Bij het STERCK. debat over externe financiering zaten voornamelijk vertegenwoordigers van de aanbodzijde van de kredietmarkt aan de tafel. In veel gevallen is de boekhouder of accountant de figuur die als tussenpersoon en begeleider van de ondernemers fungeert. Hoe kijkt Johan De Coster als voorzitter van de Limburgse vereniging voor economische en juridische beroepsbeoefenaars (LVAB) naar die rol? En welke evoluties ziet hij in het bredere domein van de accountancy?
STERCK. Welke rol heeft de boekhouder of accountant voor u in het verhaal van externe financiering?
De Coster: “Aan de ene kant is er de voorbereidende taak, zorgen dat het dossier klaar is om aan de bank te overhandigen. Daarnaast is er de bemiddeling en verdediging van het dossier, al dan niet samen met de ondernemer. De praktijk leert dat ook wij nog veel beter kunnen in beide rollen.
We zijn nu bijvoorbeeld bezig met het Instituut voor Accountants en Belastingconsulenten (IAB) om samen met de banken een platform te ontwerpen. Daarop kunnen aan de ene kant de ondernemers een dossier of vraag plaatsen, en aan de andere kant kunnen de banken kijken wat die vraag is en een voorstel doen. De accountant kan de bemiddeling doen. Alle betrokkenen zijn vragende partij voor een dergelijk platform. Temeer omdat we vaststellen dat veel van de aanvragen en kredietdossiers vandaag nog onvoldoende gestoffeerd zijn.”
Met een realistisch en goed onderbouwd dossier is het nog niet zo lastig om te krijgen wat je vraagt.
STERCK. Is er voldoende zicht op de mogelijkheden aan externe financiering?
De Coster: “Zeker niet. Er is om te beginnen onvoldoende zicht op wat de banken allemaal kunnen betekenen. Dat is een taak voor hen. Maar wij zouden zelf ook nog beter moeten weten welk investeringskrediet het best past bij een dossier. Moet het een kaskrediet zijn of eerder een roll-over of een wentelkrediet of …? En we zouden meer kennis moeten hebben voor welke producten we bij de banken terecht kunnen en waarvoor we bijvoorbeeld beter naar LRM kunnen stappen. Daarnaast heb je nog de business angels, de participatiemaatschappijen, crowdfunding, privat equity, … . Dat is nog een heel andere insteek. Een bank geeft geld en vraagt daar een opbrengst voor. De LRM zal soms al geneigd zijn om een zitje in de raad van bestuur te vragen, een privat equity-partner gaat mee aan boord komen en eventueel een stukje overnemen.”
STERCK. Waarom maken KMO’s nog te weinig gebruik van externe financiering?
De Coster: “De grotere KMO’s proberen het vaak nog te doen met het traditionele bancaire krediet onder welke vorm dan ook. Men heeft het vaak nog moeilijk om een externe partij toe te laten tot de aandelenstructuur. Dat wordt nog teveel gezien als een bedreiging, een stukje prijs geven, terwijl het dat niet is. Het gaat over toegevoegde waarde brengen. Maar dat ligt heel gevoelig.”
STERCK. Het was vroeger relatief gemakkelijk om een krediet te krijgen. Zien we nu een omgekeerde beweging?
De Coster: “Het landschap is veranderd. We spreken in de banksector intussen al over Basel 3. Alles is strenger geworden en zal waarschijnlijk nog verstrengen. Maar dat neemt niet weg dat als je met een realistisch en goed onderbouwd dossier komt, zowel financieel als op menselijk vlak, het nog niet zo lastig is om te krijgen wat je komt vragen. Het gevoel dat het allemaal vanzelf komt als je een ‘triple A’-klant bij de bank bent, dat is echter voorbij. Als het niet lukt, ligt het vaak aan de realiteitszin van een dossier. Het is ook onze taak om de ondernemers op dat vlak een spiegel voor te houden.”
STERCK. In het debat werd gesteld dat nogal wat bedrijven zouden werken met een boekhouder onder niveau?
De Coster: “Dat is een straffe uitspraak. Wat is ‘onder niveau’? De wereld is sterk veranderd ten opzichte van een aantal jaar geleden. Toen lag het accent op de klassieke werkzaamheden zoals jaarrekeningen en fiscale aangiftes opstellen. Dat zal er altijd zijn, maar het accent is verschoven naar bijstand en advies. Dat is meer dan ooit nodig in de jungle van wetgeving die op ons afkomt. De druk wordt erg groot. We zijn quasi van januari tot eind oktober bezig met het klassieke werk. Dan schiet er nog weinig tijd over om eens stil te staan bij het bedrijf.”
