Metal Finishing Industries (MFI) uit Paal-Beringen behaalde in november 2014 als derde Belgische bedrijf het Qualisteelcoat-label. “Mede dankzij de mogelijkheid om drie behandelingen te combineren zijn we geslaagd in de corrosieklasse C5, de hoogste en zwaarste norm in de keuring”, zegt zaakvoerder Erik Van Hool. “Het behalen van het label opent voor ons nieuwe opportuniteiten in de markt.”
MFI is gespecialiseerd in de oppervlaktebehandeling van aluminium en staal. De combinatie van kataforese (KTL), een dekkende grondlaag met optimale roestprotectie, én poedercoating is een belangrijke troef. “Er zijn maar weinig bedrijven die de twee processen combineren. We kunnen beide behandelingen in één en dezelfde productielijn doen, zonder dat er een manipulatie van de stukken gebeurt. Daardoor kunnen we flexibel en snel werken en is er minder logistiek.”
“KTL is een heel goede primer”, aldus Van Hool. “Het is een prima anti-corrosie behandeling, strak en zeer egaal met een dikte van 20 micron. De techniek komt uit de automobielsector en wordt nu steeds meer toegepast in de industrie en in gebouwen. De primer kan op zichzelf staan als deze niet in contact komt met rechtstreekse UV-stralen. In andere gevallen wordt er nog een finishing opgezet in de vorm van een poedercoating. Daarnaast is bij ons ook tri-catione zinkfosfatatie mogelijk als voorbehandeling.”
STERCK. Waarom hebben jullie de stap naar Qualisteelcoat gezet?
Erik Van Hool: “We zijn in 2008 met ISO begonnen. Dat was nodig voor bepaalde klanten die een kwaliteitslabel vroegen. Op een bepaald moment kregen we opdrachtgevers die enkel nog lieten lakken bij bedrijven die Qualicoat gekeurd waren. Maar dat label bestaat enkel voor aluminium. En daardoor konden we voor heel wat interessante projecten niet eens een offerte indienen, ondanks onze goede kwaliteit. Gelukkig heeft de VOM het initiatief genomen om eenzelfde label erdoor te krijgen voor de staalcoaters en dat is dan Qualisteelcoat geworden.”
Externe controle
STERCK. Hoe is het traject verlopen?
Van Hool: “We zijn een goed jaar geleden gestart om het label te behalen. Je moet allerlei testen ondergaan, je bedrijf wordt verschillende keren geauditeerd, …. Men kijkt of je kwalitatief de juiste poeders gebruikt, enzovoort. We hebben gezien dat het een meerwaarde voor ons bedrijf betekent. We kunnen onze kwaliteit nu bewijzen met een certificaat dat afgeleverd is door een externe instantie en daardoor nieuwe delen van de markt aanboren. Dat waren voor ons doorslaggevende elementen.”
STERCK. Was de inspanning groot?
Van Hool: “Onze lijn had kwalitatief al één van de meest hoogstaande niveaus. Het was wel niet helemaal zeker of we de hoogste klasse C5 zouden halen. We hebben ons daarvoor moeten organiseren, testen doen, … En we hebben er ook uit bijgeleerd door bepaalde kleine aanpassingen te doen. Je wordt twee keer per jaar opnieuw geauditeerd. Het houdt de hele organisatie scherp.”
STERCK. Wat is de meerwaarde?
Van Hool: “Het is nu een kwestie om met dat label naar buiten te komen en uit te leggen dat er een label bestaat specifiek voor staalbehandeling. Dat is nu nog te weinig bekend. Maar de respons is goed. Er zijn klanten die door ons label de reflex hebben om ons ook voor bijkomende opdrachten met hoge eisen aan te bieden bij hun eindklanten. Ik ben er zeker van dat we zo al extra opdrachten hebben gekregen.”
Ik ben er zeker van dat we dankzij Qualisteelcoat al extra opdrachten hebben gekregen.
Duurzaamheid
STERCK. Waar zit het verschil tussen de verschillende corrosieklassen?
Van Hool: “Het verschil zit in de zwaarte van de testen. Een zoutneveltest van 200 uur is gemakkelijk haalbaar. Maar wij gaan tot 2500 uur en dat kan je onmogelijk met een gewone coating. Hoe meer het certificaat in de markt gaat komen, hoe meer men voor bepaalde projecten een Qualisteelcoat-label van minstens C3 gaat vragen. Daar ben ik zeker van.”
STERCK. Wordt duurzaamheid belangrijker?
Van Hool: “Eindklanten vragen meer en meer termijngaranties. Twee jaar is standaard, maar de vraag voor 5 en zelfs 10 jaar komt regelmatiger voor. Dat is niet gemakkelijk, zelfs al werk je met een garantieverzekering. Je lijn moet daarvoor geschikt zijn en de verzekeraar controleert dat. Het Qualisteelcoat-label is daarbij nu een belangrijk hulpmiddel.
We weten trouwens vaak niet waar onze producten gebruikt worden. Is dat in de Alpen, aan de zee of in de woestijn? De lak van een gebouw in de stad ziet 10 keer meer af dan een gebouw op het platteland. We kennen de eindklant niet. Dat hoeft ook geen probleem te zijn, maar we vragen wel meer en meer zelf naar de eindtoepassing. Zo kunnen we advies geven over de beste coating. Soms staat men daar te weinig bij stil of is de kennis erover te beperkt. Vaak is de klant bereid om te betalen voor bijkomende duurzaamheidsgaranties. Als na enkele jaren problemen opduiken, is het immers zeer moeilijk en duur om daar nog niets aan te doen.”