2020 is voor niemand een normaal jaar, ook in de bouwsector niet. Hoog tijd om even de temperatuur op te meten. Dat deden we met zeven gesprekspartners in een coronaveilige vergaderzaal van de Confederatie Bouw West-Vlaanderen. Een debat over regelneverij, verzekeringsstress, de kracht van BIM-modellen, de betonstop – pardon, de bouwshift – en, helaas, één of ander virus.
Zelfs als over honderd jaar wordt teruggeblikt op 2020, zal één woord volstaan: corona, het virus dat helaas ook de bedrijven van onze panelleden impacteert.
Jan Leye: “Dankzij thuiswerk konden we de lockdown wel counteren, maar dat heeft onvermijdelijk een invloed op je rendabiliteit. Ook nu nog leeft er veel onzekerheid, omdat niemand weet waaraan we ons nog mogen verwachten. Je kan je planning en capaciteit wel afstemmen op uitgestelde deadlines, maar uiteraard werken we liever met een strakke timing. Uitstel betekent namelijk onvermijdelijk dat de bouwheer bepaalde eerder gemaakte keuzes over zijn project weer in twijfel trekt.”
Er zijn meer bouwprojecten waarbij de productie en de logistiek in verschillende bouwlagen worden ondergebracht.
Geert Cordier: “Wij zagen dat er heel veel stilviel. Dat had een duidelijke invloed op het afsluiten van nieuwe contracten in maart en april, maar door het recurrent karakter van verzekeringspremies voelden we dat niet meteen in onze totale omzet. Het valt te verwachten dat we de echte impact pas zullen voelen in het voorjaar van 2021 en zelfs in 2022. Als de orderboekjes van onze verzekeringnemers minder gevuld zullen zijn en hun omzet daalt, zal zich dit ook doorzetten in de op omzet gebaseerde verzekeringspremies van de beroepsaansprakelijkheid.”
Bart Librecht: “In onze sector zien we vaak dat klanten pas lastminute opdrachten plaatsen, maar wel verwachten dat die projecten vervolgens een zo snel mogelijke uitvoering krijgen. Net dat is nu erg uitdagend, vermits we heel onze werking moesten herbekijken. Zo zijn we gaan werken met kleinere teams, die ’s morgens gespreid begonnen omdat we telkens de temperatuur van iedereen moesten controleren. Bovendien vergen de coronamaatregelen ook veel meer administratie.”
Charles Valcke
Managing director bij Valcke Prefab Beton, gespecialiseerd in industriebouw en toelevering van stortbeton.
Charles Valcke: “Wij focussen ons vooral op de b2b-markt, die toch twee à drie maanden zo goed als stilgelegen heeft in verkoop. Gelukkig merkten we vlak voor het bouwverlof een licht herstel. We zijn nu volop bezig met de uitvoering van projecten die nog voor de corona-uitbraak zijn besteld. Toch valt te vrezen dat we in de loop van 2021 of 2022 een daling zullen zien, omdat architecten nu al minder werk hebben. In het verleden hebben recessies ook steeds met vertraging effect gehad. Het enige voordeel is dat we ons daarop kunnen voorbereiden.”
Pieter Vandewiele: “We zijn in maart volledig moeten stoppen – ook met bureauwerk – onder meer omdat we veel schrik bij onze medewerkers merkten. Het geleden omzetverlies van circa 10 % kunnen we dit jaar niet meer goedmaken. Het was vooral belangrijk om onze liquiditeit nauwgezet op te volgen. Nu verloopt alles weer vrij normaal, al rijden onze arbeiders wel met hun eigen wagen naar de werven. Voorlopig kunnen we weer verder, maar door ziektes of verplichte quarantaines kan je opnieuw veel tijd verliezen. Ons orderboekje is nog tot eind volgend jaar goed gevuld, ondermeer dankzij een project dat we in volle coronaperiode nog binnenhaalden. We mochten een tijdje geen vastgoed meer verkopen, maar toen dat vanaf eind mei wél weer kon, slaagden we er tegen het bouwverlof in om de verloren maanden weer te compenseren. Mocht het virus opnieuw hevig toeslaan, ben ik vooral bevreesd door het psychologische aspect: het zou kunnen dat mensen dan weer schrik krijgen om te investeren. De media moeten alles in het juiste perspectief plaatsen en mensen niet nodeloos bang maken.”