Automatisering
STERCK. Neemt de nood aan specialisatie verder toe?
De Coster: “Vroeger kwam je als generalist heel ver. Tegenwoordig ben je meer een adviseur die mee aan tafel zit met de klant. Vanaf het moment dat je op één of ander deeldomein in de diepte gaat, heb je een aantal specialisten nodig. Het is onmogelijk om dat nog allemaal zelf te behappen. Maar de adviseur die de klant bijstaat en naar de haven loodst moet wel een generalist zijn die van alle domeinen op de hoogte is.”
STERCK. Welke evolutie ziet u nog in uw beroep?
De Coster: “We groeien naar een sterke automatisering en informatisering van de klassieke werkzaamheden. In Nederland stellen sommige deskundigen al dat binnen 6 jaar nog maar de helft van de accountants van vandaag nodig gaan zijn.
Het opstellen van de jaarrekeningen wordt zodanig geïnformatiseerd dat er nog weinig handwerk aan te pas komt. Je gaat de menselijke factor niet helemaal kunnen uitschakelen. Er zal altijd controle en interpretatie nodig zijn. Maar de pure verwerking en boeking automatiseert volledig.
In Amsterdam bestuderen een aantal accountants, wiskundigen en professoren momenteel hoe ze heel die flow in algoritmen kunnen gieten. Dat wordt zeker een tendens die zich ook bij ons zal doorzetten. Onze regering heeft trouwens ook doelen gesteld om tegen 2020 een zeker percentage aan e-invoicing te doen.”
Relatie met overheid
STERCK. De permanent wijzigende wetgeving is een andere grote uitdaging?
De Coster: “In 2013 is een bulk aan wetgeving geproduceerd door de diverse regeringen. Voor het eerst in de geschiedenis is het staatsblad boven de 100.000 bladzijden gegaan! In heel die jungle moet je je weg nog vinden. Een ondernemer is daar niet mee bezig. Dat is onze job. Maar het wordt bijzonder complex.
Heel de wetgeving rond de liquidatiebonus had bijvoorbeeld veel eenvoudiger gekund. Men had dat beter met onze sector overlegd. Idem voor de voordelen van alle aard. Het heeft van 2011 tot en met 2013 aangesleept voor daar duidelijkheid in kwam.
Het Belgisch Staatsblad is voor het eerst boven de 100.000 bladzijden gegaan.
Of neem de hele WCO-wetgeving voor ondernemingen in moeilijkheden. Die is nu bijna een jaar in voege maar tot op vandaag weet niemand wat er echt van ons verwacht wordt. Wij hebben een bepaalde rol te spelen naar de rechtbanken toe. Maar de wetgeving is te vaag. Er wordt een wet gemaakt, dan komen er circulaires, veel gestelde vragen en reparatiewetgeving … puur en alleen omdat de wet niet goed gemaakt is. De roep om vereenvoudiging is groot maar het wordt steeds ingewikkelder."
STERCK. Wie behoudt het overzicht nog?
De Coster: “Dat is de centrale vraag. En het is des te belangrijker omdat de overheid steeds meer onze kant uit kijkt om een aantal taken over te geven omdat bij hen het personeel terugloopt. Zo is er een afspraak met onze sector gemaakt om de relaties te versoepelen. In Nederland doen accountants al een stukje pré-fiscale controle. Die beweging voelen wij ook komen. Zoiets gebeurt best in een goede verstandhouding. We worden nog al eens beschuldigd om de constructeurs van de fiscale fraude te zijn. Terwijl dat absoluut niet het geval is. Dat we voor onze ondernemers de minst belaste weg zoeken, dat is niet meer dan evident.”
STERCK. De steeds wijzigende wetgeving leidt tot onzekerheid?
De Coster: “Het mooiste voorbeeld is de liquidatiebonus die van 10 naar 25 procent gegaan is. Dat is maal 2,5. Eigenlijk is dat een aanslag op het spaargeld van de zelfstandigen. Ze hebben reserves opgepot, daar belastingen op betaald en worden nu nog een keer gepenaliseerd.
De overheid wijst op de overgangsperiode waarin nog vastgeklikt kan worden aan 10 procent, plus het feit dat men in de buurlanden ook op een niveau van 25 procent zit. Veel ondernemers hebben die pil geslikt en vastgeklikt of vereffend. Ze moeten nu 4 tot 8 jaar wachten om uit te kunnen keren. Maar wat is de rechtszekerheid dat de regelgeving uiteindelijk niet nog eens zal wijzigen? Ondernemers voelen dat in functie van wat er nodig is er soms wetten gemaakt worden. Dat draagt niet bij tot veel vertrouwen in heel het mechanisme.”.