Hoe kunnen we groenten en aardappelen in de toekomst zo efficiënt mogelijk verwerken en bewaren? Dat was de centrale vraag die aanleiding gaf tot de opstart van het VEG-i-TEC-project. Bij dit grensoverschrijdend partnership tussen Vlaanderen, Wallonië en Frankrijk onderzoeken wetenschappers, in samenwerking met ondernemingen, nieuwe mogelijkheden voor de groenten- en aardappelverwerkende industrie. Professor Imca Sampers van de UGent Campus Kortrijk, één van de trekkers van dit project, nam de tijd voor een rondleiding.
STERCK. Professor, wat was de concrete aanleiding voor VEG-i-TEC?
Professor Imca Sampers: “Voor ondernemingen is het niet zo eenvoudig om technologische innovaties in hun bedrijfsprocessen te integreren. Ze merken vaak dat er een grote kloof gaapt tussen de onderzoeksfase en de effectieve implementatie. Zo groeide het idee om voor voedingsbedrijven en hun leveranciers een proeftuin te creëren die innovatie stimuleert, realiseert en vervolgens ook implementeert. Door de expertise van een aantal kennis- en onderzoeksinstellingen te bundelen en proefinstallaties ter beschikking te stellen voor toegepast onderzoek, training en demonstraties, kunnen we nieuwe technologische ontwikkelingen faciliteren. De extra kennis die je in zo’n ‘Living Lab’ genereert, kan je vervolgens ook meenemen in workshops voor bedrijven en in opleidingen voor studenten.”
Uit nevenstromen kunnen we componenten winnen die nuttig zijn voor de agro-voedingsmarkt of niet-voedingsgerelateerde toepassingen.
Invloed op kwaliteit
STERCK. In functie daarvan werd het onderzoeksgebouw recent geopend. Wat vinden we allemaal in VEG-i-TEC?
Sampers: “Het is een piloothal waar we zowel op laboschaal als op semi-industrieel niveau aan de slag gaan. Concreet nemen we verwerkingsprocessen van groenten en aardappelen onder de loep en bekijken we ook het energie- en watermanagement in de agro-voedingsindustrie. De ene hal focust zich op proces- en afvalwaterbehandeling, de andere concentreert zich op het volledige proces (van net na de oogst tot en met het verpakt product) dat bij de verwerking van groenten en aardappelen komt kijken. We gaan onder meer na welke invloed nieuwe technologieën hebben op de kwaliteit van het eindproduct. Hoe evolueert de houdbaarheid? Welke impact is er op de gewenste geur-, smaak- en visuele kwaliteit? Hoe zit het met de voedselveiligheid? Wat is hun effect op economisch, ecologisch en sociaal vlak?”
“Op die (semi-)continue proceslijn kunnen we ook een modulaire infrastructuur voor waterbehandeling aansluiten. Daarnaast beschikken we over een stockeerruimte voor de opslag van voedingsmiddelen bij verschillende temperaturen en een lab voor analyses en microbiologie.”
STERCK. Welke kennis hopen jullie zoal te vergaren in deze piloothal?
Sampers: “We kunnen alle facetten van het traject van de groenten- en aardappelteelt simuleren en evalueren. Daarvoor gebruiken we veel sensoren en meetapparatuur, die een schat aan data zullen genereren. Die gegevens worden continu bewaard en zullen gespecialiseerde voedingsbedrijven helpen om onder meer het energie- en waterverbruik tot in de details te bekijken. Zo kunnen ze diverse processen objectief vergelijken en besparingsmogelijkheden creëren. Daarnaast geeft de pilootinfrastructuur een duidelijk beeld over hoe complex bepaalde processen zijn en welke meerwaarde ontwikkelingen inzake waterbehandeling, proces- en sensortechnologie kunnen hebben.”
STERCK. Met andere woorden: het circulaire gegeven wordt belangrijker dan ooit?
Sampers: “Klopt. Als de ideale configuratie van de pilootapparatuur is bepaald, kunnen we modulair opgebouwde proceslijnen voorzien en apparatuur integreren om nevenstromen (water en plantaardige fracties) te valoriseren. Uit die nevenstromen kunnen we componenten winnen die voor de agrovoedingsmarkt of toepassingen die los staan van de voedingsmarkt, nuttig zijn.”
STERCK. Opvallend: veel projecten die binnen het totaalproject zullen worden gerealiseerd, hebben een sterke link met water.
Sampers: “Vier jaar geleden waren we al begonnen met de proeftuin voeding-water, waarbij we een multidisciplinair netwerk hebben opgezet met vertegenwoordigers van kennisinstellingen, praktijkcentra en bedrijven. Hierbij onderzoeken we de waterbehandeling die essentieel is voor de verwerking van aardappelen, groenten en fruit. Bij VEG-i-TEC krijgt dat gestalte door de investering in één proceslijn voor verse en verwerkte voeding, een stoom- en ijswaterinstallatie en voorzieningen voor de pilootinfrastructuur rond waterbehandeling.”