Na een opleiding van amper acht uur kan je jezelf onmogelijk een asbestdeskundige noemen.
Delphine Bostoen: “Tot onze tevredenheid zagen we dat de werven weer vrij snel geactiveerd werden, al kan dat niet altijd in ideale omstandigheden: veel bouwplaatsen lijden onder een gebrekkige aanlevering van materialen, omdat producenten van bouwmaterialen ook niet draaiden zoals het moest. We blijven thuiswerk toepassen, al blijft collectief fysiek overleg in onze job toch een must. Onze omzet bleef op peil door de opstart van een aantal al geplande projecten, maar de kans bestaat dat we het corona-effect later nog zullen voelen.”
Pedro Pattyn: “Onze schilders konden niet aan de slag in residentiële projecten, want veel mensen zaten thuis, omdat we de sociale afstand daar niet konden garanderen. In industriële en commerciële gebouwen konden we gelukkig wel vlot blijven werken. De grootste uitdaging was om het personeel gemotiveerd te houden. Zij zagen ook hoe de overheid gul was met bepaalde maatregelen, je zou je voor minder afvragen of je dan wel zou gaan werken.”
Geert Cordier
Algemeen directeur Ides Ramboer - bouwverzekeringen en verzekeringen beroepsaansprakelijkheid van ontwerpers in de bouw.
STERCK. Hoe heeft Confederatie Bouw op de crisis gereageerd?
Pattyn: “Veel paniektelefoons hebben we niet gekregen, bouwbedrijven waren vooral geïnteresseerd in hoe ze de maatregelen konden toepassen en waar ze in het buitenland (voornamelijk Noord-Frankrijk) rekening mee moesten houden. Onze administratieve diensten hadden het druk. We zagen bovendien ons ledenaantal licht stijgen. We hadden immers alle coronamaatregelen op onze website gecommuniceerd, ook voor niet-leden.”
2040
STERCK. Tot voor corona had iedereen in de sector de mond vol over de bouwshift. Is dat thema volledig naar de achtergrond verbannen?
Bostoen: “Dat leeft nog sterk op beleidsniveau, maar vooralsnog wordt het niet echt vertaald naar de praktijk. Steden en gemeenten zoeken naar de juiste manier om ermee om te gaan. De zogenaamde ‘Codextrein’ geeft die instanties de verantwoordelijkheid om de juiste beoordelingen van afwijkingen op bepaalde voorschriften te doen. In de realiteit botsen we vaak op een weinig vooruitstrevende visie. Vaak mankeert de politieke moed om de juiste beslissingen in functie van duurzame verdichting te nemen. Als we écht tot meer collectieve woonvormen willen komen, zal een bijsturing van de Vlaamse bouwdroom (een eigen huisje en tuintje) toch noodzakelijk zijn. Die mentaliteitswijziging is er nog lang niet, waardoor bepaalde vernieuwende projecten – bijvoorbeeld cohousing – moeilijk van de grond komen.”
Een uniforme BIM-aanpak zou de foutenlast en de hiermee verbonden schadegevallen in beroepsaansprakelijk-heid verminderen.
Vandewiele: “Ik snap de gedachte wel dat we, onder meer om mobiliteitsredenen en het behoud van groene, open ruimte, dichter bij elkaar moeten gaan wonen, maar op dit moment is er te weinig politieke draagkracht en sturing – laat staan een eenduidig beleid – om daar vooruitgang in te boeken. Het lokale beleid beslist nu zelf of ze die visie volgen of niet. Daardoor is hoger bouwen om meer open groene, open ruimte te creëren, in de meeste gemeenten of steden nog steeds niet mogelijk.”
Bostoen: “Het zou helpen als de vergunningverlenende overheid beter ondersteund zou worden, want dat zijn tenslotte geen architectenbureaus. De komst van Kwaliteitskamers (groep van deskundigen die de stad onafhankelijk adviseert over beeldbepalende projecten) in bepaalde steden is een goede zaak. Ook in de gemeentes is een toekomstgerichte instelling noodzakelijk, want sommige kleinere entiteiten gaan zelfs over tot een appartementenstop. Dat zorgt voor een stevige rem op de bouwshift.”
