De oppervlaktebehandelende industrie omvat een brede range van bedrijven die een toegevoegde waarde aan een product geven door er een extra laagje op te zetten. Met Veerle Fincken van de koepelorganisatie VOM bekijken we de impact van de huidige crisis op de sector en de uitdagingen waaraan men het hoofd moet bieden. De omstandigheden kunnen voor sommige ondernemers een uitnodiging zijn om het businessmodel te herdenken.
STERCK. Kan u de VOM kort voorstellen?
Veerle Fincken: “VOM vzw is een netwerkorganisatie van bijna 300 bedrijven, gespecialiseerd in oppervlaktebehandeling. Oppervlaktebehandeling is een complexe wereld. Daarom voert VOM actief promotie voor haar leden bij voorschrijvers, opdrachtgevers, bouwheren, architecten, studiebureaus, projectontwikkelaars en dergelijke. We werken met kennis van zaken. VOM verstrekt technische informatie inzake oppervlaktebehandeling via cursussen, studiedagen, netwerkactiviteiten, beurzen, een maandblad en website ... We vertegenwoordigen de sector ook bij milieuadministraties en wetgevende overheid om constructief mee te werken aan een duurzame wereld.”
“Kwaliteitsvol denken komt bij ons op de eerste plaats. Nog te vaak worden in ons domein appels met peren vergeleken en wordt er voor de goedkoopste oplossing gekozen terwijl kwaliteit en langetermijndenken minstens zo belangrijk zijn. Het is ons doel om de VOM-community te versterken en bij elkaar te houden. Bij onze leden zijn grote spelers zoals Renson, Betafence, CNH en Agfa, maar ook heel veel kleine kmo’s waar de zaakvoerder soms nog zelf mee in de lakstraat werkt. Op dat vlak gaan we heel breed.”
Coronacrisis
STERCK. Jullie hebben eind maart een eerste rondvraag gedaan over de impact van de coronacrisis op de sector. Wat waren de belangrijkste vaststellingen?
Fincken: “Uit de eerste uitgebreide bevraging van maart bleek dat 53% van de respondenten rechtstreeks hinder ondervond in de logistieke keten. Dit situeerde zich op verschillende niveaus. 90% van de klanten en opdrachtgevers bleek niet meer tijdig of voldoende materiaal te kunnen leveren aan de jobshops. Dat zijn de coaters die materiaal van anderen behandelen. 60% van de leveranciers van chemie en apparatuur konden hun klanten in grote mate nog bevoorraden maar geen persoonlijke service meer leveren omdat ze niet meer toegelaten werden op de bedrijfsvloer. Uit de bevraging bleek ook dat de coronacrisis effect heeft op de cashflow van 60% van de oppervlaktebehandelende industrie. Het uitblijven van bestellingen en annulaties van klanten zijn daar de belangrijkste redenen.”
STERCK. Welke impact kan dit hebben op de toekomst?
Fincken: “Iedereen moet nu tal van beproevingen doorstaan. Een crisis zoals deze brengt aan het licht hoe wendbaar bedrijven, organisaties en personeel zijn. Iedereen moet nu uit zijn comfortzone treden. De urgentie waarmee we deze crisis moeten oplossen, valt niet te onderschatten en vereist al onze mentale energie en middelen, ondernemerschap en aanzienlijke overheidsmaatregelen. Naast de inspanningen om de verspreiding van het virus te stoppen, moeten we de overweldigende economische gevolgen aanpakken en de bedrijfscontinuïteit versterken om de gevolgen te minimaliseren.
Een positief effect kan misschien zijn dat het processen versnelt om aan reshoring te gaan doen. Om meer met de lokale industrie te gaan werken en minder afhankelijk te worden van grootmachten zoals China of de VS. Wie er ook wel bij vaart, is het milieu. Zowel de luchtverontreiniging als de CO2-uitstoot zijn in de beginmaanden van de crisis fors gedaald. Hopelijk ontstaat er discussie over een aanpak waarin de industrie kan streven naar betere milieuprestaties.”
