Microflor is een wereldspeler op het vlak van geavanceerde veredeling, in-vitro vermeerdering en acclimatisatie van jonge planten. Concreet gaat het om gloxinia’s, helleborussen en – vooral – orchideeën. Febe Floré, CEO van dit – het is sterker dan onszelf – florerend bedrijf in Lochristi licht een en ander glashelder toe.
Geavanceerde veredeling? In-vitro vermeerdering? Het zijn termen die ons even in de haren doen krabben.
Febe Floré: “We doen hier voornamelijk drie zaken: het veredelen, vermeerderen en acclimatiseren van potplanten. Veredelen is het creëren van nieuwe variëteiten. We gaan daarbij heel bewust op zoek naar rassen die ofwel beter presteren in de teelt, ofwel goedkoper te maken zijn. Het gaat dan over planten die meer bloemen geven of langer houdbaar zijn, over nieuwe kleuren of nieuwe vormen van bloemen.”
Jonge plantjes
STERCK. Jullie maken deel uit van een groter geheel?
Floré: “Wij zijn onderdeel van de Floré Groep, de holding waarbinnen een aantal bedrijven opereren die eigendom zijn van de familie Floré. Het is mijn grootvader die de eerste zaadjes van dit bedrijf geplant heeft in 1954. Ik maak deel uit van de derde generatie en ben voornamelijk actief binnen Microflor. De andere bedrijven in de groep richten zich op andere schakels in de waardeketen van de sierteelt, wij zitten echt helemaal aan het begin. Wij leveren de jonge planten aan de telers, die er bloeiende planten van maken. Onze klanten zijn voornamelijk Nederlandse telers, die hun producten verder verkopen via de groothandel of tussenhandel. Uiteindelijk komen de planten terecht in de bloemenwinkels, tuincentra en supermarkten.”
STERCK. Welke rol speelde UGent bij jullie oprichting?
Floré: “In-vitro vermeerdering, ofwel de technologie van het vermeerderen of klonen van planten, is daar ontstaan. Door die technologie kunnen we van één plant tot honderdduizenden identieke kopieën maken. Dat vermeerderen gebeurde destijds in een gesteriliseerde glazen bokaal. Vandaag gebruiken we daarvoor gesteriliseerd plastic. Het was mijn oom die er begin de jaren tachtig een businessmodel in zag. Hij heeft toen een van onze medewerkers op opleiding gestuurd naar de UGent, meer bepaald bij professor Debergh, grondlegger van deze technologie.”
STERCK. Waar staan jullie op vandaag?
Floré: “Vandaag hebben wij zelf een uitgebreid team van onderzoekers en investeren we ook heel veel in R&D voor het creëren van nieuwe variëteiten. We hebben nog steeds goede samenwerkingsverbanden met een aantal onderzoeksinstellingen in Gent. Dat is voor ons zeer belangrijk, omdat het veredelingsproces vroeger gewoon een kwestie was van twee planten (een vader- en moederplant) te kruisen. Als je geluk had, kwamen daar nakomelingen van. Vandaag is dat natuurlijk een technologie op zich, met speciale technieken. We kennen intussen de DNA-profielen van de planten dermate goed, waardoor we bijna kunnen voorspellen hoe de nakomelingen eruit zullen zien én hoe ze zullen presteren.”
- 25 miljoen euro jaaromzet
- 31 miljoen planten per jaar
- 300 medewerkers
- 1986 oprichtingsjaar
STERCK. Welke activiteiten hebben jullie in Slovakije?
Floré: “Het klonen van planten is heel arbeidsintensief. Daarvoor hebben we een productie-entiteit (een zogenaamd ‘weefselteeltlaboratorium’) opgericht in Slovakije. De term laboratorium is in deze context misleidend, want het is eigenlijk meer een soort fabriek waar veel handenarbeid wordt verricht. Het gaat letterlijk om het versnijden van planten.”
STERCK. Gebeurt dat versnijden louter in het buitenland?
Floré: “We doen dat ook op kleinere schaal in België, waar alle onderzoek en ontwikkeling zich situeert. De laatste stap in het proces is de acclimatisatie. In die fase telen we de gekloonde ‘babyplanten’ tot ‘kleuterplanten’, om het met een vergelijking te zeggen. Daarna gaan die jonge planten naar de telers. Die hoeven ze eigenlijk alleen in een pot te steken om ze te laten bloeien.”
Verse producten
STERCK. Hoe zwaar heeft corona gewogen op jullie organisatie?
