We schrijven 23 oktober 1984. De BBC laat een reportage zien van de hongersnood in Ethiopië. Journalist Michael Buerk toont een vlakte vol met stervende mensen, een plaats die hij omschrijft als ‘the closest thing to hell on Earth’. Het liet niemand onberoerd en zeker sir Bob Geldof niet. Hij diende de wereld van antwoord, eerst met de Kerstsingle ‘Do they know it’s Christmas?’ en daarna met het gekende Live Aid concert in Wembley op 13 juli 1985 – de dag dat muziek de wereld veranderde.
Het was een moment van ongekende wereldwijde solidariteit, iets wat vandaag de dag alsmaar minder het geval is. Oorlogen en vooral economische malaise – met de gekende besparingsrondes als gevolg - zullen wel ten grondslag liggen aan het feit dat portemonnees minder snel open gaan voor wereldse problemen.
Waar is de goede oude tijd van ‘ontwikkelingssamenwerking’, een lang vierentwintigletterwoord, dat weliswaar goed scoort als je Scrabble speelt, maar minder scoort als je vraagt: wie is daar nu nog mee bezig? Welnu, op de eerste plaats, onze minister van ontwikkelingssamenwerking, Alexander De Croo (ik moest het ook opzoeken, hoor).
Naast de meer sexy beleidsonderwerpen zoals ‘digitale agenda’, ‘telecom’ en ‘post’ dient hij de komende jaren een strategie uit te stippelen hoe zuurverdiende centjes het best gespendeerd worden aan het ondersteunen van volkeren en landen die het goed kunnen gebruiken (lees: hard nodig hebben).
Ik hoop van harte dat Alexander dit magazine trouw leest, want bij deze stel ik hem een radicaal doch innovatief idee voor: waarom adopteren we geen land? Net zoals je een kindje virtueel kan ‘adopteren’ via Foster Parents Plan. Zou dat niet cool zijn? We zetten ons ontwikkelingssamenwerkingsbeleid volledig in op 1 landje dat we zullen voorzien van voedselwinning, logistiek, … maar ook een werkend juridisch en politioneel apparaat.
Ik ga nog verder, want ik heb zelfs een plekje voor ogen dat hiervoor ideaal zou zijn: met name de Democratische Republiek Congo, onze voormalige kolonie. Inderdaad. We mogen dan wel in 1960 – in het kader van de grote onafhankelijkheidsgolf- gevlucht zijn, ik meen te mogen stellen dat het tijd is om – vreedzaam- terug te keren.
Vreedzaam zal het sowieso moeten gaan, want met een sterk uitgedund Belgisch leger zijn we net goed genoeg om met het lokale Congolese leger een pintje te gaan drinken.
Maar denk vooral aan de mogelijkheden: Congo adopteren! Een volledig land! Kortom, niet Foster Parents Plan maar Foster Country Plan, het ultieme voorstel om van ontwikkelingssamenwerking weer een ‘sexy’ ministeriele bevoegdheid te maken met een win-win situatie voor iedereen.
Als dat niet ‘sterck bezig’ is, dan weet ik het niet meer.