Businessmodel herdenken
STERCK. Wat zijn, naast de huidige crisis, de belangrijkste evoluties in de sector?
Fincken: “Digitalisering en automatisering zijn noodzakelijk. We moeten in onze sector meer meten zodat daaruit trends gedetecteerd kunnen worden. Daarmee kan men de werking veel meer bijsturen. Dat wordt nog te weinig gedaan, ook omdat de personeelsbeschikbaarheid daalt, vooral van mensen met een echte vakkennis. Men zal meer moeten digitaliseren. Bij onze bedrijven zien we niet zozeer een vervanging door robots maar wel samenwerking met de zogenaamde cobots: samenwerken met geautomatiseerde systemen.
Je moet een heel dienstenpakket opbouwen rond kwaliteit en duurzaamheid.
Onze ondernemers moeten hun businessmodel herdenken. Je moet geen coating verkopen maar een heel dienstenpakket opbouwen rond kwaliteit en duurzaamheid, zeker bij kleinere bedrijven. Ze hebben vaak te weinig notie waar het zwaartepunt van hun activiteiten liggen. Wat zijn je producten? Welke output is er? Welke kosten kan je koppelen aan je output? Eigenlijk is de meerwaarde van onze leden de coating die ze aanbrengen. Maar er gaat heel veel tijd naar logistiek, afhandeling, verpakking … Je moet goed kijken waar de sterkte zit en welke activiteiten daaraan bijdragen. In sommige werkplaatsen wordt maar drie uur van de productietijd per dag effectief gelakt. De rest van de tijd gaat naar het ophangen van stukken, drogen, kleurwissels … Daardoor draait een machine soms nog niet eens de helft van een werkshift.”
Qualisteelcoat
STERCK. Hoe kijken jullie naar het toenemend belang van kwaliteitslabels? Op welke manier kunnen Belgische bedrijven dit als een meerwaarde uitspelen?
Fincken: “Je moet dat meer zien als een concurrentiële troef naar de klanten en de markt toe. Meedenken met de klant en het concept vertalen naar een kostenefficiënt en kwalitatief product is één van de belangrijkste pijlers van onze lakbedrijven. Het kwaliteitslabel Qualisteelcoat is daarom een uitstekende manier om het kwaliteitssysteem permanent te bewaken en om de productie naar een hoger kwaliteitsniveau te brengen én te houden. Het label geeft een sterke onderhandelingspositie bij het binnenhalen van projecten om staal te beschermen. Bovendien is het een extra stimulans om medewerkers actief bij het kwaliteitsgebeuren te betrekken wat niets dan voordeel levert.”
STERCK. In hoeverre heeft het Qualisteelcoat-label ingang gevonden in de markt?
Fincken: “In België zien we een stagnatie. Reden daarvoor is dat Qualisteelcoat te weinig in de voorschriften staat en te weinig meegenomen wordt in lastenboeken. Daar komt nu verandering in. VOM is in onderhandeling met Infrabel en de NMBS die in hun specificaties de coatingsystemen van Qualisteelcoat gaan overnemen. Dat zou een sterke boost moeten geven. Het label biedt een aanzienlijk voordeel richting de conformiteitsverklaring EN1090 die heel erg belangrijk is in de staalbouw. Voor lakbedrijven die het Qualisteelcoat-label al verworven hebben, is het slechts een kleine stap om ook de EN 1090-conformiteitsverklaring te behalen. VOM, Belgisch Licentiehouder voor
Qualisteelcoat, heeft een akkoord met IFO GmbH (Institut für Oberflachentechnik) uit Duitsland dat geaccrediteerd is om conformiteitsattesten uit te schrijven. Via het controlelabo METALOGIC kunnen ze de
EN-1090-audit uitvoeren. Het lakbedrijf kan de EN 1090-inspectie op hetzelfde moment als de verplichte jaarlijkse QSC-audit laten plaatsvinden of op een ander tijdstip. Het eerste geval is kostenbesparend en minder tijdrovend. Net zoals het QSC-label is het EN 1090-conformiteitsattest één jaar geldig.
