De evenwichtige invulling van vrije ruimte is voor overheden en projectontwikkelaars vaak een heikel punt. Een goede harmonie vinden tussen natuur, wonen en werken blijkt een grote uitdaging. Dat dit wel degelijk nog altijd op een goede manier kan, bewijst het project Tintersweghe in Blankenberge. WVI (West-Vlaamse Intercommunale) gaf het vertrouwen aan projectontwikkelaar Hexagon en architecten Goedefroo & Goedefroo om deze zone efficiënt en duurzaam in te vullen.
WVI heeft een topjaar achter de rug wat betreft de verkoop van gronden voor bedrijventerreinen. In 2019 gingen bijna 50 hectare van de hand. “Gedurende de voorbije 50 jaar ontwikkelden we meer dan 3000 ha aan bedrijventerreinen. Daarbij zitten zowel regionale (vooral in steden, minimum 5 ha groot, bedrijven kopen minimaal 5000 m² grond aan) als lokale zones (ook in gemeenten, maximum 5 ha, maximale aankoop van 5000 m²). Om zoveel mogelijk open ruimtes te sparen, wordt het steeds moeilijker om terreinen die voordien een andere bestemming hadden als bedrijventerrein te bestemmen en te ontwikkelen. We evolueren steeds meer naar brownfield-ontwikkelingen, naar herbestemming van bestaande sites”, zegt Geert Sanders, algemeen directeur van WVI.
STERCK. Waarom lukt het in Blankenberge nog wel?
Sanders: “Er waren al een tijdje signalen dat er voor kleinere kmo's in de stad absoluut nood was aan extra ruimte. In Blankenberge vonden we een ruimte van circa anderhalve hectare die we konden laten herontwikkelen door onze partner Hexagon. Omdat veel ondernemingen maximum 500 m² nodig hebben, beslisten we om er twee bedrijfsverzamelgebouwen te voorzien. In plaats van aan elk geïnteresseerd bedrijf een bepaald perceel te verkopen, kunnen we op die manier kmo’s met een beperkte ruimtebehoefte (125 à 250 m²) samenzetten in zo’n bedrijfsverzamelgebouw. Dat maakt het mogelijk om de ruimte optimaal te benutten. We voorzien er 35 units, 95 % daarvan is al verkocht, op enkele kantoren na is er niets meer vrij. De bijna allemaal Blankenbergse ondernemingen die er zich zullen vestigen, zijn vaak gelinkt aan de bouwsector (elektro-installateurs, plakwerken, specialisten in andere gebouwtechnieken …) en hebben maar een beperkte opslagbehoefte.”
Bedrijfsverzamelgebouwen maken het mogelijk om de ruimte optimaal te benutten.
STERCK. Hoe wordt de zone ingeplant in de omgeving?
Sanders: “De bedrijvenzone is omringd door 3200 m² groene zones en wordt ook aangekleed in harmonie met de omgeving. Er worden gemeenschappelijke lunchplekken in openlucht voorzien met uitzicht op de Uitkerkse Polders.”
STERCK. Mogen we in Blankenberge van een uniek project spreken?
Sanders: “Door de kleinschaligheid van de zone, is het een vrij specifiek project dat zeker als een referentie kan fungeren voor andere gemeenten en steden waar er nog een vrije ruimte van één tot anderhalve hectare aanwezig is. In elk geval merken we ook in andere streken dat bedrijfsverzamelgebouwen snel ingevuld geraken. Dat is onder meer het geval in Vleteren, Damme, Moorslede en Wervik. Het illustreert dat de vraag naar kleine percelen groot blijft, ook in coronatijden. Wel zien we héél sporadisch dat bedrijven die bij ons grond hebben aangekocht, moeite hebben om de deadline voor het verkrijgen van een bouwvergunning (binnen de twee jaar na aankoop van de grond) en/of het opstarten van hun economische activiteit (binnen de vier jaar na de grondaankoop) te halen en om beperkt uitstel vragen.”
STERCK. In hoeverre is WVI al bezig met de herbestemming van brownfields?
Sanders: “Dat doen we al meer dan tien jaar, onder meer in Lissewege en Sijsele, waar de oude militaire kazernes plaats ruimden voor kmo-units. In Waregem werd een oude textielfabriek omgevormd naar een zone voor bedrijvigheid. In Pittem starten we met de herbestemming van de voormalige site van Wienerberger, in Gistel met die van Galloo. Er zijn opportuniteiten genoeg, zeker op centraal gelegen sites in gemeenten of steden waar oude, niet meer operationele fabrieken een nieuwe invulling krijgen. Vaak worden die omgevormd naar een pure woonfunctie, maar we streven ernaar de verwevenheid tussen wonen en werken zoveel mogelijk te stimuleren.”