Belgische particuliere beleggers die Franse dividenden ontvangen, betalen al jarenlang te veel belastingen. De dividenden zijn niet alleen onderhevig aan Franse bronbelasting, ook in België worden ze aan 30 % roerende voorheffing onderworpen. Op basis van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag van 1964 (DBV) is België nochtans verplicht een belastingkrediet van minstens 15 % toe te kennen (FBB).
Volgens de administratie zou de terugbetaling van het FBB enkel mogelijk zijn als de Franse dividenden op passende wijze zijn aangegeven in de aangifte personenbelasting. Als de belastingplichtige er daarentegen voor had geopteerd om gebruik te maken van het stelsel van de bevrijdende roerende voorheffing en hij/zij de ontvangen dividenden aldus buiten de aangifte heeft gehouden, is er volgens de administratie geen terugbetaling mogelijk.
Terugbetaling is ook mogelijk als de dividenden niet werden aangegeven in de Belgische aangifte personenbelasting.
In twee arresten van 23 november 2023 verwerpt het Hof van Cassatie uitdrukkelijk deze zienswijze. Het Hof benadrukt allereerst dat het DBV voorrang heeft op het nationale recht, waarbij België op grond van dit verdrag verplicht is om een minimaal belastingkrediet van 15% toe te passen (FBB).
Vervolgens oordeelt het Hof van Cassatie dat dit geldt ongeacht de wijze van belastingheffing in België. Deze verrekening van het FBB mag niet afhankelijk worden gesteld van procedureregels, zoals het al dan niet opnemen van de dividenden in de aangifte personenbelasting. Zelfs als de dividenden niet zijn aangegeven in de Belgische aangifte personenbelasting, moet België het minimum verrekenbaar bedrag van 15% toekennen. Interne procedure- en aangifteregels kunnen geen afbreuk doen aan het recht op een minimaal belastingkrediet van 15% zoals opgelegd door het DBV.
Mogelijkheden om de dubbele belasting terug te vorderen
Deze recente uitspraken bevestigen de mogelijkheid voor Belgische belastingplichtigen om de geleden dubbele belasting terug te vorderen van de Belgische fiscus in geval de belastingplichtige de ontvangen dividenden buiten de aangifte heeft gehouden. In deze hypothese kan dit gedurende vijf jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarin de voorheffing gestort is.
Er zijn volgens ons voldoende argumenten voorhanden om deze rechtspraak door te trekken naar situaties waarbij de dividenden werden opgenomen in de aangifte, maar waar de bezwaartermijn al is verstreken. Ook via een verzoek tot ambtshalve ontheffing kan de dubbele belasting teruggevorderd worden gedurende vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd.
Met een 30-tal advocaten actief in Kortrijk, Gent en Doornik staat KPMG Law regionale bedrijven en ondernemers bij in elk facet van het bedrijfsrecht, alsook bij fiscale betwistingen. Wij assisteren u graag bij het terugvorderen van deze dubbele belasting.
KPMG Law
www.kpmglaw.be