Staalconstructiebedrijven kunnen soms hun eigen kwaliteitssysteem opleggen. Maar dit betekent dat je je als jobcoater met meerdere klanten elke keer moet aanpassen aan het kwaliteitssysteem van je klant. Als je zelf een kwaliteitslabel kan inrichten, moet je niet continu het systeem van je klant volgen.”
STERCK. In welke mate is metaal- en oppervlaktebehandeling een lokale business? Is export mogelijk?
Fincken: “Onze VOM-leden zijn bedrijven die voornamelijk werken in een Benelux-context. 70% van hun business situeert zich lokaal of is beperkt tot de nabije buurlanden. De logistiek van stukken is in onze markt vaak kostbaar en tijdrovend. Ik denk dat in deze crisistijd naar boven is gekomen dat lokaal werken kan lonen.”
Bedrijven moeten kijken naar samenwerking op lange termijn en serviceverlening.
Uitdagingen
STERCK. Hoe gaat de sector om met de toenemende vereisten op vlak van ecologie en duurzaamheid?
Fincken: “Het circulaire gedachtengoed kent nog geen doorbraak. Iedereen roept daar hard over, maar in de praktijk zie ik er nog weinig van. Een oplossing zou kunnen zijn om in de lastenboeken circulair aanbesteden op te nemen want dan moeten alle partners met elkaar in overleg gaan. Duurzaamheid is een must. In de REACH-reglementering gaat er heel wat veranderen. En in de opslag van gevaarlijke en chemische stoffen zal het duurzame gedachtengoed zeker op de voorgrond komen. Slim ondernemen is key. En aan de basis daarvan ligt een goed businessmodel. Weten waarmee je bezig bent, waar je toegevoegde waarde ligt, waar je winstgevendheid zit ... In een duurzame wereld is dit belangrijker dan ooit.”
STERCK. Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor de sector de volgende jaren?
Fincken: “In eerste instantie is natuurlijk alles erop gericht om de crisis goed door te komen. Misschien is het ook een gelegenheid om prijsconcurrentie aan te pakken. Bedrijven moeten kijken naar samenwerking op lange termijn en serviceverlening. Ze moeten de levensduur van een product meer uitspelen en werken aan systemen die minstens 15 jaar meegaan. We moeten zoals gezegd afstappen van keuzes die alleen gemaakt worden op basis van prijs. Er zijn bedrijven die in de crisis van 2008 een prijsdaling hebben doorgevoerd om zo business te doen en een deel van hun kosten te betalen. Ze waren een jaar geleden nog steeds niet op het originele prijsniveau van voor 2008. Intussen zijn personeel, energie en andere kosten wel gestegen. Dat zie je ook bij de bedrijven die bijvoorbeeld aluminiumramen en -deuren lakken. Er wordt soms gewerkt aan prijzen waar je de kosten niet mee kan mee betalen, puur om opdrachten binnen te halen.”
Misschien moeten ondernemers hun relatie met de klant herzien. In plaats van de factuur volledig te betalen bij het afleveren van een order, kiezen voor een gespreid servicecontract zodat je aantoont dat je jouw verantwoordelijkheid neemt en de klant niet in de kou laat staan. Dat zijn trends die we zien gebeuren. Mensen moeten hun businessmodel in vraag durven stellen.
We moeten in elk geval digitalisering en innovatie blijven promoten. De crisis toont aan dat het op sommige domeinen wel kan. Het blijft wel een moeilijk punt hoe je nog onderscheid kan maken als iedereen digitaal werkt. Ook vanuit VOM moeten we daar de oefening maken. Waar zit je onderscheidend vermogen als bedrijven alles openstellen voor de hele wereld? Iedereen zoekt oplossingen en uitwegen om tot groei te komen.”