al je focus en energie naar het probleem in plaats van naar een mogelijke oplossing. Enzovoort.
Maar wat zijn dan goede vragen? En wat de slechte? En vooral, hoe kan je een slechte vraag ombuigen naar een goede, eenmaal je je daarvan bewust bent? Ik vind het een interessant experiment en besluit mezelf als onderzoeksvoorwerp aan te duiden. Een simpel voorbeeld: de zaken lopen niet zoals ik zou willen. Ik stel mezelf de vraag: ‘Waarom lukt dit niet?’ En ja hoor, voor ik het goed en wel besef, kan ik een lange lijst van redenen opdreunen waarom dit inderdaad maar niet wil lukken voor me.
Helpt die lijst me? Mmm, niet echt. Integendeel. Ze motiveert me totaal niet. En ik ga zelfs geloven dat het me nooit gaat lukken. Dus… laten we eens een andere vraag op tafel gooien. Waarom zou ik mezelf niet vragen: ‘Hoe kan dit wel lukken?’. Ik voel mijn brein een beetje tegenspartelen wanneer ik het deze vraag voorschotel. Dit is duidelijk niet het denkpatroon dat het gewend is. Ik vraag het om met iets nieuws te komen en dat vraagt duidelijk meer energie en denkwerk dan hetzelfde lijstje opdreunen dat het zo gewend is.
Maar toch… na enkele ogenblikken komen er mogelijke antwoorden. Ideetjes om het probleem op te lossen. Meteen krabbel ik ze neer en begin zo een nieuwe lijst. Eentje die me ongetwijfeld wel vooruit gaat helpen.