Met Innovation Playground zet de Provincie Oost-Vlaanderen een nieuw merk in de markt. Primair doel: innovatie, kennisdeling en netwerking stimuleren en zo Oost-Vlaanderen meer dan ooit als economische topregio promoten tot ver buiten onze landsgrenzen.
De spreekwoordelijke ‘playground’ in dit merkverhaal is Oost-Vlaanderen: een speeltuin voor onderzoekers, investeerders, start-ups en ondernemers. En voor iedereen die de wereld wil veranderen. De innovatie? Die schuilt in zes specifieke sectoren, geïdentificeerd door de Provincie Oost-Vlaanderen in haar slimme specialisatiestrategie. Het gaat om twee clusters waar de regio naar eigen zeggen nu al in uitblinkt: bio-economie/cleantech en materialen, aangevuld met vier groeidomeinen: agro en voeding, slimme logistiek, zorg en tot slot digitalisering.
Met de zogeheten triple helix, de samenwerking tussen beleid, bedrijfsleven en kennisinstellingen, wil de Provincie voornamelijk jonge bedrijven in die sectoren extra armslag geven. Tijd voor een gesprek op uitnodiging van initiatiefnemer en gedeputeerde bevoegd voor Economie van de Provincie Oost-Vlaanderen An Vervliet. Rond de tafel de triple helix zelf met, naast An Vervliet, Rik Van de Walle (rector van de UGent) en Paul Marchal (oprichter van Morrow Eyewear).
Nauwere samenwerking
STERCK. De Provincie Oost-Vlaanderen stuurt met Innovation Playground aan op een nauwere samenwerking tussen overheid, bedrijven en kennisinstellingen. Delen jullie die strategie?
Paul Marchal: “Zeker! Als je vraagt wat innovatie is vanuit het standpunt van de universiteit of van het bedrijfsleven, dan is dat precies hetzelfde: op zoek gaan naar vernieuwing, verbetering. Alleen de manier waarop de problemen worden aangepakt, is anders. Voor een bedrijf betekent innovatie vooral netwerken, samenwerken met andere mensen. Bij Morrow Eyewear zijn we met een twintigtal. Als klein bedrijf hebben we zeker niet alle kennis in huis. We zijn dan ook blij dat we kunnen terugvallen op externe specialisten. Als bedrijf moet je jezelf trouwens effectief de vraag durven stellen en onderkennen dat er altijd iemand is die het beter weet. Het enige wat je moet doen, is de best mogelijke informatie en beste krachten bundelen om probleemstellingen opgelost te krijgen.”
Rik Van de Walle: “En dan komt een onderzoeks- en kennisinstelling als de Universiteit Gent goed van pas. Onze belangrijkste taken zijn uiteraard onderwijs en onderzoek, maar we doen ook aan dienstverlening. Zo gaan wij in op heel concrete vragen van derden. Dat kunnen bedrijven zijn, overheden maar ook particulieren die heel specifieke vragen hebben, die wij voor hen kunnen beantwoorden maar die voor onszelf niet noodzakelijk nieuwe kennis oplevert.”
- 5.800 tewerkstellingen staal en textielvezels
- 8.500 tewerkstellingen zorg
- 11.000 tewerkstellingen digitalisering
- 25.000 tewerkstellingen agro & voeding
- 26.000 tewerkstellingen bio-economie & cleantech
- 31.200 tewerkstellingen slimme logistiek
Paul Marchal: “Dat is eigenlijk ook het verhaal van Fraunhofer in Duitsland. Als je daar een kmo bent en je hebt een heel specifiek probleem, dan zal je nooit de juiste specialist in dienst kunnen nemen. In dat geval stap je naar een onderzoeksinstelling als Fraunhofer en die hebben dan ergens in Duitsland de specialisten zitten die jou gaan helpen. Dat maakt dan ook dat kmo’s in Duitsland zo succesvol zijn, want je moet de kennis niet zelf in huis halen. Je kunt terugvallen op kennisinstellingen die bereid zijn te helpen én ook de urgentie ervan perfect verstaan. Je ziet hetzelfde bij Amerikaanse universiteiten, zoals bij Stanford bijvoorbeeld. De meeste professoren zitten ook in de raad van bestuur van bedrijven en geven daar bijkomend advies en zien strategische issues waaruit dan nieuwe zaken zoals start-ups ontstaan.”
Ondernemerschap aanzwengelen
STERCK. Jonge mensen enthousiasmeren en stimuleren richting ondernemerschap: is daarin een rol weggelegd voor instellingen zoals de Universiteit en de Provincie?
