De kunststeden Gent en Brugge maar ook de kust, Zeeland en de toeristische regios Meetjesland en de Leiestreek. Het ligt allemaal op de spreekwoordelijke boogscheut van Aalter. Maar ook qua logistiek en bereikbaarheid vertolkt Aalter een centrale rol, met dank aan het spoor, de E40 en N44 en het Kanaal Gent-Brugge. Deze troeven zijn weinig andere gemeentes gegund en dat biedt toekomstperspectieven, weet burgervader Pieter De Crem.
Als er één man is die zijn gemeente van voor naar achter kent, dan is het Pieter De Crem. Hier geboren in 1962, actief in de politiek sinds 1989 en verkozen tot burgemeester in achtereenvolgens 1994, 2000, 2006, 2012 en 2018. 2017 was het jaar dat hij Knesselare inlijfde bij de gemeente en ook het moment dat hij tevreden terugkeek op zijn vijfde legislatuur. Economische groei en natuurbehoud, ondernemen en ontspannen, mobiliteit en verkeersveiligheid, het is allemaal mooi in evenwicht, claimde hij toen. Hoe ziet die balans er vandaag uit?
Pieter De Crem: “Dat was in 2018. De verhoudingen waarin we nu werken zijn enigszins anders aangezien we intussen een fusiegemeente zijn geworden. We zijn gegroeid van 21.000 inwoners tot bijna 30.000 inwoners. Maar de punten die je aanhaalde zijn dezelfde gebleven en lagen trouwens mee aan de basis om de fusie met Knesselare aan te gaan. We hadden op al die vlakken goede punten - niet dat we die onszelf hadden toegekend - maar in alle objectiviteit mag ik dat toch wel zeggen. Het is waar een gemeente voor moet zorgen: het creëren van een kader waarin je kan ondernemen, werken en ontspannen. Je moet ook voor een gezonde financiële basis zorgen en je moet creatief omgaan met fiscaliteit. En de fenomenen die zich boven het gemeentelijke voordoen, die moet je voor een stuk anticiperen of ze mee kanaliseren. Als we naar de tewerkstelling kijken, zien we dat de 24-uurs economie er 10 jaar geleden nog niet was. Ook het veiligheidsbeleid is aanzienlijk veranderd. Van de rijkswacht destijds naar de laagdrempelige politie vandaag. Maar ook dat is op korte tijd geëvolueerd; er is nu de wittenboordencriminaliteit, er is phishing, er is mensenhandel. En dat zijn zaken waarmee je als gemeente op een of andere manier direct of indirect mee wordt geconfronteerd. Kortom, over een periode van 10 jaar is er veel veranderd en is de gemeente dus ook veranderd. Ook de maatschappij is er niet makkelijker op geworden en dat zet een rem op de autonomie en zorgt ervoor dat het besluitvormingsproces bijzonder ingewikkeld is. En dat werkt veel burgemeesters op het systeem omdat zij de eerste en de laatste zijn die hiermee geconfronteerd worden.”
De optimale toegankelijkheid van de industriezones wordt gegarandeerd; de knopen worden opgelost in samenspraak met de gemeentelijk overschrijdende overheden.
STERCK. De vraagt blijft: is alles nog in evenwicht? Inzake mobiliteit en verkeersveiligheid zijn er intussen grote stappen gezet en ik verwijs bij deze naar jullie rondpunt bij de afrit van de E40. Maar daarmee is het einde van de werken nog niet in zicht, toch?
De Crem: “Daar moet ik toch serieuze nuances aanbrengen. Zelfs integendeel: het overgrote gedeelte van de toegankelijkheid van de gemeente en de doortocht van onze gemeente hebben we te danken aan dat rondpunt. Dat was al een heet hangijzer veertig of vijftig jaar geleden en vandaag is het gerealiseerd. Tot vijf jaar geleden hadden we hier zelfs nog een rondpunt dat gemaakt was op maat van een snelweg die in 1938 werd aangelegd. We zijn wel degelijk een druk kruispunt tussen Brussel en Oostende, tussen Gent en Brugge, de oostkust en het hinterland en met het rondpunt is de vlotte doorstroming nu in hoge mate opgelost. De bereikbaarheid van de industriezones wordt ook nog gegarandeerd via de waterweg, het Kanaal Gent-Brugge. Het verkeer op het kanaal zal overigens nog toenemen vermits de verbreding van het Schipdonkkanaal er niet komt. Vergeet qua ader ook het spoor niet, het traject Brussel-Oostende, dat hier drie stops maakt in Aalter. Met de vernieuwing van de infrastructuur, de vier sporen, zijn we klaar voor wat de toekomst ons brengt.”
STERCK. Hoe ver staat het met de ontwikkeling van de stationswijk?
De Crem: “Ga eens kijken (lacht). Daar stonden vijf jaar geleden de koetjes nog in de wei. Intussen is daar veel bewoning en werden er woon-winkelfuncties toegevoegd. Het laatste deel van het project dat nog moet gerealiseerd worden, is een multimodale parkeergarage die geëxploiteerd zal worden door de NMBS. De stationswijk is het kloppend hart van de gemeente met dank aan het nieuwe station dat in de zomer van 2023 volledig operationeel moet zijn.”
STERCK. Op de industriezones wordt nog druk gebouwd, maar we horen ter plaatse wel dat er werk moet gemaakt worden van verbeterde of nieuwe toegangswegen. Wat mag men daar verwachten?