Bart Librecht
Technisch directeur bij Libreco - professionele asbestverwijdering en deel van de Care For Future Group.
Pattyn: “De vraag is ook: wie zal die bouwshift betalen? Als we tegen 2040 niet meer landelijk mogen bouwen, zal aan die bouwgrondeigenaars wel een marktconforme vergoeding moeten worden betaald, maar dat geld zal er niet zijn.”
Leye: “De bouwshift houdt onvoldoende rekening met wat de markt vraagt. Er mogen nieuwe concepten komen, maar wat als de mensen daar geen pap van lusten? Het wordt een enorme uitdaging om het noodzakelijke behoud van de open ruimte te combineren met de marktvraag en de hoge kostprijs van de bouwshift.”
Valcke: “Als specialist in betonbouw zijn we content dat het woord ‘betonstop’ gebannen is (lacht). Tenslotte zal er beton, dat best duurzame kenmerken heeft, nodig zijn om ook voor bedrijfsgebouwen meer in de hoogte te bouwen. Bedrijven zorgen voor de economische zuurstof van onze samenleving en dus onze welvaart. Indien we deze wensen te behouden, zal er ruimte nodig zijn om te ondernemen, iets wat nu al behoorlijk schaars is. Wél is er nog potentieel in de markt om dezelfde grondoppervlakte beter te benutten in de hoogte. In de jaren tachtig was een bedrijfsgebouw gemiddeld zes meter hoog, onlangs realiseerden we een logistiek gebouw dat 30 meter hoog reikte. Meer dan vroeger zien we bouwprojecten waarbij zowel de productie als de logistiek in verschillende bouwlagen ondergebracht worden.”
Als we echt tot meer collectieve woonvormen willen komen, zal een bijsturing van de Vlaamse bouwdroom toch noodzakelijk zijn.
STERCK. Als extra bedrijfsterreinen niet meer op de vrije ruimte kunnen, dan maar op oudere sites die een nieuwe bestemming krijgen?
Valcke: “Akkoord, maar dit zal nooit de nood aan bedrijfsterreinen volledig kunnen invullen. Het aantal verouderde sites is helaas heel beperkt. Indien we hier meer willen op inzetten, zullen er vanuit de overheid meer stimuli moeten komen voor afbraak- en nieuwbouwprojecten.”
Librecht: “De herinvulling van die sites kan ook niet zomaar, want architecten moeten rekening houden met een waslijst aan voorschriften en beperkingen, waardoor dat hele sloop- en heropbouwproces verre van simpel is.”
NIMBY
STERCK. Op dergelijke verouderde sites is erg vaak nog asbest aanwezig. Zijn we in Vlaanderen en België op de goede weg inzake asbestverwijdering?
Librecht: “Het beleid oogt mooi op papier, maar is in realiteit moeilijk uit te voeren, onder meer omdat er andere normen gelden op Vlaams, Belgisch en Europees niveau. Asbest is nog overvloedig aanwezig: op daken, in isolatie, in pleisterwerk, in plafonds, in keukens … Het aantal stortplaatsen is door de jaren heen gehalveerd, terwijl het eigenlijk verdubbeld zou moeten worden om optimaal te kunnen werken. Maar: probeer vandaag maar eens een nieuwe vergunning voor een stortplaats te krijgen, dan zie je al snel overal het NIMBY-effect (‘Not in my backyard’) opduiken. Komt daar nog bij dat asbestverwijdering behoorlijk duur is.”
Jan Leye
CEO en founder van studiebureau BM Engineering uit Kortrijk en Antwerpen.
Pattyn: “Sommige instellingen, zoals UZ Gent, voeren op dat vlak een erg bewust beleid en strippen gebouwen tot ze volledig casco staan.”
Librecht: “Dat is inderdaad een voorbeeldproject, maar helaas is er in het verleden vaak geïmproviseerd geweest, met verwijdering tot op een bepaald niveau, maar verre van grondig. Bovendien is dit ook werk van echte specialisten. Wie een opleiding van acht uur volgt, krijgt het etiket ‘asbestdeskundige’, maar op zo’n korte tijdspanne kan je de thematiek onmogelijk volledig beheersen. Er zijn maar een tiental bedrijven in België die er echt in gespecialiseerd zijn en al sinds jaar en dag op de markt zijn.”
