De teloorgang van één sector hoeft een stad niet te verlammen. Dat heeft Sint-Niklaas bewezen nadat de textielindustrie, die in de jaren tachtig harde klappen kreeg, er zo goed als verdween. Inmiddels gedijt de ‘stad van de Sint’ weer in een gunstig economisch klimaat, al beseft ook burgemeester Lieven Dehandschutter dat het altijd beter kan. Daarom probeert Sint-Niklaas te streven naar klimaatneutraliteit en wil het ook bedrijven de juiste omkadering bieden om een gezonde groei te realiseren.
Wie aan Sint-Niklaas denkt, ziet in gedachten spontaan de immense Grote Markt opduiken, waar jaarlijks ook het bekende luchtballonfestival plaatsvindt. Centraal gelegen tussen Gent en Antwerpen, heeft ‘Sint-Nikolaas’ evenwel nog andere pijlen op zijn boog. Zo zijn heel wat ondernemingen geïnteresseerd om er zich te vestigen, al kampt de stad met een lage jobratio in vergelijking met de andere Vlaamse centrumsteden.
Eigen verhaal
“De jongste jaren hebben onze ondernemingen goed geboerd en geprofiteerd van de aanzwengelende economie. Het heeft geleid tot een toename van de bedrijvigheid, die we ook deels danken aan onze centrale ligging tussen Gent en Antwerpen. We hebben het geluk ons te bevinden op een kruispunt van belangrijke autowegen, zoals de E17, de E34 en de N70. Voor spoorwegen hebben we een belangrijk station tussen de hoofdsteden van Oost-Vlaanderen en Antwerpen. We liggen dicht bij en tegelijk ook ver genoeg van de Artevelde- en de Brabostad om een eigen verhaal te schrijven”, zegt de burgemeester.
STERCK. Sint-Niklaas was vroeger een belangrijke textielstad. Hoe zijn jullie erin geslaagd om de reconversie naar andere sectoren te maken?
Burgemeester Lieven Dehandschutter: “Historisch gezien is de textiel, met in het bijzonder de breigoednijverheid, hier altijd inderdaad de toonaangevende industrie geweest. Dat was zo vanaf het midden van de negentiende eeuw tot 1980. Toen heel wat bedrijven in die sector verdwenen zijn, heeft ons economisch weefsel daar onmiskenbaar onder geleden en moesten we onszelf wat heruitvinden. Dat is vanaf de jaren tachtig opgevangen door aan de zuidkant van de stad verschillende industrieterreinen aan te leggen tussen de N70 en de E17. Daarnaast hebben we mee gesurft op de expansie van de Antwerpse haven, die een heel positieve invloed had op de werkgelegenheid in het hele Waasland. Ook voor gemeenten als Beveren en Temse is de expansie van de havenactiviteiten een gouden zaak geweest. Bovendien hebben we het altijd essentieel gevonden om een klankbord te zijn voor ondernemers en hun bedrijven.”
STERCK. Op welke manier vult u die rol in?
Dehandschutter: “We trachten zo goed mogelijk te anticiperen op de noden van bedrijven, door ons als een echte partner te profileren. Heel wat ondernemingen zijn lid van organisaties zoals Voka en Unizo, maar de verzuchtingen van bedrijfsleiders die minder actief zijn in die verenigingen worden meestal niet gehoord. Daarom zijn we tijdens de vorige bestuursperiode gestart met de CEO Top 25. Via dat initiatief komen we jaarlijks een viertal keer samen met de bedrijfsleiders van de grootste bedrijven uit onze stad. Ook de directeur van AZ Nikolaas, dat het regionaal ziekenhuis van het Waasland is geworden, maakt daar deel van uit. Die ontmoetingen vinden plaats in het stadhuis of bij één van de bedrijven zelf. Door die bedrijfsbezoeken leren we hun business ook beter kennen.”
STERCK. Is er ook een forum voor ondernemingen die niet tot die top 25 behoren?
Dehandschutter: “Voor hen hebben we onder meer de vzw Bedrijvenparken Sint-Niklaas (Bepasin) opgericht, een overkoepelende vzw voor de ondernemingen in de industrieterreinen van onze stad. Hier is het doel om de krachten te bundelen rond thema’s zoals veiligheid en mobiliteit, maar vooral ook om de steeds schaarser wordende ruimte zo goed mogelijk te benutten. De bedoeling is om zoveel mogelijk zaken te clusteren. Denk maar aan parkings, groenzones, vergaderzalen, bedrijfsrestaurants, enzovoort.”
