Er beweegt heel wat in de wereld van oppervlaktebehandeling. Centraal staat de evolutie naar een meer duurzame en efficiënte productie en voldoen aan de regels die vanuit Europa op ons afkomen. Veerle Fincken, manager van koepelorganisatie VOM, licht toe wat dit precies inhoudt.
Wat hebben bedrijven in de toelevering van de lucht- en ruimtevaartindustrie, in de metaalsector, in de bouw of de machine-industrie, in de automotive of de agrarische sector gemeen? Op nagenoeg al hun producten en materialen moet er een dun eindlaagje voorzien worden om de oppervlakte te beschermen tegen corrosie, vervuiling,… “Oppervlaktebehandeling is een technologie die wordt ingezet in een heel brede waaier van sectoren,” legt Veerle Fincken uit. “Voor al die bedrijven leveren we een belangrijke toegevoegde waarde. Tegelijk is oppervlaktebehandeling onderhevig aan heel wat regel- en wetgeving. Dat maakt het uitdagend en boeiend.”
STERCK. Er zijn verschillende deeldomeinen?
Veerle Fincken: “Voor je een oppervlak kan behandelen, moet je eerst zorgen dat deze proper is. Dat kan via een mechanische of chemische voorbehandeling. De meest gekende mechanische voorbehandeling is stralen. Bij de chemische voorbehandeling zijn er heel wat nieuwe types ontstaan omwille van de REACH-regelgeving die geldt voor alle Europese landen. Men heeft naar alternatieven en milieuvriendelijke oplossingen gezocht. De juiste voorbehandeling is eigenlijk de essentie van een goede coating. Als je die niet hebt, ga je problemen krijgen, bijvoorbeeld op vlak van levensduurverwachting en kwaliteit.”
Vergunningen gaan meer afhankelijk zijn van de locatie waar je als bedrijf bent gevestigd.
STERCK. Vervolgens zijn er verschillende toepassingen mogelijk?
Fincken: “Je hebt de metallische deklagen waarbij je een dun laagje metaal aanbrengt en je hebt de organische coatings die we beter kennen als poederlakken of natlakken. Binnen de metallische deklagen bestaan er heel veel technologieën. Je kan bijvoorbeeld via een elektrolytisch proces een dun laagje van 20 of 30 micron zink, nikkel of aluminium aanbrengen. Maar je kan dat ook spuiten (metalliseren). Als het nog fijner moet, kan je HVOF spuiten. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de anti-slijtagebehandeling van grote schoepen of de herstelling van tandwielen.
Denk bijvoorbeeld aan grote baggerschepen waar je schade aan een bepaald onderdeel kan herstellen in plaats van dat onderdeel helemaal te vervangen. Het is een technologie die we echt naar voor schuiven omwille van de duurzaamheid.
Daarnaast is er nog het galvaniseren, het thermisch verzinken of diepbad verzinken. We zien daar vooral een evolutie naar verdere CO2-reductie en de opbouw van ecosystemen. Iedereen is ermee bezig om de ecologische voetafdruk zoveel mogelijk te beperken. En tenslotte is er nog de groep van het natlakken en poederlakken. Dat procedé is sinds jaar en dag bekend. Daar zie je vooral evolutie in het product zelf. Bijvoorbeeld door gebruik van verf die minder solvent bevat of die meer watergedragen is, zonder zware metalen. Ook de technologie wordt steeds fijner zodat je minder grondstoffen moet gebruiken of minder energie moet toevoegen aan het proces. Bij poedercoaten is dat net hetzelfde. Ook daar zie je een trend van low bake poeders, dunnere lagen, betere primers,…
Buiten de grote groepen van metallische en organische deklagen zijn er ook nog de warmteprocessen. Daarbij gaat men een soort diffusieproces creëren op het metaal zodat de eigenschappen veranderen. Dan werkt men met temperaturen van 900 graden en meer.”
Duurzaamheid en efficiëntie
STERCK. Als we dit zo horen, gebeuren er grote inspanningen op vlak van milieu en duurzaamheid?
Fincken: “Dat is absoluut zo. De grootste uitdaging schuilt in innovatie met milieuvriendelijke producten. En daarnaast is er de energietransitie omdat we grote verbruikers zijn van elektriciteit en gas. Behandelings- en spoelbaden die vroeger functioneerden aan 60 tot 70 graden, werken nu al bijna aan kamertemperatuur. Ook bij poedercoaten gebeurt het bakken in de oven tegenwoordig aan lagere temperaturen omdat de nieuwe poeders dat mogelijk maken.