Van de Walle: “Absoluut. Het verhaal van Stanford University is voor ons heel herkenbaar. Waar wij – in alle bescheidenheid – onderscheidend zijn als universiteit, is dat wij altijd al een voortrekkersrol hebben gespeeld in het aanzwengelen van ondernemerschap. Daarmee bedoel ik dat we onze jonge studenten aanzetten om risico’s te nemen, weliswaar binnen een veilige omgeving die de universiteit natuurlijk is. Wat we doen, is hen ervan overtuigen dat ondernemerschap gelinkt is aan innovatief zijn. Als je iets doet dat anderen al doen, zal je nooit succesvol zijn. Je moet ook durven falen en daarin zijn we in Vlaanderen heel slecht. In de VS staan ze wat dat betreft veel verder. Als je daar in je carrière nooit gefaald hebt, betekent dat simpelweg dat je niet genoeg risico’s hebt genomen.”
An Vervliet: “Ook een overheid als de Provincie kan beginnend ondernemerschap stimuleren. Dat doen we heel concreet, door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat startende ondernemers de mogelijkheid hebben om hun plannen uit te testen. We creëren daarvoor experimenteer- en demonstratieruimte, zoals Fabriek Logistiek. Of we reiken handvatten aan voor startende ondernemers die sociaal of circulair willen ondernemen.”
Breng de stakeholders één of twee keer per jaar samen zodat ze elkaar wat beter leren kennen, maar vooral ervaringen kunnen uitwisselen.
Van de Walle: “Zo’n experimenteerruimtes zijn heel interessant. Wij experimenteren ook volop en dat leidt sowieso tot innovatie. In onze onderzoeksactiviteiten dekken wij het volledige spectrum: van uitermate fundamenteel risicovol onderzoek tot zeer applicatiegedreven of vraaggedreven onderzoek. Met risicovol bedoel ik dat wij onderzoeksprojecten opzetten zonder goed te weten of daar überhaupt een resultaat gaat uitkomen dat al dan niet toepasbaar is. Dat is iets dat wij als universiteit perfect kunnen doen, maar waar bedrijven geen geld in kunnen steken. Maar net daarin schuilt het innovatieve karakter.”
Het durfkapitaal is er
STERCK. Kan Oost-Vlaanderen zich meten met andere innovatieve topregio's? Welke meerwaarde kunnen wij realiseren ondanks de grote verschillen met de VS?
Van de Walle: “Had je mij vijf of tien jaar geleden gevraagd naar het grote verschil, dan had ik de beschikbaarheid van kapitaal genoemd, in het bijzonder het durfkapitaal. Vandaag mag ik dat niet meer zeggen. Sterker nog, er is op dit ogenblik meer kapitaal beschikbaar dan er mature projecten zijn die om een financiering vragen. En ook op een aantal andere vlakken hebben we de achterstand dichtgefietst. Als ik alleen al naar Gent kijk, dan behoren wij met life sciences en biotech tot de wereldtop. Niet top tien of zo, gewoon wereldtop! Als er dan toch een groot verschil is, is het de manier waarop erover gesproken wordt. Met name over risico nemen, falen maar ook hoe we naar mensen kijken die gefaald hebben. Zoals gezegd is dat laatste in sommige landen net een troef. Waar zit volgens mij dan de meerwaarde in dit nieuwe initiatief? Welnu, dat Oost-Vlaanderen inhoudelijk duidelijke keuzes heeft gemaakt. In elk van de zes domeinen hebben we duidelijke troeven, zowel vanuit de universiteit als vanuit de bedrijfswereld. Ook internationaal kunnen we onze bijdrage leveren. De grote meerwaarde van dit project is dan ook dat ik erover kan gaan praten in het buitenland. Dit soort initiatieven hebben we nodig. Als participanten in dit project moeten wij meer dan ooit van elkaar weten wat we doen. Ik moet in het buitenland meteen een paar slides kunnen bovenhalen waarmee ik in een paar lijntjes concrete antwoorden kan geven. Dat komt dus opnieuw neer op kennis delen. Dus alsjeblieft, breng mensen samen, organiseer evenementen. Wat die zes domeinen betreft, breng de stakeholders één of twee keer per jaar fysiek samen zodat ze elkaar wat beter leren kennen, maar vooral ervaringen kunnen uitwisselen.”
Marchal: “Zoals de professor zegt, kapitaal is het probleem niet. Maar dat er in de VS beter genetwerkt wordt, is een feit. In Santa Clara (het hart van Silicon Valley, nvdr) zit op 20 km2 een triljard dollar aan economie bij elkaar. Daar werken 120.000 tot 140.000 werknemers die allemaal hooggeschoold zijn. Daar is veel kennis aanwezig en worden partijen snel aan elkaar gekoppeld."