Passie
STERCK. Wat zijn de grootste uitdagingen waar architecten en studiebureaus tegenwoordig tegenaan lopen?
Bostoen: “We worden verondersteld alle regelgevingen op alle niveaus te kennen en met elkaar te blijven verzoenen, binnen de almaar complexere realiteit van een hele rist normen van akoestiek over ventilatie tot duurzaamheid en circulariteit. Dat ingewikkeld kluwen is één ding, de vaak lange doorlooptijden van projecten – waar de overheidsdiensten niet bepaald wakker van liggen – is ook uitdagend. En toch blijft het een prachtig beroep.”
Leye: “Volledig akkoord, want die passie moet je echt wel hebben. Een vetpot is het niet, want de erelonen zijn messcherp. In het buitenland wordt veel beter afgelijnd welke bouwpartner wat moet doen, maar bij ons belandt zowat alles in het bord van de architect en het studiebureau. Dat maakt het moeilijk om rendabel te blijven, zeker omdat medewerkers ook een aantrekkelijk salaris én een bedrijfswagen verwachten.”
Bostoen: “Het zou helpen mocht je bij overheidsopdrachten het gevoel hebben dat kwaliteit gewaardeerd wordt. Nu zie je te vaak dat voor lage budgetten het onderste uit de kan wordt geëist.”
Pedro Pattyn
Voorzitter Confederatie Bouw West-Vlaanderen en CEO van schildersbedrijf Pattyn NV uit Gullegem.
STERCK. In hoeverre maakt ontwerpen in BIM jullie leven eenvoudiger?
Leye: “Het is op zich een grote investering, maar wel eentje die alles in zich heeft om tot grote efficiëntiewinsten te leiden. Nu halen we er nog lang niet alles uit, omdat er nog te veel gebeurt op basis van ad-hocsamenwerking. Veel studiebureaus en architecten passen BIM louter toe voor het verbeteren van het eigen rendement. Mocht één partij die de bouwpraktijk door en door kent het BIM-traject van begin tot einde behartigen, zou je er nog veel meer uit kunnen halen.”
Vandewiele: “Onze appartementsgebouwen worden in BIM ontworpen, maar dat gebeurt vooral om er de meetstaten uit te halen. Verder dan dat gaat het voorlopig niet. Voor het ontwerpen van individuele woningen in BIM, is het sop de kool niet waard.”
Leye: “Er gebeurt nog te veel dubbel werk. Zo werken wij alles in BIM uit, maar we zien nog vaak dat onze partners bepaalde aspecten volledig opnieuw bekijken, omdat ze het louter vanuit hun eigen perspectief benaderen.”
Cordier: “BIM is een interessant gegeven voor het verzekeringswezen, vooral als een uniforme BIM-aanpak de foutenlast en de hiermee verbonden schadegevallen in beroepsaansprakelijkheid zou verminderen. Wel kan ik mij voorstellen dat de verzekeringsmaatschappijen de respectieve verantwoordelijkheden van de verschillende bouwpartners opnieuw tegen het licht zullen houden wanneer BIM gemeengoed wordt in de bouwprocessen.”
Delphine Bostoen
Bestuurder bij Architecten Groep III uit Brugge - gespecialiseerd in woonontwikkeling, scholenbouw en bedrijfsgebouwen.
Pattyn: “Ook op het vlak van circulair bouwen is BIM absoluut een meerwaarde. Een BIM-model centraliseert alle info over gebruikte materialen en producten in een gebouw, want handig is voor het faciliteren van recyclage en hergebruik.”
STERCK. Tot slot: wat mogen we jullie, behalve een coronavaccin, wensen voor de (nabije) toekomst?
Bostoen: “Het zou fijn zijn als alles beter gestroomlijnd zou verlopen, zeker voor het verkrijgen van vergunningen. Daarnaast hoop ik dat duurzaam bouwen voor iedere bouwheer vanzelfsprekend wordt en dus méér inhoudt dan het strikt voldoen aan de wettelijke verplichtingen.”