Naast energietransitie, werken onze bedrijven ook aan optimalisatie van de lijnen. Men tracht meer output te genereren met dezelfde input door een goede engineering. Hoe kunnen we meer stukken op hetzelfde moment produceren? Hoe kunnen we de lijn beter benutten? Dat zijn de uitdagingen.”
STERCK. Welke rol speelt de VOM in dat geheel?
Fincken: “We tellen 260 leden in België. Ze vertegenwoordigen ongeveer 20.000 werknemers. Dat kan tellen. Onze leden gaan van grote spelers zoals Akzo, Betafence, Agfa, CNH,… tot heel kleine bedrijven waar ze met 5 à 10 mensen werken en de baas soms nog zelf in de productie staat en de bestellingen en de administratie doet.”
STERCK. Jullie leden zijn sterk afhankelijk van de economische conjunctuur?
Fincken: “België is een sterk exportgedreven land, maar dat is tegenwoordig niet gemakkelijk. Ook buurlanden zoals bijvoorbeeld Duitsland zoeken meer en meer hoe ze hier afzet kunnen genereren. Het is een competitieve markt. De grote spelers doen het nog altijd redelijk goed, al zien we toch dalende omzetten. De kleinere bedrijven worstelen in sommige gevallen met de vraag om over te schakelen op een ploeg minder of om economische werkloosheid in te roepen.
In sommige markten speelt de prijsconcurrentie een heel sterke rol. We zien ook consolidaties. De kleinere bedrijven gaan zich verenigen in grotere en sterkere groepen die dan verschillende disciplines onder één dak hebben en schaalvoordeel kunnen creëren. Zeker binnen de organische coatings is dat een trend.”
“We zien de laatste jaren veel jonge ondernemers hun intrede doen in onze bedrijven,” zegt Veerle Fincken. “We willen als VOM een platform creëren waar die jonge mensen elkaar kunnen ontmoeten en hebben dat ‘Young VOM’ genoemd. Iedereen die in de sector actief is en jonger is dan 40 jaar, mag daarop inhaken om mensen en technologie te leren kennen die hen kunnen helpen in het ondernemerschap. Young VOM is op korte tijd uitgegroeid tot een sterk netwerk dat 4 keer per jaar een heel specifieke activiteit organiseert voor deze doelgroep. Het is goed dat de kennis van oudere generaties op die manier wordt overgedragen naar de jongeren. Zij zijn onze toekomst.”
Green deal en ESG
STERCK. Welke uitdagingen houden jullie leden nog bezig?
Fincken: “In alles wat we als VOM organiseren, kijken we naar zaken zoals de Green Deal en de uitdagingen die in 2030 moeten zijn gerealiseerd. Duurzaam produceren is hét thema. Hoe kan je inspelen op de energietransitie en zeker zijn van je energievoorziening? Een grote uitdaging blijft ook het tekort aan geschikte mensen. En dan is er nog heel het wetgevend luik. We helpen onze leden om alle gegevens die voor de ESG-rapportering nodig zijn bij elkaar te brengen. Dat gaat niet alleen over bedrijfsbeheer, maar bijvoorbeeld ook over hoe een bedrijf met medewerkers en klanten omgaat. De banken en stakeholders gaan die informatie echt eisen. In onze werking en events focussen we daarop. Veel van hen zijn pas in 2028 aan de beurt voor ESG-rapportering. Maar dat wil zeggen dat ze in 2027 hun systeem op punt moeten hebben staan om aan datacollectie te doen. We merken dat dat veel vragen oproept. Hoe ver moet je daarin gaan? Waar haal je je gegevens? Je moet bijvoorbeeld weten hoe en in welke omstandigheden je grondstof ontgonnen is. Onze bedrijven moeten zich daarop voorbereiden. Tegelijk geeft het hun ook wel veel meer inzicht in hun bedrijf. Het is een kans om het nog beter te doen en een concurrentieel voordeel op te bouwen. De grootste asset van onze bedrijven is de technologie die ze beheersen. Als VOM is het onze opdracht om onze leden zo goed mogelijk te informeren.”
Qualisteelcoat
STERCK. Jullie promoten ook het kwaliteitslabel Qualisteelcoat?