Vervliet: “Het is precies die netwerking en kennisdeling die we met een merk als Innovation Playground kunnen faciliteren en stimuleren! Zo’n ecosysteem willen we ook hier verder uitbouwen.”
De regio promoten
STERCK. Wat zou Oost-Vlaanderen nog aantrekkelijker kunnen maken als regio om in te investeren, er te ondernemen of er als high potential aan de slag te gaan?
Marchal: “De vraag is inderdaad ook hoe je de juiste mensen naar de provincie krijgt. Gent is een mooie stad en dat is internationaal bekend. We zitten op een steenworp van zowel Parijs als Londen en dat is voor velen best wel aantrekkelijk.”
Van de Walle: “Daarbij is ontsluiting een belangrijk aspect. De zuidrand van Gent en bij uitbreiding Oost-Vlaanderen heeft de potentie een innovatieregio of wetenschapspark te worden dat minstens tot de top vijf behoort in Europa. We zijn nu goed op weg om top tien te worden. Meer nog: in heel België is er geen enkele andere regio met zoveel potentieel om een innovatieve as te worden. Ik pleit dan ook voor een adequate ontsluiting. Vanaf de luchthaven in Zaventem moet je op 45 minuten overal kunnen staan in de provincie.”
- 1,4 miljard euro staal en textielvezels
- 850 duizend euro zorg
- 1,2 miljard euro digitalisering
- 2,1 miljard euro agro & voeding
- 4 miljard euro bio-economie & cleantech
- 2,8 miljard euro slimme logistiek
Vervliet: “We zijn ons daar heel er van bewust en werken ook aan oplossingen. Zo lopen er een aantal projecten met North Sea Port, maar ook met Maatschappij Linkerscheldeoever (MLSO) om naar oplossingen te kijken.”
Van de Walle: “Maar ook naar scholen toe is er nog werk aan de winkel. De International School Ghent is vol, die moet uitgebreid worden.”
Marchal: “De leefomgeving is ook heel belangrijk, de Provincie moet de regio promoten als aangename plek om comfortabel te leven en wonen.”
Vervliet: “Klopt, we moeten naast de jobopportuniteiten ook zorgen voor een aangename leefomgeving, want beide aspecten versterken elkaar.”
Excelleren op wereldvlak
STERCK. Innovation Playground mag dan een regionaal merk zijn, de ambities reiken veel verder, niet?
Van de Walle: “Heel eerlijk, we moeten niet te hard focussen op Oost-Vlaanderen want in het buitenland is zoiets irrelevant. We moeten hier niet naar de kleine verschillen zoeken maar ons internationaal openstellen. Laat ons een verhaal brengen over wat we te bieden hebben. Het heeft geen zin om in eigen land te concurreren.”
Vervliet: “Wij gaan onze middelen uiteraard in Oost-Vlaanderen besteden, maar dat kan het samenwerken met andere regio’s uiteraard niet verhinderen, wel integendeel. Wij willen ons verhaal net sterker maken door te netwerken.”
Ik pleit voor een adequate ontsluiting: vanaf de luchthaven in Zaventem moet je op 45 minuten overal kunnen staan in de provincie.
Van de Walle: “Samenwerken is belangrijk. Ik werd recent samen met de rector van de KU Leuven geïnterviewd voor De Morgen. Welnu, naar de buitenwereld toe lijken de twee rectoren constant met elkaar in de clinch te liggen, maar dat is uiteraard flauwekul. Misschien dat dat lokaal enige relevantie heeft, maar internationaal is dat compleet irrelevant. In die optiek kan Innovation Playground een belangrijke rol spelen, je moet niet in Vlaanderen tot de beste willen behoren, dat is geen kunst. We moeten inderdaad de ambitie hebben om in een beperkt aantal domeinen te excelleren. Op wereldvlak.”
Marchal: “Voor een aantal is dat al zo, biotech bijvoorbeeld.”
Van de Walle: “Absoluut. Vraag eender waar in de wereld waar men daarvoor terechtkan en Gent zal genoemd worden. Althans in kringen waar men er verstand van heeft.”
Vervliet: “Daar mogen we zo fier op zijn! En gerust meer mee naar buiten komen! Opnieuw kan hier het merk Innovation Playground een welkome rol spelen. Die visibiliteit, daar hebben we nood aan. We gaan verder aan de slag!”