Valcke: “Wij hebben een intense samenwerking met de technische scholen. Duaal leren is daar een voorbeeld van en biedt een meerwaarde om de capaciteiten van de nieuwe generatie te leren kennen. Helaas zie je steeds minder jongeren afstuderen in de bouwtechnische richtingen. Daardoor zullen we op lange termijn onvoldoende vakbekwame mensen uit de eigen regio kunnen rekruteren.”
Vandewiele: “Klopt volledig. Het water in de vijver van nieuwe metsers staat niet dieper dan een peuterbadje, terwijl er veel vissers rond de plas zitten. Daarnaast wordt het voor veel bouwbedrijven een grote uitdaging om het orderboekje weer beter gevuld te krijgen. Het verlagen van de btw tot 6 % voor nieuwbouw zou veel soelaas kunnen brengen en de schrik om te investeren kunnen doen verdampen.”
Pieter Vandewiele
Gedelegeerd bestuurder en eigenaar van ERIBO Stijlbouwers.
Cordier: “Ook wij vinden moeilijk extra mensen: schadebeheerders-juristen in bouwgerelateerde verzekeringen en commerciële profielen die ‘de baan’ willen doen, zijn schaars. Bij geschillen zou het fijn zijn, mocht er eerst nog bemiddeling tussen de partijen mogelijk zijn. De wereld wordt juridischer en dossiers worden soms opgestart met het direct dagvaarden van een architect. Architect is een beschermd beroep, maar door het ontstaan van bouwteams en het aanstellen van interne ontwerpers, onder meer bij industrie- en agrobouwers, dreigen de grenzen tussen ontwerpers en uitvoerders in de toekomst waziger te worden. Wat zal hiervan de invloed zijn op het beroep van architect?”
Librecht: “Met meer stortplaatsen en verwerkingscentra voor asbest en een vlotter vergunningstraject zouden wij méér dan tevreden zijn.”
Bouwbedrijven zien zich geconfronteerd met een hele hoop administratie, ook op het vlak van verzekeringen. De wetten-Peeters maken het er niet eenvoudiger op. Geert Cordier: “Op 1 juli 2018 werd de wet-Peeters-Borsus van kracht. Die stipuleert dat aannemers, architecten, studiebureaus en andere actoren, die betrokken zijn bij de ruwbouw water- en winddicht maken van een woningbouwproject, verplicht zijn de tienjarige aansprakelijkheid te verzekeren. Een jaar later ging ook de wet-Peeters-Ducarme in voege, die de ‘dienstverleners in de bouwsector’ (studiebureaus, ingenieurs, architecten, landmeters …) verplicht hun bouwaansprakelijkheid te verzekeren.” “Door de vele onzekerheden in 2018 (inhoud van de wet, datum invoegetreding … ) was eigenlijk niemand klaar met zijn huiswerk. Ondertussen zien we dat velen (ontwerpers, aannemers …) nog niet volledig geïnformeerd zijn. Dat leidt tot problemen om de noodzakelijke attesten van tienjarige aansprakelijkheid te bekomen als deze laattijdig (na aanvang van de werken) gevraagd werden. Dat bemoeilijkt dan weer de controletaak van de architect. Voor projecten niet-woningbouw blijft de oude situatie bestaan: daar is er wel een tienjarige aansprakelijkheid voor stabiliteitsproblemen, maar geen wettelijke verzekeringsplicht. De verzekeringspolissen van ontwerpers (architecten, ingenieurs) waarborgen de tienjarige aansprakelijkheid voor niet-woningbouw wel, aannemers zijn hiervoor in de regel niet verzekerd.”
Pattyn: “We moeten de bouw weer een beter imago bezorgen: wie gemotiveerd is, kan in deze sector nog goed zijn brood verdienen. De jongste vijf jaar is het aantal leerlingen in schildersopleidingen met
21 % gedaald. Dat moet beter.”
Leye: “De connotatie over de bouw moet inderdaad positiever. Daar moeten we met z’n allen aan werken, want dat zou een belangrijk hefboomeffect kunnen creëren op verschillende fronten. De sector verdient dat ook, want het gros van de bouwbedrijven levert echt wel kwaliteit.”