Sint-Niklaas wil zich, naast de hierboven al geschetste initiatieven, nog op andere manieren profileren als een servicepartner voor de bedrijven. “We werken verder aan de digitalisering van onze diensten, zodat bedrijven ook sneller een antwoord krijgen op hun vragen”, aldus Lieven Dehandschutter. “Onze dienst economie wordt geleid door een deskundig diensthoofd en we hebben een gedreven centrummanager die zo goed mogelijk inspeelt op de verzuchtingen van kleinhandelaars. Als zoon van schoenwinkeluitbaters weet ik hoe moeilijk het is om in een stadskern een retailzaak draaiende te houden en een antwoord te bieden op de zware concurrentie van baanwinkels, shoppingcentra en e-commerce. We willen die mensen helpen door het kernwinkelgebied compact en aantrekkelijk te houden, door de verfraaiing van het openbaar domein en een permanente promotie. De jongste jaren merken we een grotere diversiteit in het aanbod én meer horecazaken, wat een goede tendens is. Het autovrij maken van de Stationsstraat had voor- en tegenstanders, maar fun- en run shoppers bevinden zich in principe nooit verder dan 200 meter van de dichtstbijzijnde parking.”
Oostelijke tangent
STERCK. Welke uitbreidingsmogelijkheden zijn er voor het patrimonium aan bedrijventerreinen?
Dehandschutter: “Bepaalde zones kunnen we nog verder ontwikkelen, al zijn de mogelijkheden niet eindeloos. Voor we nieuwe gebieden aansnijden, zijn we eerst verplicht om de bestaande zones optimaal te benutten. Daarbij willen we het bijvoorbeeld mogelijk maken dat er hoger wordt gebouwd in een industriepark waar momenteel maar twee bouwlagen zijn toegelaten. Dat is logisch, vanuit zowel duurzaamheids- als mobiliteitsoverwegingen.”
STERCK. Over mobiliteit gesproken: welke uitdagingen wil u in de nieuwe bestuursperiode aanpakken?
Dehandschutter: “We zijn al gestart met het invoeren van een wijkcirculatieplan. Dat moet een vlotter bestemmingsverkeer faciliteren, onder meer door het weren van het doorgaand verkeer uit het stadscentrum. Daarnaast willen we verder werk maken van de oostelijke tangent. Onder impuls van schepen Carl Hanssens is er eindelijk weer voortgang in dat dossier. Het gaat om een nieuwe verbinding tussen de N70/R42 en de E17, langs de spoorlijn Sint-Niklaas-Mechelen. Die nieuwe weg moet de verschillende bedrijvenzones vlotter bereikbaar maken en doorgaand verkeer uit de stadskern weren. Het gaat om een gezamenlijk project van het Vlaams Gewest en de stad, met een prijskaartje van zo’n 100 miljoen euro.”
Pendelaars
STERCK. Welk gevoel heeft u bij het werkloosheidscijfer van uw stad?
Dehandschutter: “Dat schommelt rond de zeven procent, waarmee we in de middenmoot van de centrumsteden zitten. Ik besef dat met name de jobratio van onze stad beter zou kunnen. De ambitie moet zijn om meer mensen in eigen stad aan het werk te krijgen. De nabijheid van de Antwerpse haven is de hoofdreden waarom zoveel mensen vanuit Sint-Niklaas naar hun werk (moeten) pendelen, maar we proberen een tegengewicht te bieden door ondernemingen aan te trekken die veel arbeidsplaatsen kunnen bieden. Verschillende innovatieve bedrijven zorgen voor extra werkgelegenheid. De hoofdzetel van Standaard Boekhandel is in onze stad gevestigd, terwijl ook Niko, Van Hoecke en Newtec klinkende namen zijn.”
De ambitie moet zijn om meer mensen in eigen stad aan het werk te krijgen.
Drie actiepunten
STERCK. Economie en ecologie gaan meer dan ooit hand in hand. In welke mate schrijft de stad mee aan dat verhaal?
Dehandschutter: “Sint-Niklaas heeft mee het burgemeestersconvenant ondertekend en ambieert dus ook om tegen 2020 de CO2-uitstoot met twintig procent te verlagen. Daarvoor zetten we in op drie punten. Voor verwarming mikken we op betere isolatie en minder fossiele brandstoffen. Op vlak van verlichting zetten we in op ‘verledding’, waardoor we de energiefactuur kunnen terugdringen. Het moeilijkste thema is mobiliteit. We moeten doorgaand verkeer uit de stadskern en sluipverkeer uit de woonwijken weren. De fiets is het vervoermiddel bij uitstek voor het binnenstedelijk verkeer. De stad geeft met de aankoop van elektrische fietsen (bijvoorbeeld voor de politie) het goede voorbeeld. Ook de nieuwe vleugel van het stadhuis (inclusief stadswinkel) moet vanzelfsprekend aan heel wat duurzaamheidscriteria voldoen.”