Fincken: “Dat is een internationaal kwaliteitslabel voor het lakken van staal. In België zijn er intussen 12 lakkerijen die dat hebben. De VOM is licentiehouder voor België. Het label is bedoeld voor lakkerijen die willen aantonen dat ze staan voor duurzaamheid, kwaliteit en een lange levensduur van de stukken die ze coaten. De toekenning gebeurt na een uitvoerig traject en een audit door een externe partij. Het helpt lakkerijen om zich te onderscheiden. Opdrachtgevers zoals de overheid nemen de eis voor een dergelijk label steeds vaker op in hun lastenboeken. Het belang van Qualisteelcoat neemt dus alleen maar toe. Al is het een flinke stap om dat te behalen. Je moet als bedrijf echt een ingestelheid creëren en kwaliteitsbewust leren denken van het hoogste niveau tot de werkvloer. En je moet dat ook kunnen bewijzen met logboeken en procedures. Alles moet traceerbaar zijn.
We willen het kwaliteitslabel in de toekomst ook proberen te koppelen aan een garantieverzekering voor lakwerk. In grote bouwprojecten is het bijvoorbeeld belangrijk dat een lakker zich kan verdedigen voor de job die hij heeft gedaan. We willen dat onze leden zich daarvoor kunnen verzekeren. Als er een schadegeval is, wordt er nu vaak een commerciële oplossing gezocht. Een auditsysteem helpt om iets verzekerbaar te maken.”
Europa bepaalt
STERCK. Jullie werken ook aan het Europese kader van BREF? Kan u dat toelichten?
Fincken: “BREF staat voor Best References. Het is een Europees document dat de toekomst van onze bedrijven uittekent. Alle technologieën worden erin besproken. Het bepaalt waar er in de toekomst nog geloosd mag worden, welke emissies nog mogelijk zijn… Het is een Europese richtlijn die vervolgens in lokale of nationale wetgeving wordt vertaald. Vlaanderen zal daar zeker in volgen. Voor de vernieuwing van een exploitatievergunning zal je op termijn bijvoorbeeld BREF moeten volgen. De richtlijn zit momenteel in een uitgebreide studiefase. Zodra er een concreet voorstel is, gaan we er samen met onze leden aan werken om te kijken wat haalbaar en niet-haalbaar is. We mogen opmerkingen geven, maar het moet gemotiveerd zijn. Omgeving Vlaanderen heeft VITO gedetacheerd als nationale vertegenwoordiger in de Sevilla-commissie die aan de richtlijn werkt. Agoria en VOM zetelen ook in de begeleidingscommissie van het VITO. Zo kunnen we participeren en onze feedback en terugkoppeling geven. Tegelijk kunnen we ook via onze Europese beroepsvereniging commentaar en feedback geven. Op die manier hopen we het standpunt van onze industrie te verdedigen."
De grootste uitdaging schuilt in innovatie met milieuvriendelijke producten en de energietransitie.
STERCK. Er wordt steeds meer gestuurd vanuit Europa?
Fincken: “Afvalwater is daar een goed bijvoorbeeld van. Vanaf 2027 moeten volgens de Europese waterrichtlijn alle rivieren gezonder zijn. België scoort nog vrij slecht. In de plaats van sectorale lozingsvoorwaarden - zoals VLAREM nu is opgebouwd - gaat men in de toekomst kijken op welk waterzuiveringsstation een bedrijf is gekoppeld en in welke waterloop het loost. Vergunningen gaan daardoor meer afhankelijk zijn van de locatie waar je als bedrijf bent gevestigd. Dat voelen onze bedrijven nu al bij inspecties.
En zo is Europa ook bezig met de uitwerking van een restrictiebeleid rond PFAS. In welke toepassingen mag je welke PFAS nog gebruiken? Er zijn de autorisatiedossiers rond het gebruik van Chroom 6… Men wil daar evolueren van een autorisatiebeleid naar een restrictiebeleid op Europees niveau. Er staan veel veranderingen op stapel, er komt heel veel uit Europa op ons af, maar het is nog een beetje zoeken. Het maakt onze rol momenteel heel uitdagend. Er liggen veel kansen, maar het moet voor onze bedrijven wel nog mogelijk blijven om hun activiteiten in België te houden. We leven in een andere wereld dan 30 jaar geleden.”