We kunnen alle facetten van het traject van de groenten- en aardappelteelt simuleren en evalueren.
“Daarnaast fungeert ons onderzoekscentrum als een testlocatie voor het WaterTestNetwork. Dat is een Europees programma, gericht naar technologieleveranciers van allerlei pluimage, en met demonstratiesites in België, Frankrijk, Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Ze kunnen er hun systemen optimaliseren, valideren en tonen door met verschillende types afvalwater te experimenteren. Vlakwa (Vlaams Kenniscentrum Water) begeleidt de Belgische kmo’s die hieraan deelnemen. Binnen VEG-i-TEC beschikken we over waterbronnen zoals grond-, regen- en oppervlaktewater, die in tien citernes van elk 10 m³ worden opgeslagen.”
Ketenbenadering
STERCK. Is de onderzoekshal in Kortrijk de enige biotoop van het VEG-i-TEC-verhaal?
Sampers: “Ja, want in Kortrijk gaat het om een ketenbenadering. Er zijn wel nog twee complementaire accommodaties in Frankrijk. Zo heb je in Villeneuve d’Ascq de onderzoekshal van INRAe, waar wetenschappers vooral het hygiënisch ontwerp van de machines en de proceslijnen bekijken in samenwerking met de universiteit van Rijsel en de Universiteit Gent. In Arras is er de pilootfabriek van Adrianor, die zich focust op traditionele voedselverwerking. Ze is verbonden aan de Universiteit van Artois en Hainaut Cambrésis en werkt samen met de Universiteit van Luik.”
STERCK. Wie aardappelen zegt, denkt direct aan frieten. Zetten jullie ook daarop in?
Sampers: “We voorzien hiervoor extra onderzoeks- en pilootinfrastructuur via het Europees project ‘Belgian Fries’. Zo komt er in de toekomst nog een frituurlijn met onder meer een droogoven, een ‘pre-duster’ (brengt een laagje bloem op voedingsproducten aan), een ‘batter applicator’ (voorziet een laagje beslag), een paneerlijn en een bakoven. Hiervoor werken we samen met Flanders’ FOOD, Belgapom, Vandemoortele en Huis van de Voeding.”
STERCK. Welke impact zal VEG-i-TEC hebben op het voedingsgerelateerd onderwijs dat de UGent op Campus Kortrijk aanbiedt?
Sampers: “Studenten konden bij ons al terecht voor drie unieke industrieel ingenieursopleidingen, waarvan circulaire bioprocestechnologie misschien wel de belangrijkste trekpleister is. Dat gaat over de ontwikkeling van nieuwe, biogebaseerde processen voor de productie en bioraffinage van gezonde voedingsingrediënten, chemicaliën, duurzame en biobrandstoffen. Het circulaire verwijst naar de mogelijkheden om het eindproduct te recycleren of biodegradeerbaar te maken en hoe neven- en afvalstromen tot nieuwe producten kunnen leiden. Vanaf het academiejaar 2022-’23 komt er met ‘Sustainable Food Packaging’ een master-na-masteropleiding bij.”
Voor VEG-i-TEC slaan heel wat partners de handen in elkaar. In België zijn dat de UGent Campus Kortrijk, Howest, Flanders’ FOOD, VITO (Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek) en Vlakwa (Vlaams kenniscentrum Water). Daarnaast heb je Adrianor (het Franse expertisecentrum voor de voedingsindustrie) en INRAe (Frans nationaal onderzoekscentrum voor de landbouw, de voeding en het milieu). Het gebouw staat voor een investering van circa 7,5 miljoen euro. Ongeveer 3 miljoen euro komt uit het Vlaanderen-programma van EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling). Het Vlaamse Hermesfonds draagt ongeveer 750.000 euro bij.
STERCK. Vanwaar die keuze?
Sampers: “Ten eerste is er in het werkveld nood aan mensen die in dit domein een masteropleiding hebben genoten. Secundo heeft het aspect verpakkingen sowieso essentiële raakvlakken met levensmiddelen en duurzaamheid. Bovendien is er geen betere plek om deze unieke opleiding aan te bieden, aangezien we in West-Vlaanderen talrijke producenten van levensmiddelen en verpakkingen hebben, er veel onderzoeksexpertise is en we nu met VEG-i-TEC over relevante pilootapparatuur beschikken.”
STERCK. Waarop zal de opleiding zich concentreren?
Sampers: “Verpakkingssystemen moeten voedingsproducten veilig en langdurig bewaren en tegelijk een zo laag mogelijke ecologische impact hebben, want zowel consumenten als overheden willen een samenleving die zo groen mogelijk is. Het verhogen van het circulaire karakter van voedingsverpakkingen past daar naadloos in. Dat wordt een belangrijke uitdaging voor de toekomst. Het is dan ook cruciaal om jonge mensen via een opleiding de kennis aan te reiken, zodat ze daar later in hun professionele carrière mee aan de slag kunnen bij hun toekomstige werkgevers.”