De Crem: “Hebben ze ook gesproken over de onbestaande fiscaliteit? (lacht) Een nul-fiscaliteit hé! We hebben daar lange tijd aan gesleuteld. We zijn gestart met het afschaffen van alle bedrijfsbelastingen gevolgd door de afschaffing van de belastingen op drijfkracht. Maar goed, we spreken vandaag steeds vaker over een 24-uurs economie en dat heeft nu eenmaal zijn effect op de wegenissen. En die worden nu aangepakt; daar is de beslissing inmiddels over genomen. Maar men moet weten dat niet alle wegen gemeentewegen zijn maar heel vaak gewestwegen. Maar het klopt, het vrachtwagenverkeer heeft een zware tol geëist op de bestaande infrastructuur en de oudste wegenis ligt daar al ongeveer 50 jaar. De werken zullen natuurlijk ook zelf consequenties hebben voor de doorstroming van het verkeer. Maar de optimale toegankelijkheid van de industriezones wordt gegarandeerd. De knopen worden opgelost in samenspraak met de gemeentelijk overschrijdende overheden. Let wel, die zijn helemaal mee in het verhaal maar het is en blijft een dubbel besluitvormingsproces.”
STERCK. Dan is er ook nog het kanaal. Wat is er van het proefproject voor containeroverslag en -opslag?
De Crem: “Dat werkt. Ik bedoel daarmee: het is operationeel. De eerste proefcontainers zijn gebracht, containers met papier voor Igepa - toch een van de grotere papierverwerkende bedrijven in Europa. Ook Bekaert maakt er gebruik van voor het aan- en afvoeren van materialen. Kortom, de infrastructuur is er en de verbindingsbruggen tussen het noorden en het zuiden van het kanaal liggen er. Ook daar ziet de toekomst er goed uit. Het kanaal zelf is trouwens de ideale transportader voor de harde secundaire sector, de metaalindustrie. Maar een ander goed voorbeeld van watergebonden bedrijven is de cluster rondom Aveve Molens met de behandeling van zaden, granen en gewassen. Voor die bedrijven werkt de binnenvaart goed.”
- 85,1 bezettingsgraad industrieterreinen in % 2021
- 83,5 werkzaamheidsgraad in % 2019
- 4.633 ondernemingen
- 29.320 inwoners
STERCK. Kent Aalter een typische industrie?
De Crem: “De typische industrie die wij hadden, is die van een plattelandsgemeente die pas is beginnen groeien vanaf de jaren 60. Hier en daar een weverij en wat ambachtelijke bedrijven, een beetje meubelmakerij, een plaatslagerij, dat soort zaken. Maar we hadden geen historische activiteiten. Dat verklaart ook waarom er geen historisch erfgoed is zoals bijvoorbeeld wel het geval is in Eeklo en in minder mate in Deinze. Eigenlijk is de ontwikkeling begonnen met de komst van Bekaert en er was ook de Conserven Melk Coöperatie die is ontstaan uit het samengaan van enkele kleinere melkerijen hier in de regio. Dat bedrijf is later via grote fusies uitgegroeid tot het huidige FrieslandCampina. Daarmee zijn we bij het agro-alimentaire beland. Kijk naar Aveve Molens, Meat & More, De Keyser Vleeswaren, enzovoorts. Kortom, de agro-alimentaire industrie mag je vandaag als typisch beschouwen. Dat doet weliswaar geen afbreuk aan het metaalgebeuren hier. Toen de moeilijkheden begonnen bij Bekaert was de site in Aalter de laatste die open is gebleven. Daar werken nog altijd 300 mensen. Maar er zijn hier ook heel wat flink uit de kluiten gewassen kmo’s die gebonden zijn aan die metaalsector. De derde cluster is de bouwsector met toch een aantal grote bedrijven hier op ons grondgebied: Vandenbussche, Van Tornhaut, Van De Walle, Mevaco om er een paar te noemen. En dan hebben we hier nog een aantal heel specifieke KMO's die zich onder meer toeleggen op de nieuwe technologieën, zeg maar de high-tech.”
STERCK. Dat brengt ons naadloos bij jullie benadering van een bedrijfsincubator: IncubAalter. Wat zijn de verwachtingen daar?
De Crem: “IncubAalter is een project dat op poten is gezet om ervoor te zorgen dat mensen van hier – en dan heb ik het over onze hoogopgeleide bevolking – na hun studies de weg terugvinden naar de gemeente. IncubAalter kan trouwens een plaats krijgen op de plaats waar zich vroeger de Sint-Jozefschool bevond, een technische en beroepsschool; ook de brede waaier van veiligheidsdepartementen politie en brandweer zal op die plek ondergebracht worden.”
STERCK. Wat moeten we ons bij de omvang van die site voorstellen?
De Crem: “We zouden daar toch de ruimte moeten kunnen geven aan 100 tot 150 mensen die op een modulaire manier gebruik kunnen maken van de geboden infrastructuur. We rekenen er ook op dat de centrale ligging van de gemeente mee zal bijdragen tot het succes ervan. Bovendien is het imago van onze gemeente zeer goed. We zijn een dynamische gemeente en de mensen willen hier ook graag zijn en werken. En dat zal mij ook noodzaken om op termijn de nijverheidszones nog verder uit te breiden.”