Floré: “In het begin – maart 2020 – was dat toch even slikken: je werkt met een ‘vers’ product en dan draait de overheid alle afzetkanalen voor dit soort producten dicht. Toen beseften we dat er een groot probleem op ons af kwam. Onze planten maken deel uit van een heel proces en als er hier niks meer buiten mag, valt dat proces volledig stil. Op die manier zijn er miljoenen planten op de vuilnisbelt beland. Ook belangrijk om weten: we werken voornamelijk met vrouwen in de productie. Tijdens de pandemie was het voor hen niet makkelijk om hun werk te combineren met de opvoeding van hun kinderen, die toen niet naar school konden. Kortom, veel arbeidsters vielen noodgedwongen uit. Het tij keerde gelukkig relatief snel: bij het begin van de crisis waren wc-papier en voeding essentiële producten, na de eerste lockdown – in juni – gold dat blijkbaar ook voor planten.”
STERCK. Waren de verschillen met de voorgaande jaren zo significant?
Floré: “Het was gigantisch. Let wel, wij zitten aan het begin van de keten, dus wij konden daar niet onmiddellijk van profiteren. Planten moeten nog bijna een jaar de noodzakelijke doorlooptijd ondergaan, maar in heel de sector is er een enorme rush geweest op planten. Ik denk dat tegen begin juli bijna alles uitverkocht was.”
STERCK. Heeft die periode jullie manier van werken blijvend beïnvloed?
Floré: “Ja, toch wel. Onze strategie was eigenlijk al helder, maar we hebben een aantal zaken versneld uitgevoerd. Zo hebben we onze productportfolio gerationaliseerd, wat zeker zinvol was. Daarnaast hebben we de digitalisering versneld, vooral de manier waarop we contact houden met onze klanten. Wij presenteren namelijk heel veel bloeiende planten en we hebben nu camera's ontwikkeld waarmee we dat digitaal kunnen doen. Dat liet ons toe alsnog met de telers in dialoog te gaan.”
STERCK. In de toekomst hoeven jullie dus minder te reizen?
Floré: “Ik denk dat we hybride zullen werken. Onze klanten in Brazilië bezoeken we in principe drie tot vier keer per jaar, maar dat kunnen we nu afbouwen naar pakweg twee keer. Met onze digitale middelen kunnen we finaal wel het aantal contacten opdrijven. Dat maakt echt wel een groot verschil.”
Door in-vitro vermeerdering kunnen we van één plant tot honderdduizenden identieke kopieën maken.
Nummer drie
STERCK. Waar liggen jullie ambities?
Floré: “Wij zijn vandaag wereldwijd de nummer drie in het segment van veredelaars/vermeerderaars van orchideeën. We hebben absoluut de ambitie om die positie te behouden en werken heel hard om daar nog een stukje groei aan toe te voegen, zodat we nog één of twee plaatsjes kunnen opschuiven. Dat is best wel een uitdaging, omdat wij een Vlaams bedrijf zijn, terwijl onze twee concurrenten Nederlandse ondernemingen zijn.”
STERCK. Zit er nog groei in andere variëteiten?
Floré: “We zijn continu op zoek naar nieuwe teelten, met een voorkeur voor teelten waar onze vermeerderingstechnologie een meerwaarde kan betekenen. Zo zijn we een kleine tien jaar geleden gestart met helleborus, een buitenplant. De veredeling doen we in samenwerking met kwekerij ’t Wilgenbroek (Oostkamp), de vermeerderingstechnologie hebben we zelf ontwikkeld. Begin juni zullen de nieuwe serres voor het telen van deze jonge planten klaar zijn. Het leuke van dit product is dat er ook Belgische klanten zijn.”
STERCK. Duurt het lang om een nieuwe variëteit te commercialiseren?
Floré: “Als we vandaag in de veredeling starten met een nieuw idee, bijvoorbeeld rond orchideeën, dan duurt het minimaal zeven à acht jaar voor we dat kunnen commercialiseren. Dat zijn inderdaad lange doorlooptijden. Bij die nieuwe ontwikkelingen focussen we hard op duurzaamheid. Dat is een heel belangrijk en actueel thema en iets wat we altijd essentieel hebben gevonden. Zo streven we bijvoorbeeld naar planten met een langere houdbaarheid, zodat het geen wegwerpproducten worden.Door ze minder ziektegevoelig te maken, kunnen we chemische bestrijding uitsluiten. Ook op andere vlakken is duurzaamheid een prioriteit: we gebruiken en hergebruiken regenwater, investeerden in zonnepanelen, WKK-installaties en ledverlichting, werken met biologische bestrijding, enzovoort.”